Voorpagina Algemeen, Media

Arabische sprookjes, verteld door de blanke man

“Lanschot denkt met een dosis Mekkaanse seks het Islamdebat uit een impasse te kunnen halen, maar het aanhalen van door koloniale context en culturele vooringenomenheid gekleurde bronnen over het 19e eeuws Mekka is verre van vernieuwend.”

Ik werd een beetje onpasselijk van Het stuk “Een Ander Gezicht van het Vrome Mekka” van Robbert van Lanschot in NRC van 26 januari. Niet omdat ik een preutse moslima ben die bloost bij het lezen van ‘smeuige’ details over de seksuele capriolen van 19e eeuwse Mekkanen, maar omdat ik mij als historica verslik wanneer een 19e eeuwse Europese orientalist onkritisch wordt aangehaald als objectieve waarnemer van de seksuele praktijken van *de* Moslim, laat staan wanneer dezelfde bron als bewijs dient voor de ‘valse zedigheid’ van moslims in een heel andere historische en sociale context: hedendaags Nederland.

Dat Mekka, net als alle andere historische wereldsteden, een ‘onderzijde’ had is een open deur. Mannen van alle tijden en etniciteiten hebben graag seks. Zo ook Leidse orientalist Snouck Hurgronje die ieder modern begrip van onderzoeksethiek aan zijn laars lapte door zich voor te doen als moslim, om vervolgens onder het voorwendsel van “participatorisch onderzoek” te trouwen met verschillende Indonesische moslimvrouwen. Snouck’s enthousiaste belangstelling voor de seksuele gebruiken van de ‘natives’ was typisch voor de blanke Europese man van zijn tijd. Over de erotische perikelen van de ‘oerhollandse’ kolonialisten in Indonesie, die het onderzoek van Snouck financierden, zijn mooie studies geschreven.

De onuitputtelijke fascinatie met het ‘verboden fruit’ van de Arabische wereld, beoordeeld vanuit een preutse christelijke moraal, kwam ook tot uiting in de overdreven erotisering van het haremleven in de razend populaire 19e eeuwse orientalistische schilderkunst – zoals in het schilderij dat ironisch genoeg ter illustratie naast het stuk van Lanschot is geplaatst. Net als Snouck’s smeuige anecdotes, waren deze schilderijen grotendeels gebaseerd op smachtende fantasieën over de harems waar de Europese schilders zelf geen toegang toe hadden.

Lanschot denkt met een dosis Mekkaanse seks het Islamdebat uit een impasse te kunnen halen, maar het aanhalen van door koloniale context en culturele vooringenomenheid gekleurde bronnen over het 19e eeuws Mekka is verre van vernieuwend. Net als Snouck’s ‘stoute’ vertellingen over het ‘hete’ Mekka, is Lanschot’s oproep aan moslims om deze ‘geschiedenis’ te erkennen niet politiek neutraal.

De orientalistische voorstellingen zoals die van Snouck, waarin de midden oosterse man als despotisch en oversekst wordt voorgesteld en ‘zijn’ vrouwen als zowel hyper-sensueel als onderdrukt, waren niet onschuldig; ze speelden een wezenlijke rol in het rechtvaardigen van koloniale overheersing. Lanschot stelt dezelfde orientalistische beelden in dienst van een nieuw doch nauwelijks minder paternalistisch ‘beschavingsoffensief’: deze keer moeten Moslims een voorbeeld nemen aan hun ‘eigen’ geschiedenis… zolang deze maar is geschreven is door Europeanen.

Zoals zo vaak in het Islam ‘debat’, vinden we nergens terug wat jonge Nederlandse moslims er zelf van vinden.

Foto: Ehsan Khakbaz via photopin cc

Rahma Bavelaar is antropologe en doet promotieonderzoek naar interreligieus huwelijk en politieke en literaire discoursen rondom religieuze minderheden in Egypte. Ze is medeoprichter van Meld Islamofobie en woont tussen Egypte en Nederland.

Lees andere stukken van Rahma