Voorpagina Algemeen

‘Ze koos voor een milde dood, boven alles. Ze koos voor euthanasie’

Onlangs moest ik afscheid nemen van iemand die ik erg lief heb. Het was niet zomaar een afscheid. Het was een afscheid voor altijd. Een afscheid van iemand die er zelf voor gekozen heeft afscheid te nemen van het leven. Na een grote crisis, waar ze niet bovenop kwam, besloot ze na vele gesprekken met professionals het lot zelf te bepalen. Ze koos voor een milde dood, boven alles. Ze koos voor euthanasie, als laatste hulpmiddel.

“Het is tegen uw geloof. U gelooft in overleven, ” zei ik kort geleden tegen haar, toen ze me vertelde hoe zij afscheid wilde nemen van het leven. Ze knikte. “Ze zeggen dat het voelt alsof je in slaapt valt, Fatima.” Daar wilde ik niets van weten.

Ik protesteerde. Waarom kon ze niet doorgaan? Volhouden. Hoop hebben, zelfs als het er somber uitziet. De grote reis aanvaarden. Accepteren dat tegenslagen erbij horen. Terugvallen op God of haar naaste. In God geloofde ze niet. Dat heeft ze me vaak duidelijk gemaakt. Maar toch probeerde ik haar te overtuigen, om haar hier te houden. “U gelooft in overleven,” zei ik dus. “Maar ook dat genoegen kon haar geest niet meer verlichten. De teleurstellingen in haar leven hadden te veel schade aangericht. De overgave aan de rust en leegte was haar permanente bewustzijnstoestand.

De dag dat wij afscheid van haar gingen nemen, troffen we haar alleen in haar kamer, bij het raam. Op tafel stond een volle beker met koffie, verschillende afscheidskaarten, onderzetters, en een kalender met genoteerde verjaardagen. Op het raamkozijn stonden boeketten in vazen te leven. Boeketten die passen bij iemand die niet meer leven wil.

Ik keek haar aan in het felle zonlicht dat de kamer binnen scheen. De contouren van de objecten tekenden zich haarscherp af. Ik kreeg alleen geen zicht op de situatie. Zo breekbaar als ze daar zat. ‘Waar zou ze op dit moment aan denken? Wat is nog belangrijk voor haar?’ Ik wist me even geen houding te geven. Wat zeg je tegen iemand die er straks niet meer is? Alle dagelijkse beslommeringen deden er niet meer toe. Niets was meer belangrijk voor haar.

Ik pakte een stoel, ging voor haar zitten, en zei: “Ik heb van u gehouden. Heel veel. Daarom is het zo jammer dat dit niet genoeg was.” Ik streek over haar wang, als een kind dat getroost moest worden. Ze reageerde niet, en keek bedremmeld om zich heen. Toen zei ze: “Morgen gaat het gebeuren.” Ze liet even een stilte vallen. “Morgen ga ik heen.” Nu keek ze me in mijn ogen aan. Ik probeerde me sterk te houden en zag dat ze met haar handen friemelde.

Ik had graag iets bemoedigends gezegd, maar kon niets bedenken. En was het niet al te laat? Of kent geruststelling geen tijd? Ik begreep het allemaal niet meer. Zij begreep het ook niet. Zij begreep alles al lange tijd niet meer. Ik zag het in haar ogen. Ze waren zo leeg. Ik was bang er diep in te kijken; bang om te verdrinken in de donkere spelonken van haar hersenen. Waarvan ik wist dat er geen licht meer in scheen.

Ze had van die mooie lichtblauwe ogen, met grijs ertussen. Ik grapte weleens, en zei tegen haar dat ze confetti in haar ogen had. Dan lachte ze. Nu kon ik het niet zeggen. Nu zag ik geen confetti, maar duisternis en vergetelheid. Ik vraag me af, hoe lang iemand kan blijven ronddobberen terwijl diegene naar het lege einde tuurt? En, hoelang kan iemand stuurloos blijven, terwijl zij of hij het liefst het licht wil uitdoen?

“Ik ken een gezegde”, zei ik, “Het doodshemd heeft geen zakken. Als straks de laatste ruis verdwenen is, dan hoop ik dat u zich heeft voorbereid, al is het maar op de rust, en dat u bereikt waar u naar verlangt.”

Ze stond op om mij te omhelzen. Onze laatste afscheidsgroet. De omhelzing. Haar kus. Zij had zich voorbereid op het afscheid. Daar had ze nog de tijd voor. De tijd die mogelijkheden creëert of afneemt. Maar nu is haar zandloper bijna leeg. Nog even. Nog een paar uur. Dan is alles voorbij. Dan is vroeger er niet meer. Wanhoop veegt de lei schoon.

Dit stuk verscheen eerder op www.nieuwemoskee.nl

Foto: crsan via photopin cc