Geschreven door Tato Martirossian
Als Randstad-Armeense ontkom je er niet aan dat je af en toe één van de half miljoen Turken ontmoet die woonachtig zijn in Nederland (haha, dat “ontkomen” is natuurlijk een grapje – de meeste Turken die ik ontmoet zijn super-duper-chill). Die ontmoeting gaat vaak zo. “Hoi, ik ben Mehmet.” “Hoi, ik ben Tato.” “Aparte naam, waar kom je vandaan?” “Armenië.” Op dit punt in het gesprek kunnen er drie dingen gebeuren.
1. Verontschuldigende blikken worden even uitgewisseld (“sorry, ik kan er ook niks aan doen”), waarna het gesprek gewoon hervat wordt.
2. Er wordt op overdreven vriendelijke wijze blijk gegeven van enthousiasme voor elkaars afkomst (“ik haat je niet, echt niet!”), bij voorkeur met verwijzing naar vriendschappelijke banden met andere Turken of Armeniërs.
3. Er valt een moment van ongemakkelijke stilte, het gesprek kabbelt voort, maar het onderwerp van elkaars origine wordt gemeden als een muur die besmeurd is met zwavelzuur.
Die muur is natuurlijk de muur van het verleden die tussen ons in staat. We lopen er soms tegenaan, stoten ons hoofd, en schreeuwen dingen naar de overkant. Soms is bij een Turks-Armeense ontmoeting sprake van minstens één fanatieke partij. Dan wordt de muur direct zo hoog opgetrokken dat het onmogelijk is om elkaar te zien, laat staan om er overheen te klimmen. Dan schreeuwt de fanatieke Turk “Jij vieze Armeense gavur! Ik haaat jou!” Daarna verschijnen er Turkse vlaggetjes in zijn ogen en scanderen alle cellen in zijn lichaam “Türkiye! Türkiye!” (dit is dus duidelijk een Turk die niet super-duper-chill is). De fanatieke Armeniër schreeuwt dan “Jij vieze barbaarse Turk! Ik haaat jou!” Daarna pakt hij zijn graffiti bus en spuit in de kleuren van de Armeense vlag: “Turkenhaat is een daad van vaderlandsliefde” (dit is dus duidelijk een Armeniër met wie ik me niet kan identificeren). En ondertussen zo stoer mogelijk doen natuurlijk (je weet wel, keepin’ it reallll), want dat is voor beide partijen heel heel belangrijk.
Het verhaal over hoe die muur daar gekomen is, laat ik over aan mensen die competent zijn om dat verhaal te vertellen (o ja, niet de autoriteiten dus). Wat ik wel kan vertellen is dat ik en Mehmet van de eerste alinea hem in ieder geval niet hebben gebouwd. En we denken er echt niet aan als we gewoon aan het praten zijn over het EK, de verkiezingen in Egypte of Monica Bellucci. En toch, die muur staat er wel, ergens. Maar…(in mijn hoofd begint de saz nu een sentimentele melodie te splen): ik geloof dat hij ooit zal vallen, omdat ik geloof in Turks-Armeense vriendschap. Niet omdat onze broeders precies op dezelfde manier kunnen losgaan op de groovy sounds van onze dansmuziek (behaarde borst vooruit, voetjes van de vloer, zakdoek schuddend in de hand) of omdat ze op precies dezelfde manier kunnen smullen van een gerecht van runderorganen. Ik geloof in Turks-Armeense vriendschap, omdat ik geloof in de kracht van liefde en verbroedering.
Dit geloof wordt mede mogelijk gemaakt door de inspanningen van dappere Turken, die genoeg lef hebben om kritisch te kijken naar het officiële standpunt van de Turkse autoriteiten. Die bereid zijn om te graven op ongemakkelijke, gevoelige plekken. Alleen al wegens hun moed dienen deze mensen geprezen te worden. De lijst is lang, maar ik wil een aantal van hen hier noemen om mijn respect te betuigen. Ahmet Insel, Baskın Oran, Halil Berktay, Taner Akçam, Murat Belge, Ragıp Zarakolu, Fatma Göçek, en onze eigen Uğur Ümit Üngör die de UvA-scriptieprijs heeft gewonnen voor zijn onderzoek.
