Voorpagina Geschiedenis

Ibn Mâjdid

Ibn Mâdjid Shihâb al-Dîn Ahmad b. Mâdjid b. Muhammad b. ‘Amr b. Duwayk b. Yûsuf b. Hasan b. Husayn b. Abî Ma‘lak al-Sa‘dî b. Abi ’l-Rakâ’ib al-Nadjdî of kortweg Ibn Mâdjid was een zeeman uit Oman. Zijn geboortedatum is onbekend sommige bronnen vermelden dat hij werd geboren in het jaar dat een Chinese vloot onder leiding van admiraal Zheng He in het jaar 1433 voor het laatst in de Perzische golf verscheen andere bronnen noemen 1421 als zijn geboortedatum.

Afkomstig uit een familie van zeevaarders was het niet verwonderlijke dat hij in navolging van zijn voorvaderen ook het ruime sop verkoos boven het vasteland. Het zeemanschap bleek in zijn genen te zitten en al op zeventienjarige leeftijd kon hij een schip in de Rode Zee vol riffen en zeebanken veilig naar een haven navigeren wat dat betreft viel de appel niet ver van de boom. Zowel zijn grootvader als zijn vader waren geen gewone zeelui maar mu‘allims (meester navigators). Beiden schreven verhandelingen over navigatie maar Ibn Mâdjid zou hen beiden daarin overtreffen.

Decennia lang bevoer Ibn Mâjid de Indische oceaan en de aangrenzende zeeën van de kuststad Sofala in het zuidelijk deel van Afrika (Mozambique) tot aan de Zuid-Chinese Zee. In het jaar 1462 schreef hij een boek getiteld: Hawiyat al-ikhtisar fi usul ilm al-bihar (verzamelde korte verhandelingen over de principes van de navigatiekunde) daarin beschreef hij de navigatie kennis die hij had opgedaan op zijn reizen als handleiding voor andere zeelui. Aangezien zeelui niet bekend staan als grote lezers componeerde Ibn Mâjid een veertig tal gedichten tussen 1470-1500 over uiteenlopende onderwerpen van de eilanden nabij Madagaskar tot aan de moesson winden (Moesson komt van het Arabische woord mawsim wat seizoen betekent.). Eén gedicht genaamd al-Sufâliyya (naar de Afrikaanse stad Sofala) bestaande uit 800 versregels beschrijft in detail de zeeroute tussen Malabar (India) en Sofala en alle tussen liggende havensteden en eilanden. Door het uit het hoofd leren van dit gedicht kon een zeeman een schip van India naar Afrika navigeren zonder maar een boek te hoeven raadplegen.

In 1490 schreef Ibn Mâjid zijn magnum opus: Kitab al-Fawa’id fi Usul ‘Ilm al-Bahr wa ’l-Qawa’id (het boek met nuttige informatie aangaande de principes en de regels van de navigatie). In dit boek beschreef hij al zijn kennis over de navigatie uit eigen observatie opgedaan in decennia van zeemanschap en wat hij gelezen had over de kunst van het navigeren, geografie, astronomie en andere wetenschappen die de zeeman van nut konden zijn. Uit de referentie naar andere werken in dit boek blijkt dat Ibn Mâjid een belezen man was en op de hoogte was van de laatste ontwikkelingen op astronomisch gebied zo verwijst veelvuldig naar het werk van de astronoom en heerser Ulugh Beg (1394 – 1449) uit Samarkand. Ook refereert hij naar veel oudere autoriteiten zoals de Griekse astronoom en geograaf Ptolemaeus (87 – 150). 

Overigens was Ibn Mâjdid niet iemand die klakkeloos aan naam wat grote geleerden van weleer beweerden als dat niet overeenkwam met zijn eigen observaties. Zo verwierp hij de theorie van Aristoteles en later ook door Ptolemaeus uitgewerkt idee dat Afrika verbonden was door een onbekende landmassa (Terra australis incognita: Het onbekende Zuidland) met Azië  en dat de Indische Oceaan een door land omgeven oceaan was. Ibn Mâjid verwierp die theorie en ook het bestaan van het onbekende Zuidland volgens hem was Afrika een schiereiland dat omvaren kon worden. Wanneer men vanaf de stad Sofala naar het zuiden voer, zou men op een gegeven moment bij een punt komen waar de Indische Oceaan een andere oceaan ontmoete. Via deze oceaan kon men dan naar het noorden varen en zou men op een gegeven moment bij de straat van Gibraltar aankomen. Dit was overigens geen origineel idee, al-Biruni (973 – 1048) en anderen hadden dit ook al beschreven maar de theorie van Aristoteles en Ptolemaeus werd door veel geografen als gezaghebbend gezien en aanvaard als ware het een dogma. De theorie van Ibn Mâjdid werd niet lang daarna bewezen door de Portugezen die een paar jaar later onder leiding van Vasco da Gama voor de Oostkust van Afrika verschenen. Het bewijs dat Terra australis incognita niet bestond, moest nog bijna drie eeuwen op zich laten wachten.Totdat James Cook dat bewijs definitief leverde tijdens zijn tweede expeditie (1772-1775).

Volgens sommige bronnen zou Ibn Mâdjid de navigator zijn geweest die Vasco da Gama van Malinda (Kenia) naar India geloodst heeft anderen bronnen hebben het over een anonieme moslimnavigator uit Gujarat (India). Wie de navigator ook was hij bracht de Portugezen in 27 dagen naar Calicut (nu Kozhikode geheten) aan de zuidkust van India.  Het belang van een goede navigator bleek op de terugweg toen de Portugezen zonder navigator van Indi naar Afrika voeren en er 132 dagen over deden waarbij de helft van de bemanning nimmer meer de Afrikaanse Oostkust weerzag.  Wat Ibn Mâdjid betreft, net als zijn geboortedatum is ook zijn stervensdatum niet bekend en kan alleen bij benadering worden gedateerd aan de hand van het laatste gedicht dat door hem is gecomponeerd in het jaar 1500. Ergens begin zestiende eeuw moet hij het tijdelijk voor het eeuwige verruild hebben.

Ter anekdote: Het eerste wat de Portugezen hoorden toen één van hen voet aan wal zette in Calicut was: “Moge de duivel jullie halen.” in het Castilliaans (Spaans).

Mohammed is: Een Man (althans als men dat woord slechts als geslacht opvat), een Moslim (in hart en nieren totaal, echter in daad maar mondjes maat), een Maliki (maar tot zijn schande moet hij bekennen al-Muwatta nog nooit gelezen te hebben), een Afrikaan, een Noord-Afrikaan, een Maghrebijn, een Berber/Amazigh, een Riffijn, een Ayzenay, een Aqarou3, een Arabier (in culturele zin), een Westerling, een Europeaan, een Nederlander, een Hollander, een Zuid-Hollander, een Leidenaar, een Voorschotenaar, een Vlietwijker.

Lees andere stukken van