Voorpagina Cultuur, Gastarbeiders, Islam, Maatschappelijk

Fobie or not fobie

Abdulwahid van Bommel is gastarbeider bij wijblijvenhier.nl

Het neologisme Islamophobia werd in 1996 gelanceerd door ‘t comité Britse Moslims en Islamofobia. Het woord betekent letterlijk overmatige of niet van toepassing zijnde vrees voor islam, maar wordt in ‘t spraakgebruik als vooroordelen tegen moslims gehanteerd. Het woord heeft ondertussen een zekere linguïstische en politieke acceptatie gekregen want in 2004 zat Kofi Anan een conferentie met het thema ‘Confronting Islamophobia’ voor, en hetzelfde jaar veroordeelde de Raad van Europa Islamophobia.

Waar oneigenlijke angst voor de islam uit voortkomt is duidelijk.

Moslimterrorisme wordt door politici en media als gevaar nummer 1 afgeschilderd. En terroristen willen dat zelf ook graag zijn. Zowel het publiek als de manipulatoren van dat publiek zijn te lui en te oppervlakkig om steeds maar onderscheid te moeten blijven maken tussen de 1 miljard diverse moslims. Wel wordt steeds gezegd dat men niet de gematigde moslims bedoelt, maar dat wordt frequent onderuit gehaald door begenadigde denkers die beweren dat er geen gematigde moslims bestaan. Maar toch:

  1. De agressie van de terreur maakt inderdaad moslim- en niet-moslimslachtoffers. Ook daar zijn al vele oneliners op los gelaten. Fundamentalisten of extremisten gijzelen de islam, etc. Maar de zwijgende meerderheid mag wel eens wat duidelijker worden over waar ze staat. 
  2. Vooroordelen tegen de islam bestaan. Veel van die vooroordelen worden dagelijks door moslims in het leven geroepen of bevestigd. Islamophobia vermengt echter twee onderscheiden vormen van vrees: voor islam en voor radicale islam. We moeten het eigenlijk hebben over islamismefobie; 
  3. Fundamentalistische en extremistische groepen maken een mythe van dit islamfobie concept. Daarom ook de voorstellen om wetten aan te passen en de uitvoerende macht aan banden te leggen omdat ze zomaar altijd moslims eerst zouden arresteren;
  4. Er wordt geclaimd dat er een overvloed aan anti islam literatuur op de markt verschijnt. Omdat Hans Jansen niets te doen heeft, tovert hij zo drie nitwitboekjes uit zijn tekstverwerker. Simplistische islamhaters als Bernadette de Wit slaken om de zoveel tijd een hoeiboeikreetje. Maar de slechte boeken die in slecht Nederlands op de markt verschijnen (bijvoorbeeld van uitgeverij an-Noer in Delft en van uitgeverij ad-Dien in Leiden) liegen er ook niet om. Een groep waaraan genuanceerd denken volkomen vreemd is, als Hizb at-Tahrîr, heeft het druk over Stop Islamophobia, maar verspreidt zelf enthousiast ‘anti alles van het westen fobia’.

Tijdens de benadering van negatieve politieke en publieke opinie over de islam, lijkt het dat we de greep hebben verloren op de verpletterende problemen waarmee de moslims in het westen worden geconfronteerd. Beschuldigingen als islamfobie en anti-islamisme lijken alleen te worden gebruikt om ook de reële kritiek op moslims en islam de mond te snoeren.

Meer genuanceerd denkende moslims hebben het over het blackmailen van de moslimgemeenschap door extremisten. Zowel types als Jansen als de extremisten brengen een kunstmatige scheiding aan tussen echte en namaak moslims. In werkelijkheid is dit de kans van ons leven om tot enige diepgravende introspectie te komen. We kunnen niet toestaan dat ‘de islam’ tot een morbide totalitarisme verwordt.

In alle discussies leven terugkomende vragen. Zijn moslims: daders of slachtoffers? Hebben we het over migratieproblematiek, over allochtonen, of over anti-islamisme? Waarom wordt uitsluitingspolitiek tegenover de behoefte aan vertrouwen, samenwerking en wederzijds respect gezet? Moslimradicalisering tegenover verdere groei van extreem rechts?