Ik buig diep voor jullie. Het is mijn wens dat mijn landgenoten meer stilstaan bij jullie moed en jullie bijdrage, dan bij mannetjes wiens zicht vertroebeld wordt door de vlaggetjes in hun ogen. Welke kleur die vlaggetjes ook hebben. Want dingen schreeuwen is makkelijk. Dingen naschreeuwen nog makkelijker. Maar je wagen aan het afbreken van een muur die besmeurd is met zwavelzuur: dat is pas stoer.
8 Reacties op "Turkije, Armenië en de val van de zwavelmuur"
Beste Tato,
Aanvankelijk doet je schrijven hoop geven wat betreft een humane benadering van twee mensen van verschillende afkomsten. Deze hoop begraaf je al gauw in de laatste alinea waarin je buigt voor mensen die weliswaar een Turkse naam hebben, maar een pro Armeense houding hebben. Hiermee vereenzelvig je jezelf met mensen die in hun zogenaamde onderzoeken hun politiek, sociologische voorkeur hebben geuit.
Jammer, het had een leuk artikel kunnen zijn zonder het ondertoontje.
ik had het zeflde gevoel als wat nehirr beschrijft na het lezen van je stuk. beetje jammer.
ik had hetzelfde gevoel tijdens het lezen als wat nehirr hier beschrijft. heel jammer.
De schrijver bedoelt vast dat mensen met een Turkse achtergrond, een kritischer houdingen kunnen aannemen tegenover hun vaderland. Is daar iets mis mee?
Het valt mij vooral op dat:
Turkse mensen en Armeense mensen belachelijk veel op elkaar lijken.
In bijna alle opzichten behalve taal en geloof…
Niet verwonderlijk dat West Europese mensen Armeniers beschreven hadden als Christelijke Turken in de Ottemaanse tijd.
Maar goed, ik weet tegelijkertijd dat 2 broedervolkeren tegen elkaar zijn opgezet. Niemand praat over de vele miljoenen Turken die tijdens de val van de Ottemaanse Rijk zijn vermoord. Ps niet door Armeniers. Er zijn tegen 39 miljoen Turken vermoord tot de val van de Ottemaanse Rijk werd gerealiseerd…
Waarom worden de slachtoffers van Armeense afkomst ruimschoots belicht en doet men bijna alsof er geen Turkse slachtoffers waren tijdens de val van de Ottemaanse Rijk.
Ik vind persoonlijk dat zowel de Turken als Armeniers wakker moeten worden en weer broeders moeten worden en het Engelse westerse verdeel en deel politiek teniet doen.
Armenie zit aan drie zijden opgesloten door Turkse volkeren….Oosten Azerbejcan, westen Turkije en zuiden Iran waarvan het Noorden vooral Azeri is.
Tevens groeit de macht van de Turkse wereld steeds meer en meer….Armenie kan zichzelf strategisch niet veroorloven vijhandig te zijn met de Turken….klinkt misschien niet fijn maar vroeg of laat zal het misgaan. Het enige wat Armenie tot heden beschermt heeft was Rusland en het westen…maar de machtsverhoudingen zijn aan het verschuiven in de wereld. Het westen en Rusland zullen Armenie slechts gebruiken / misbruiken.
Als je naar de DNA van de Armeniers kijkt zul je zien dat Armeniers 100% Turkse DNA hebben. Zij zijn Turken die eerder daar woonden als de Oguz Turken die moslim zijn en pas later kwamen in het gebied. Armeniers behoren tot de Kipkach Turken dacht ik.
Waarden en normen, cultuur etc is behalve omgevings factoren ook genetisch….daarom lijken Turken en Armeniers veel op elkaar…sterker nog Armaniers zijn nog Turkser dan de Turken omdat de oguz Turken zich hebben vermengd met de Grieken die ook moslim zijn geworden en zich ook Turk noemen. Armeniers hebben zich niet of weinig gemengd met anderen volkeren door hun geloof waardoor ze genetisch nog Turkser zijn gebleven.
