Voorpagina Algemeen, Maatschappelijk

Onderzoek naar Moslims in Nederland moet anders

Ajouaou: “Volgens het SCP zijn Marokkaans-Nederlandse niet-praktiserende moslims zeldzaam. Maar klopt dat wel?”

Het is een goede zaak dat er meer wetenschappelijke aandacht komt voor de religieuze beleving onder moslims in Nederland. Maar zijn het gebruikte begrippenkader en de meetinstrumenten van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) wel geschikt voor de context van de islam? Een islamitische godsdienstsociologie die daarin kan voorzien, is in Nederland nog niet ontwikkeld.

Op 12 oktober 2012 verklaarde de in het islamisme gespecialiseerde Marokkaanse onderzoeker Said Lak’hal dat hij de minister voor Familiezaken, mevrouw Basima al-Haqawi, wilde aangeven wegens aantasting van de goede naam en zelfs bedreiging. Aanleiding was een televisiedebat waarin al-Haqawi hem beschreef als laysa mutadayin, wat in het Nederlands overeenkomt met ‘niet-praktiserend’. De minister, die namens de islamitische partij in de regering zit, reageerde op een opmerking van Lak’hal, waarin hij haar schijnheiligheid verweet. Zij zou als minister zonder mahram (mannelijke familielid) reizen, wat strijdig zou zijn met de geloofsuitgangspunten van haar eigen partij.

Lak’hal, die in het verleden werd bedreigd vanwege zijn kritiek op het islamisme, vond dat ‘niet praktiserend’ in de islamitische context gelijk staat aan ‘niet gelovig’ en dus een vorm van verkettering is. Bovendien zouden typeringen als ‘praktiserend’ of ‘niet-praktiserend’ niet afgeleid kunnen worden uit een paar uitwendige geloofsgedragingen zoals moskeebezoek, stelde hij. Hij gaf indirect aan dat de grens tussen praktiserend en niet-praktiserend bepaald wordt door de orthodoxie en derhalve geen objectieve indeling is. Alhoewel de minister haar misser ruiterlijk toegaf en excuses heeft aangeboden, werd haar uitsprak breed bediscussieerd op sociale media. Velen associeerden haar met de Middeleeuwse aflaten in de christelijke traditie.

Dit breng ons tot de vraag naar de typeringen voor moslims waarmee het SCP onlangs kwam in de beschrijving van moslims in ‘Moslim in Nederland’. Kunnen de theologisch beladen labels ‘praktiserend’ en ‘niet-prakitiserend’ zomaar aan een groep geplakt worden, zonder na te gaan of die groep zich hierin herkent (validiteit)? Het SCP neemt dus de indeling van de orthodoxie over waar niet elke moslim zich in herkent. Maar zelfs dan toont de toepassing van de begrippen ‘praktiserend’ en ‘niet-praktiserend’ moeilijkheden. Zo wordt halal eten genoemd als een belangrijke indicator voor praktiserend zijn. Halal eten is echter zo vanzelfsprekend als het dragen van een islamitische naam of de impliciete belijdenis (sjahada), dat het veel minder significant is voor deze typering. Nadruk op deze indicator leidde in het rapport tot opmerkelijke waarnemingen, zoals ‘niet-praktiserenden eten niet elke dag halal’. Wat eten ze dan wel? Zijn ze dan misschien vegetarisch? Eten ze dan varkensvlees?  Is halal voor een orthodoxe moslim hetzelfde als voor een liberale moslim?

Volgens het SCP zijn Marokkaans-Nederlandse niet-praktiserende moslims zeldzaam. Daarmee zeg je hetzelfde als “de overgrote meerderheid van Marokkaans-Nederlandse moslims is praktiserend”. Maar klopt dat wel? Dezelfde orthodoxie waaraan het SCP kennelijk zijn categorieën ontleent (praktiseren is het naleven van voorschriften), beschouwt bijvoorbeeld de salat, het dagelijks gebedsritueel, als de allerbelangrijkste zuil van de islam. Alleen het niet verrichten van dit ritueel wordt voldoende geacht om in aanmerking te komen voor de status ‘niet-praktiserend’. Onderzoek laat zien dat tientallen procenten van de moslims de salat niet verrichten. De conclusie dat bijna iedereen praktiserend is, zou daarom onjuist moeten zijn.

Een ander probleem is – zo geeft het SCP zelf ook aan – het geforceerd op de islam toepassen van het begrippenkader dat ontwikkeld is in de sociologie van het christendom. Het meest opmerkelijke is het min of meer gelijkstellen van kerk(bezoek) en moskee(bezoek). De profeet Mohammed zegt in een overlevering: “Voor mij is de hele aarde een moskee”. Een moslim kan dus overal een moskee ‘bezoeken’: ook in de trein, thuis, op het werk, in openbare ruimte, individueel of in gemeenschap.

Dr. Mohamed Ajouaou, universitair docent theologie Vrije Universiteit

Eerder verkort verschenen op Trouw.nl

Mr Ajouaou is universitair docent theologie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam.

Lees andere stukken van