Voorpagina Maatschappelijk

Geluk schittert nog mooier aan het strand

Aangekomen op het strand. We lopen naar het plekje waar we geregeld zitten. In een mooi groot zandkasteel. Nee, dat is het niet. Een tafel met een paar stoelen en een rieten parasol die niet al te hoog boven de tafel uitkomt.

Het is half twee ’s middags. De zon schijnt fel. Ik kijk om mij heen. Mensen, veel mensen. Even verderop steekt een kind een mooi gesneden stuk meloen in zijn mond. Lekker, watermeloen op het strand.

Het strandzand onder mijn voeten voelt pijnlijk warm aan. Het valt me op dat de witte lijnen op mijn blauwe teenslippers nog korter zijn geworden, en steeds meer vervagen. Nog even en ze zijn blauw in plaats van blauw met witte strepen. Ach, het zijn ook maar … geniet maar van de zon slippertjes!

Ik pak een boek uit mijn tas en begin eruit te lezen. Stil, in gedachten. Achter me zijn een paar jongens ruzie aan het maken. Ik hoor ze wel, maar het stoort niet. Ik luister en lees tegelijk. Een beetje langzamer. Ik moet extra moeite doen om de woorden in me op te nemen. Achter me begint het steeds drukker te worden. Waarom gaan ze niet allemaal lezen. Of allemaal zwemmen, of slapen. Slapen op het strand, op warm zand, als een heel zacht veertje.

Na een paar bladzijden leg ik het boek terug in mijn tas, en richt me blik op de zee. Ik blijf er naar staren, terwijl mijn gedachten zich te rusten leggen op de golven. Mijn ogen gaan langzaam dicht, en af en toe hoor ik een geluid of een stem. Deze ene keer, kijk ik op, naar een mooi kindje, met een geelbruin vlek op zijn T-shirt. Wat een lieve ogen! “Pipa, gaajta, chips,” zegt hij. Omdat ik dat jongetje voor even blij wil maken, koop ik wat voor een paar dirhams.

Mijn zusje kijkt me aan, en ik denk, ik ga het niet zeggen, ze weet toch al wat ik denk. Mijn zusje zegt vaak tegen mij dat ik iedereen zielig vind. Nu we in Marokko zijn, krijg ik dat nog vaker te horen: “Doe normaal, jij vindt iedereen zielig.”

Het jongetje glimlacht en vertrekt. “ Pipa, gaajta, chips,” langzaam verdwijnt zijn stem. Mijn ogen sluiten zich, met het ruisen van de zee, steeds dieper. Nu lig ik nog fijner. Op een zachte wolk. Dank je, lief kindje.