Mehmet
@Mehmet
in aanvulling op je stuk, de meest vooraanstaande Armeniër is Apo Öcalan (Öc-Alan, rara what does this mean ). Enfin, dit is dus zijn artiestennaam. Zijn werkelijke naam is Artin Agopyan. De meeste Armeniërs hebben na de val van het Ottomaanse Rijk een Turkse naam gekregen en een ‘koerdische identiteit’. Zo is het decennia lange gevecht begonnen tussen de zogenaamde turken (lees:moslims) en koerden (lees: non moslims).
En ondertussen blijven we in het sprookje van enerzijds Kemal Pasa , genaamd Ataturk geloven en anderzijds Apo. Als moslim koerden nu wakker worden en moslim turken ook dan is het game over !
Maar ja, daarvoor is het benodigd om de enige echte leider te volgen, die ons het advies heeft gegeven dat geen enkel ras boven een andere prevaleert !
Uiteraard wordt de gewone Armeense burger ook in de maling genomen en denkt Tato en de meeste mensen dat het een kleine ruzie is tussen buren die elkaar niet zo leuk vinden. Dream on !
De discussie over de Armeense kwestie spitst zich meestal toe op de vraag, of de deportatie van Osmaanse Armeniërs in 1915-16 kwalificeert als genocide.
Het debat over de Armeense kwestie is uiterst beladen en gepolitiseerd. Niet alleen onder historici is onenigheid over de precieze aard van de gebeurtenissen, ook onder opiniemakers en politici is de kwestie onderwerp geworden van een publiek debat. In Turkije, maar ook door Turken en niet-Turken buiten Turkije, wordt vaak ontstemd gereageerd op wat wordt beschouwd als valse aantijgingen van genocide. Anderzijds lobbyen veel Armeniërs juist voor de officiële erkenning van de genocide door de internationale politiek, zoals het Amerikaanse Congres. Tegelijkertijd zetten bijvoorbeeld politieke tegenstanders van Turkse toetreding tot de EU, Turkije’s ontoegeeflijke standpunt over de kwestie in als een blijk van ongeschiktheid: een land dat zijn eigen geschiedenis niet onder ogen kan zien hoort niet bij Europa, betogen zij. Diverse nationale parlementen hebben de Armeense genocide door middel van een resolutie officieel erkend, tot uitgesproken ongenoegen van de Turkse overheid.
De Armeense kwestie is, zoveel is duidelijk, geen zuiver historische aangelegenheid. Integendeel: het debat over de Armeense kwestie reflecteert niet alleen verschillende opvattingen over de geschiedenis van het Osmaanse Rijk en de Republiek Turkije, maar ook over de relatie tussen Turkije en Europa en de Turkse nationale identiteit. De betrokkenheid van latere Turkse leiders draagt bij aan de gevoeligheid van de kwestie. Het is daarnaast opvallend dat in het publieke debat de bredere historische context vaak ontbreekt en het nogal eens schort aan een juist begrip van de term genocide.
Na een flinke dip lijkt de Armeense lobby weer een flinke agressieve houding te hebben aangenomen, ditmaal jegens jonge leerlingen en studenten. Deze opleving van de Armeense lobby lijkt alles te maken met de huidige omstandigheden.
Nadat de Armeense lobby in 2006 ervoor zorgde dat drie Nederlandse kandidaat-parlementsleden van de lijst werden geschrapt, omdat ze de gebeurtenissen van 1915 niet classificeerden als zijnde een ‘genocide’, bleef het lang rustig. De angst die deze Armeense dictatuur van de vrijheid van meningsuiting inboezemde bij parlementsleden, bleek nog lang na te dreunen. Zo slikte historicus Arend-Jan Boekestijn na zijn verkiezing tot VVD-parlementariër in 2006 zijn woorden in en erkende plots de Armeense kwestie als een ‘genocide’. Tot 2006 was hem namelijk een andere mening toegedaan:
“Volgens de Armeniërs en veel westerlingen hebben de Turken in 1915 genocide gepleegd op de (christelijke) Armeniërs in het Ottomaanse Rijk. Deze kwestie ligt zeer gevoelig in Turkije, ook omdat sommige beschuldigingen zijn gebaseerd op documenten die later vervalst bleken te zijn.