Kritiek dwingt moslims tot zelfreflectie en werken aan weerbaarheid.
Niet-moslims worden steeds bandelozer in hun aantijgingen tegen de islam. Maar ook de moslims die nog wel participeren in ‘het debat’ verliezen hun helderheid nogal eens. Wanneer Marcouch tegenover de geïmporteerde dorpsgek Fawwâz zit, is het duidelijk waar je als moslim staat. Maar moslims blijken dus verdeeld over belangrijke kwesties.

  • Moet aan critici van de islam het zwijgen worden opgelegd door Mirsab? Of betekent dat alleen in het ergste geval juridische stappen? 
  • Moeten progressieve moslims ‘hun islam’ actiever beschermen tegen ongewenste elementen van buiten en van binnen?
  • Moeten moslims hun eigen monsters verslaan of wil dat alleen zeggen dat  moslims moeten leren debatteren en dialogiseren – ook in eigen kring? 
  • Is ons grondwettelijk recht op vrijheid van meningsuiting aan herziening toe, zoals islamoloog Sjoerd van Koningsveld meent?
  • Maanden van paniekvoetbal op alle niveaus, ministeries, media, (en bijna niet van) moslims, als reactie op een videoclipje, gaf de PVV bij voorbaat gelijk. Na het Wildersclipje haalden veel moslims opgelucht adem, maar het maatschappelijk en religieus debat is daarmee niet geëindigd. Het is net begonnen.
  • We moeten kritisch analyseren of we met onze gemeenschappelijke angst de mensenrechten niet aan het verkrachten zijn. Bevat de Koran inderdaad verwerpelijke standpunten en zo ja, is het goed om hierover openlijk discussie te voeren?
  • Zijn we er als moslims aan toe kritisch over de inhoud van de Koran te denken en praten?

Hoewel moslims nog al eens het tegenovergestelde laten zien, heeft de profeet Mohammed (vzmh) in een overlevering duidelijk gemaakt dat de ‘eigen volk eerst’-gedachte wezensvreemd is aan de islam. Hij gaf daarbij drie voorbeelden.

  • Of ze nu gelovig of ongelovig zijn, je moeder en vader goed doen;
  • Of het nu tegenover een gelovige of ongelovige is: je aan je woord houden;
  • Of het nu een gelovige of niet gelovige is, indien iemand iets bij jou in bewaring geeft of toevertrouwt, krijgt de eigenaar het terug zoals hij het heeft achtergelaten.

Er zijn dus rechten en plichten, waarbij een moslim geen enkel verschil mag maken tussen een moslim en een ongelovige, waarnaar een moslim dient te handelen. Om hierover geen onduidelijkheid te laten bestaan:
Ouders hebben altijd recht op een goede behandeling. Of de ouders nu – volgens welke opvatting ook – gelovig of ongelovig zijn: het doen van beloften, maken van afspraken, geven van je woord. Of dat nu aan een moslim of niet-moslim is, daar dien je je aan te houden.

“En komt uw afspraken na. Want u zult over uw beloften verantwoording moeten afleggen.” (17:34).

Het vertrouwen waarmee iemand jou iets toevertrouwt, materieel of geestelijk, mag nooit beschaamd worden. Geld of goederen die in bewaring zijn gegeven of geleend, worden aan de eigenaar terug gegeven, of dat nu een gelovige of ongelovige is.

De religie islam heeft op deze drie terreinen – drie kardinale punten waar het de sociale cohesie in een samenleving betreft – geboden dat er geen onderscheid mag worden gemaakt tussen geloof, geslacht, ras, etc. en in alle gevallen eerlijk en rechtvaardig moet worden gehandeld. (Râmûzu’l-Ahadîth).

Het is onze taak dit soort zaken duidelijk te maken en niet steeds als een verongelijkt kind om een ijsje te zeuren.


Abdulwahid van Bommel was geestelijke verzorger voor moslims bij het Medisch Centrum Haaglanden, voorganger van het Moslim Informatiecentrum in Den Haag en directeur van de Nederlandse Moslim Omroep. Nu is hij docent geestelijke verzorging en schrijver.

Abdulwahid van Bommel was geestelijke verzorger voor moslims bij het Medisch Centrum Haaglanden, voorganger van het Moslim Informatiecentrum in Den Haag en directeur van de Nederlandse Moslim Omroep. Nu is hij docent geestelijke verzorging en schrijver.

Lees andere stukken van