Dit is deel 29 van Jouw Dagelijkse Dosis. Iedere dag in Ramadan schrijft een team van schrijvers een reflectie over de juz’ die praktisch de hele oemmah die dag leest. Alle lezers worden uitgenodigd hetzelfde te doen, en hun eigen reflectie op de juz’ van de dag in de reacties te plaatsen. Iedere dag kiest een jury de beste reflectie. De winnaar krijgt een exemplaar van De Levende Koran thuisgestuurd.
Iedere inleidende cursus in de Qur’anwetenschappen leert ons het onderscheid tussen Mekkaanse en Medinese soera’s, en legt uit hoe de Medinese soera’s, reagerend op de nieuwe sociale en politieke realiteit van de jonge geloofsgemeenschap, meer nadruk hebben op regelgeving, sociale verhoudingen, gewapende strijd etc., en de Mekkaanse soera’s vooral een oproep tot juiste geloofsvoorstellingen vormen.
Alle soera’s in juz’ 29 van de Qur’an zijn geopenbaard in Mekka. Het zijn dan ook typisch Mekkaanse soera’s in vorm en inhoud: korte verzen, poëtische beeldspraak, en grote nadruk op punten van geloofsleer, met name beschrijvingen van de oordeelsdag, het paradijs en, jawel, de hel.
Opvallend is dat op één sociaal-politiek punt de Mekkaanse soera’s wel degelijk vrij expliciet zijn: economische rechtvaardigheid. Ook in de 29e juz’ zien we daarvan een aantal voorbeelden.
Zo verhaalt soera Al-Qalam over een volk dat een rijke tuin bezit, maar geen deel van de oogst voor de behoeftigen apart houdt, en de behoeftigen uit de tuin wil weren. Allah bestraft hen daarvoor en doet hun tuin vergaan (Q68:17-33).
Ook soera Al-Ḥāqqa verhaalt over iemand die in het hiernamaals gestraft wordt omdat hij niet in Allah geloofde, én niet aanspoorde tot het voeden van de behoeftigen (Q69:33-34). Het geloof in Allah en het geven aan de behoeftigen worden hier samen genoemd.
Soera Al-Maʿārij benoemt de wispelturigheid van de mens, die bij tegenslag teneergeslagen is, terwijl hij in geval van voorspoed gierig is. Vervolgens noemt Allah een reeks goede eigenschappen, waaronder standvastigheid in het gebed en het geven aan de behoeftigen, wederom gekoppeld met zaken van geloofsleer, zoals geloof in de oordeelsdag en vrees voor de bestraffing van Allah (Q70:19-25).
De twee soera’s die tot de eerste openbaringen aan de Profeet behoren, Al-Muzzammil en Al-Muddaththir, noemen ook beide het geven aan behoeftigen expliciet (Q73:20, 74:44).
Blijkbaar is het delen van de gunsten van Allah met de behoeftigen zoiets fundamenteels, dat Allah het nodig vond het al onder de aandacht te brengen in een tijd dat de openbaring vrijwel geheel gericht was op het bouwen van gelovige persoonlijkheden, en het stadium van specifieke wetgeving nog niet aangebroken was. Het is alsof Allah wilde laten merken dat het delen met de behoeftigen een voorwaarde was om werkelijk gelovig te kunnen worden.
Zoals de Bosnische denker en leider Alija Izetbegovic heeft opgemerkt:
”Geloof en doe goede werken’ – deze zin, die meer dan vijftig keer herhaald wordt in de Qur’an, laat de noodzaak zien om iets te verenigen dat mensen geneigd zijn te scheiden. Het drukt het verschil uit tussen religie (‘geloof”) en moraal (‘doe goede werken’), evenals de imperatief dat ze samen behoren te gaan. De Qur’an onthult een omgekeerde relatie en laat zien hoe religie een sterke stimulans kan vinden in moraal: ‘Jullie zullen geen vroomheid bereiken totdat jullie weggeven van wat jullie geliefd is.’ Het is niet: ‘Geloof en je zult een goed mens zijn,’ maar het tegenovergestelde: ‘Wees een goed mens, en je zult geloven.’ Het antwoord op hoe men zijn geloof kan versterken is: ‘Doe goede werken en al doende zul je God vinden.”
(vertaald uit Izetbegovic, A.A., Islam between East and West, p. 126).