Veel Turken wijzen erop dat de Armeniërs gewoon onderdanen waren van het Ottomaanse Rijk, die in een oorlogssituatie en vaak opgestookt door de Russen streefden naar afscheiding en daarbij veel moslims om het leven brachten. Verder zou de Armeense lobby in de VS het aantal omgekomen Armeniërs overdrijven. Volgens de Turken zijn er geen 2 miljoen Armeniërs omgekomen, maar 600.000 tot 900.000. Ook zeggen zij dat er op het hoogste niveau geen vooropgezet plan bestond om de Armeniërs uit te moorden en dat daarom de aanklacht van genocide onjuist is. Wel willen zij accepteren dat de deportaties in sommige gevallen misbruikt zijn om Armeniërs af te slachten.” [1]
In: Trouw Dagblad, 4 juni 2005
“The Armenian side claims that the Ottoman government at the highest level had the intention to kill Armenians. So far, there is no such proof in the Ottoman Archives.” [2]
In: Turkish Policy Quarterly, winter 2005
Hiernaast viel het consequente gebruik van ‘De Armeense kwestie’, ‘The Armenian Question’ en ‘The so-called Armenian Genocide’ vooral op in de stukken van Boekestijn. Na 2006 waagde hij zich er echter niet meer en verwijderde zelfs deze twee stukken van zijn eigen website arendjanboekestijn.nl. Hoe fanatiek Boekestijn was over de Armeense gebeurtenissen van 1915 blijkt ook uit onderstaand citaat van één van zijn studenten:
“Ik heb het vak ‘Empire’ gevolgd van de heer Boekestijn aan de Universiteit Utrecht (vakgroep Geschiedenis). Eind 2006 sprak de heer Boekestijn openlijk in de klas (onze overige studiegenoten waren hier ook getuige van) over de Armeense genocide en ik citeer hem hierbij letterlijk: “En ja, de Armeense genocide is eigenlijk ook niet echt gebeurd hè, daar zijn nog veel vraagtekens, toch [naam van een student red.]?” Alhoewel de heer Boekestijn altijd sarcastische hoorcolleges gaf, was dit (gezien zijn toon) zeer duidelijk wel serieus bedoeld.” [3]
Universiteit Utrecht, Faculteit Letteren (later: Geesteswetenschappen), Vakgroep Geschiedenis
Wie weet hoeveel andere personen gezwicht zijn voor de Armeense druk, ik neem aan dat Boekestijn niet de enige is. Maar dit succes zorgde ervoor dat de Armeense lobby na 2006 weinig tot geen druk uitoefende, ze dachten hoogstwaarschijnlijk dat hun macht hoogtij vierde. Dit bleek echter niet het geval. Al snel kwamen alle grote internationale organisaties naar voren met hun kijk op de Armeense relocatie van 1915.
De Verenigde Naties waren al bekend door hun weigering om de gebeurtenissen van 1915 officieel te bestempelen als zijnde een ‘genocide’.[4] Dit werd vooral als een grote klap ervaren omdat de Verenigde Naties de grootste internationale organisatie is en zodoende erkenning geniet van vrijwel alle landen. Maar ook de één na grootste internationale organisatie besloot in juni 2008 om de Turkse thesis ten aanzien van de Armeense kwestie als officieel standpunt te erkennen.[5] Deze Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa deelde hiermee een tweede klap uit aan de Armeense lobbyisten. Maar het werd allemaal nog erger toen de Europese Unie hun voorwaarde dat Turkije de ‘Armeense Genocide moest erkennen alvorens te kunnen toetreden tot de Europese Unie’ inslikte. Het Europees Parlement ging zelfs zo ver om te stellen dat er eerst historisch onderzoek moest plaatsvinden alvorens het ‘genocide’ te noemen.[6]
De situatie werd gedurende 2008 en 2009 grimmiger toen de ontwikkelingen zich opstapelden. Zo verloor de Armeense lobby een rechtszaak tegen Ohio-vertegenwoordigster Jean Schmidt[7] [8], werd een onderzoek van oud-president Ronald Reagan en zijn adviseur Bruce Fein openbaar gemaakt[9] en werd er een Turks-Armeens protocol ondertekend om een historisch onderzoekscommissie op te richten.[10]
Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Armeense lobby zag dat ze in de verdrukking zat en nu terugslaat met een agressieve opleving van haar lobbyactiviteiten. Men kan hierbij kijken naar november 2009 toen een dertienjarige leerling in Frankrijk dat uit de klas gestuurd werd, 2 dagen geschorst werd en simpelweg gedwongen werd om een opstel te schrijven waarvan de conclusie al van te voren bekend staat, namelijk dat het “Osmaanse Rijk een genocide heeft gepleegd”.[11] Dit werd al snel opgevolgd door druk op een zestienjarige leerling uit New York om ook een opstel te schrijven over de Armeense kwestie in januari 2010. Maar daar hield het niet op; dezelfde maand werden er in Frankrijk vonnissen uitgesproken. Gemeenteraadslid Sirma Oran mocht haarzelf niet verkiesbaar stellen omdat ze de gebeurtenissen niet bestempelde als een ‘genocide’[12] en geschiedenisstudent Maxime Gauin werd meermaals bedreigd en beledigd omdat hij van mening was dat 1915 niet te classificeren was als een ‘genocide’.[13] Zwitserland deed met de veroordeling van drie Zwitsers en één Turkse politicus wegens ‘genocide-ontkenning’ ook niet onder voor de Armeense lobby.[14]
Maar ook in Nederland kreeg de Armeense lobby het voor elkaar om twee succesjes te boeken rond de jaarwisseling van 2009/2010. Zo werd een Nederlands-Turks fotomodel in januari 2010 niet aangenomen voor een fotosessie van Bacardi (volgens het castingbureau een ‘Armeens drankje’) om “etnische redenen, het botert niet tussen Turkije en Armenië. Daarom heeft de klant (een Armeniër red.) specifiek gezegd geen Turkse mensen te willen boeken.”[15] Hiernaast was er in december 2009 en januari 2010 ook wat commotie rondom hoofdredacteur Joshua Livestro van het digitale nieuwsportaal De Dagelijkse Standaard, die meldde dat “het ontkennend schrijven over de Armeense genocide politiek levensgevaarlijk is, kijk maar naar 2006 en 2009 toen kandidaten van de verkiezingslijst werden gehaald.” Een blogger werd daarbij op de vingers getikt: “Kap met die verhalen over de Armeense genocide.”
De angst die als een rode draad door Joshua Livestro’s woorden liep, lijkt illustratief te zijn voor de kracht van de Armeense lobby, die agressiever en fanatieker lijkt te zijn dan de jaren hiervoor.
De Turks-Armeense onderzoekscommissie
In navolging van het protocol dat Turkije en Armenië onlangs hebben ondertekend, zal er nu een internationaal onderzoekscommissie[1] opgericht moeten worden om de gebeurtenissen van 1915 te beoordelen. Volgens Armenië ging het om een ‘genocide’ (oftewel een systematisch en vooropgezet plan om alle Armeniërs van de aardbodem te vagen), terwijl de Turken het houden op een burgeroorlog tussen Armeense rebellen en Osmaanse soldaten.
De instemming van Armenië om een dergelijke commissie in te stellen, kwam niet makkelijk tot stand. De Turken bleven echter onvermurwbaar in hun houding en zagen zich daarin gesteund door verschillende internationale organisaties, waaronder de drie grootste organen: de Verenigde Naties[2], het Europees Parlement[3] en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa[4]. Turkije is dan ook verrukt[5] met de oprichting van een dergelijke commissie en zegt zich hoe dan ook aan te sluiten bij de conclusies van dit onderzoek. Armenië daarentegen ziet het als een nederlaag omdat “Armenië met instemming van een dergelijke commissie eigenlijk toegeeft dat er een kans is dat het geen genocide was.”, aldus de Armeense historicus Prof. Dr. Richard Hovannisian.[6]
De vraag is nu wie er plaats kan nemen in de commissie. Het zal vanzelfsprekend zijn dat Turkije vooral historici met een specialiteit in Turkije en/of het Osmaanse Rijk zal voorstellen, omdat die historici veelal niet spreken van een ‘genocide’ (denk hierbij aan de Franse Prof. Dr. Paul Dumont[7] en de Duitse Prof. Dr. Eberhard Jäckel[8]). Veel hoogleraren (zoals Prof. Dr. Justin McCarthy[9] en Prof. Dr. Guenter Lewy[10]) uit die sector gebruiken dan ook de beladen sociaal-juridische term ‘genocide’ niet in hun publicaties, vaak ook nog met een uitgebreide uitleg dat het niet ging om een “georganiseerde van bovenaf opgelegde poging tot uitroeiing”. Zo ook de Nederlandse historici: voormalig VVD-parlementariër Drs. Arend Jan Boekestijn[11], voormalig GroenLinks-Europarlementariër Drs. Joost Lagendijk en PvdA-Europarlementariër Drs. Jan Marinus Wiersma, alsmede de Vlamingen Drs. Antoon Gailly[12] en Drs. Luc Vervloet[13].