Bij het vers ‘Jullie zullen geen vroomheid bereiken totdat jullie weggeven van wat jullie geliefd is’ (Q3:92) moet ik denken aan wat een goede vriend van me eens vertelde over zijn oma. Hij vroeg altijd aan zijn oma of ze iets nodig had, geld of boodschappen of iets dergelijks. Pas toen ze overleden was, begreep hij de betekenis van dit vers. Zijn oma had eigenlijk niets liever gehad dan dat hij af en toe wat tijd met haar doorbracht, dat hij wat van zijn vrije tijd aan haar gaf. Maar zijn vrije tijd, dat was hem pas werkelijk geliefd. Dat gaf hij niet zo gemakkelijk weg als geld.
We leven in een tijd waarin mensen niet alleen materiële armoede kennen, maar ook sociale armoede (eenzaamheid), religieuze, spirituele, of een tekort aan kennis en wijsheid. Ons begrip van wie behoeftig is, moeten we dus veel wijder maken dan alleen materieel. Ga voor jezelf na of jij misschien iets van die dingen te geven hebt waar iemand in jouw omgeving behoefte aan heeft. Is er iemand in je omgeving die met af en toe ’n bezoekje blij te maken is, is er iemand die je iets zou kunnen leren van wat je weet, met wie je ’n keer ’n goed gesprek over God zou kunnen voeren? Wanneer we het zo benaderen, zullen we zien dat we eigenlijk allemaal wel wat te geven hebben.
De Profeet ﷺ heeft ons geleerd dat de bovenste, gevende hand beter is dan de onderste, ontvangende hand. Ook heeft hij beloofd dat een gift uiteindelijk nooit tot een afname van bezit zal leiden. Zakaat betekent taalkundig zelfs ’toename’, zoals Ronald eerder uitlegde. Alles voor jezelf houden leidt daarentegen juist tot vernietiging van je bezit, zo leert het verhaal van de mensen van de tuin in soera al-Qalam, vers 17-33. Dit geldt net zo goed voor immateriële zaken. Als jij anderen niet van jouw kennis, talent of expertise in iets laat meeprofiteren, is er een kans dat Allah het van je af zal nemen. Als je jouw hoge spirituele staat niet ook voor anderen bereikbaar probeert te maken, is er een kans dat deze weer zal verdwijnen. Als iets je dierbaar is, deel het dan met anderen, en Allah zal het je uiteindelijk laten behouden en er zelfs meer van geven. Wat je bezit wordt pas werkelijk wat waard wanneer je het deelt. En je krijgt nog een flinke dosis imaan en taqwa op de koop toe!
We zitten in de laatste dagen van Ramadan, het is de tijd om onze zakaat al-fitr te geven. Het doel van deze gift is de behoeftigen in staat te stellen die dag ook wat van de feestelijkheid mee te beleven. Misschien kunnen we eerst goed rondkijken in onze eigen omgeving of er misschien behoeftigen zijn, misschien zelfs wel in onze eigen familie. Vaak sturen we onze giften naar verre landen, terwijl mensen in onze eigen directe omgeving ook tekorten kennen en nauwelijks middelen hebben voor een beetje feestelijkheid. Misschien kunnen we deze laatste dagen van Ramadan eens langs gaan bij een daklozencentrum in de buurt om kennis te maken en te vragen of iemand ’n extraatje kan gebruiken voor ’t feest. Je zou ook kunnen denken aan de op straat gezette vluchtelingen in Amsterdam. Met een kleine gift via Wij Zijn Hier kunnen we hun misschien ook een beetje ’n feestgevoel laten beleven. En als je toch in de buurt woont, ga ze dan straks ook even ‘Eid Mubarak wensen. Dat is ook meteen goed voor de sociale contacten van deze vaak sociaal geïsoleerde groepen, en voelt voor jezelf ook wat persoonlijker dan internetbankieren. Er vindt dan niet alleen een transactie van geld plaats, maar ook van iets anders dat niet in materie uit te drukken is.
Moge Allah ons vrijgevig maken, en onze giften een stimulans voor ons geloof laten zijn.
Bron foto: Flickr.
4 Reacties op "De Behoeftigen – Juz’ 29"
Het is een mooie en goede herinnering voor de gene die nog hun zakat misschien zijn vergeten. Ook weet je heel goed met meerdere soerat uit de Juz de kern er uit te halen. Bedankt voor dit mooie stuk :)
Jazaka Allah, Mooie stuk!
Prachtig geschreven! Ik was van plan mijn eigen reflectie te delen maar heb hier niets aan toe te voegen.
Ena, deel het alsjeblieft. Dat is juist de bedoeling van deze rubriek!