Het moge echter duidelijk zijn dat Armenië deze historici zal blokkeren met haar vetorecht en zelf vooral historici met een specialiteit in genocide studies zal opvoeren, zoals Dr. Ton Zwaan. Deze onderzoekers accepteren het namelijk veelal wel als een ‘genocide’. Ook hier lijkt een dubieuze motivatie ten grondslag te liggen aan de acceptatie van de term ‘genocide’. Historici met een specialiteit in Turkije en/of het Osmaanse Rijk hebben er namelijk alle baat bij om hun eigen vakgebied niet te negatief te laten overkomen, omdat anders het werven van fondsen en subsidies moeilijker wordt. Voor genocide-onderzoekers is het weer gunstiger om zoveel mogelijk gebeurtenissen uit de geschiedenis als een ‘genocide’ te bestempelen, omdat hiermee het vakgebied en de te onderzoeken onderwerpen breder worden. Een breed onderzoeksveld betekent in praktijk veelal meer subsidiegeld voor de onderzoeker, omdat het onderwerp nu eenmaal groter is en dus meer tijd zal vergen.
Dit gezegd te hebben zal Armenië vooral ook proberen om Amerikaans-Armeense onderzoekers zoals Prof. Dr. Vahakn Dadrian, Prof. Dr. Richard Hovhannisian, Dr. Peter Balakian en Dr. Kevork Hintlian in de commissie te krijgen. Turkije zal waarschijnlijk hetzelfde doen door Prof. Dr. Kemal Karpat, Prof. Dr. Halil Inalcik, Prof. Dr. Metin Tamkoç en Prof. Dr. Metin Kunt voor te stellen, aangezien dit op hun beurt Amerikaans-Turkse onderzoekers zijn. Armenië zal hierop waarschijnlijk ook de Turkse Dr. Taner Akçam, Dr. Halil Berktay en de Nederlands-Turkse Dr. Ugur Ümit Üngör noemen. Dit zijn namelijk Turkse onderzoekers die de term ‘genocide’ erkennen.
Maar ook Turkije kan zo een pot aan namen opentrekken, denk bijvoorbeeld aan Prof. Dr. Aleksandr Artsrunovich Lalayan, de Assyrisch-Armeense Edward Tashji, Levon Panos Dabagyan[14] en de in Nederland wonende Turkoloog Drs. Kitapjiian. Alhoewel deze namen niet zo bekend zijn als hun Turkse tegenstanders, hebben ze wel degelijk uitlatingen dat “er geen sprake is van een genocide.”[15] Hiervoor zijn ze meestal ook verguisd, bedreigd en aangeklaagd in Armenië. Ook dit zou Turkije kunnen doen; het naar voren schuiven van historici die in Armenië of door Armeniërs aangeklaagd zijn voor het “tegenspreken van de genocide”. Een dergelijke wet is er namelijk in Frankrijk, Zwitserland en volgens een recent ingediend wetsvoorstel van de ChristenUnie[16] binnenkort ook in Nederland.
Zo is in Armenië Dr. Aybars Görgülü[17] aangeklaagd, in Zwitserland Dr. Perinçek en Prof. Dr. Yusuf Halaçoglu, in Frankrijk Prof. Dr. Bernard Lewis[18] zelfs schuldig bevonden en onthield in Nederland de vrouwelijke hooglerares Prof. Dr. Birsen Karaca[19] zich van elk soort commentaar wegens mogelijke vervolging door het onlangs ingediende wetsvoorstel[20] van de ChristenUnie. Het zal voor zich spreken dat Armenië niet op sympathie van deze onderzoekers kan rekenen. Aan de andere kant kan Armenië ook dergelijke namen naar voren schuiven; in Turkije zijn bijvoorbeeld Orhan Pamuk, Hrant Dink en Elif Safak aangeklaagd en vrijgesproken voor “het benoemen van de Armeense genocide”. Een belangrijk verschil hierbij is dat veel zaken in Turkije al binnen enkele weken geseponeerd werden, maar dat de Amerikaanse Prof. Dr. Bernard Lewis in Frankrijk als één van weinige veroordeeld werd.
Dat dit extra pijnlijk is voor de toonaangevende hoogleraar en voormalige Midden-Oosten-adviseur van George W. Bush, blijkt uit het bedrag dat hij moest ophoesten van de Franse rechtbank en de Armeense aanklagers: 1 Franse Frank aan schadevergoeding aan de Armeniërs, 20.000 Frank om een paginalange advertentie in het toonaangevende dagblad Le Monde te plaatsten met zijn excuses, 10.000 Frank aan het Forum of Armenian Associations in France, 4000 Frank aan het International League Against Racism and anti-Semitism alsmede alle proces-, advocaat- en rechtskosten van zowel de aanklagers als van zichzelf.
Alhoewel Lewis in Amerika kon rekenen op de steun van zijn collega’s, zal zijn deelname aan de commissie niet te verdedigen zijn wegens een eventuele wrok dat hij zou kunnen koesteren. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor Prof. Dr. Stanford Shaw[21] en Samuel Weems, welke beide aanslagen van Armeense fanatiekelingen hebben overleefd. Vooral de Amerikaanse hoogleraar in Turkse en Osmaanse Geschiedenis Shaw heeft met een molotovcocktail en bomaanslag op zijn privé-adres veel geleden.
Voorts zal Turkije ook zeker de Engelse en Zweedse kaart proberen te spelen, daar deze twee landen nog altijd de term ‘genocide’ niet erkennen. Zo meldde de Zweedse minister van Buitenlandse Zaken Carl Bildt[22] enkele maanden geleden nog openhartig: “De erkenning van de Armeense Genocide kan geen voorwaarde zijn voor Turkse toetreding tot de Europese Unie, daar Zweden het ook niet erkent.” Dat Turkije dus Zweedse (onder andere Dr. Bertil Dunér[23]) en Engelse historici (o.a. Prof. Dr. Norman Stone[24] en Prof. Dr. Hew Strachan[25]) zal aanraden om commissielid te worden, ligt voor de hand.
Voor Armenië zal het nog moeilijker worden als Emeritus Hoogleraar in Osmaanse en Turkse Studies Prof. Dr. Heath Lowry[26] (Princeton Universiteit in Amerika) ook aan bod zal komen, omdat het juist Lowry was die één van de belangrijkste ooggetuigenverklaringen uit die tijd ontmaskerde alszijnde een fabricatie. In zijn boek ‘The Story Behind Ambassador Morghentau’s Story’ liet hij namelijk overtuigend zien dat het in 1918 geschreven boek ‘Ambassador Morghentau’s Story’ onterecht toegeschreven was aan de Amerikaanse ambassadeur in Istanbul. Een ander omstreden primaire bron is de vermaarde zin van Adolf Hitler. Dr. Leon Picon[27], Prof. Dr. Heath W. Lowry en de Israëlische historicus Dr. Tom Segev[28] stellen echter dat Hitler dit nooit heeft gezegd.
Het zal dus nog een hels karwei zijn om historici te vinden die door zowel Turkije als Armenië goedgekeurd zullen worden. Het zou dus zomaar kunnen dat minder bekende historici (zoals de Nederlanders Dr. René Bakker[29] en Drs. Eelko Y. Hooijmaaijers[30]) zullen worden voorgedragen, daar zij nog geen sterk uitgesproken mening hebben over de Armeense kwestie.
Zie ook; http://www.dearmeensekwestie.nl