Dit is deel 2 van Jouw Dagelijkse Dosis. Iedere dag in Ramadan schrijft een team van schrijvers een reflectie over de juz’ die praktisch de hele oemmah die dag leest. Alle lezers worden uitgenodigd hetzelfde te doen, en hun eigen reflectie op de juz’ van de dag in de reacties te plaatsen. Iedere dag kiest een jury de beste reflectie. De winnaar krijgt een exemplaar van De Levende Koran thuisgestuurd.
In het midden van soera al-Baqara, het tweede hoofdstuk van de Qur’an, bevindt zich één van mijn favoriete verzen. Het is een vers dat niet een beetje in het midden staat, maar gigantisch in het midden. Veel ‘middener’ kan dit vers eigenlijk niet staan. En ik hou van dit vers – dit vers heeft me niet zozeer tot de islam geleid, als wel voor de islam behouden.
Wanneer de ene koekenbakker extreem harde opmerkingen maakte over vrouwen, kinderen, ongelovigen, andersgelovigen of zijn of haar eigen broeders en zusters, was het dit vers dat mijn verstoorde innerlijke rust weer herstelde. Als de andere koekenbakker begon over geloof dat alleen in het hart hoefde te zijn, bismillah met zijn of haar blikje bier klapte, zich hardop afvroeg waarom ik in Godsnaam moslim zou zijn geworden, dan loste dit vers voor mij zonder al teveel moeite die verwarring op van iemand die het mooiste geloof op aarde had, maar het niet op waarde leek te schatten.
Toch had ik dit vers bijna niet bereikt. Niet tijdens mijn eerste lezing, niet tijdens mijn tweede. Pas de derde keer was het daadwerkelijk scheepsrecht.
Komende van een Bijbelse achtergrond, was ik gewend om ‘narratief’ te lezen. Ik was gewend aan een verhaal met een begin en een einde. Wanneer ik de bijbel opensloeg, kreeg ik nogal wat geschiedenis en biografie in verhalende vorm. De Qur’an komt daarentegen direct poëtisch, herhalend, bezwerend en bijna in postmoderne mixvorm uit de startblokken. Er zitten korte stukjes verhalende tekst in, soms over een specifiek onderwerp uit die tijd, soms met een meer tijdloze wijsheid.
Zo behandelt juz’ 2 o.a. de qibla of gebedsrichting; de hajj; halal en haram in voeding; qisas (recht op vergelding) tegenover de genade schenken, wat altijd beter is; het testament; de maand ramadan en vasten; alcohol en gokken; trouwen en scheiden; de pilaren zoals zakaat en salaat worden ook meerdere malen genoemd; de profeet Taloet (Saul) en het volk van Israël; Ayat al Koersi (het troonvers); de Profeet Ibrahim; het paradijs en de hel; het verbod op rente; en, niet onbelangrijk: de belofte van Allah niemand boven zijn vermogen te belasten.
Deze rijkdom aan onderwerpen had tot gevolg dat mijn ongetrainde brein steeds kwam vast te zitten in hoofdstuk twee. Ik las soera al-Faatiha (hoofdstuk 1) en voelde de waarheid ervan. Ik prees Allah met dit hoofdstuk en voelde dat Hij, als mijn Schepper, recht op alle lofprijzing had en niemand anders. Ik vroeg alleen Hem om hulp en wilde alleen Hem aanbidden. Ik vroeg Hem om leiding en mij te behoeden voor dwaling. En liep vervolgens hopeloos vast in de vruchtbare jungle van soera al-Baqara. Ik kwam gelukkig wel steeds een stukje verder en las ondertussen her en der wat andere boeken over islam. Biografieën over de Profeet Mohammed ﷺ, boeken over de geschiedenis van de islam, boeken over de pilaren van islam en imaan. En opeens klikte er iets. Zo was ik op vakantie en roetsjte ik in één van de meest onislamitische omgevingen door die Qur’an heen. Bam. Alhamdulillah, lekker hoor.
Uiteraard pakte ik toen ook dit ene vers mee, wat nu tot mijn favorieten behoort en wat mij regelmatig redt van extremiteit en laksheid en waarvan ik hoop dat Allah swt het mij altijd van extremiteit en laksheid zal blijven redden.
In vers 143 van soerat al-Baqara vinden we het volgende:
“En zo hebben Wij jullie tot een evenwichtige gemeenschap gemaakt, opdat jullie getuigen voor de mensen zijn en de Boodschapper getuige voor jullie is.” (Q2:143)
In het Arabisch heet dit ummatan wasatan – je kunt het ook vertalen als een gemeenschap van de middenweg. Niet te extreem, zodat je niet vervalt in hardheid door een overdreven nadruk op regelgeving zonder de barmhartige doelstelling over het hoofd te zien, maar ook niet te laks, zodat je enkel aandacht hebt voor het hart en vergeet dat je ledematen en je ogen je ondertussen naar zeer slechte zaken bonjouren. Zo verschafte dit vers mij duidelijkheid, gaf het een plek aan de realiteit van islam en maakt het mij, met verlof van Allah, tot een mens die meer in balans is.
Foto: Rick Harrison
3 Reacties op "Juz’ 2 – Een evenwichtige gemeenschap"
Mij was dit betreffende vers nooit zo direct opgevallen als zijnde zo sprekend. Ik zie nu dat het inderdaad veel meer bevat dan die enkele woorden. Wat het bij nu mij ook oproept is dat de verscheidenheid binnen de ummah geen probleem hoeft te zijn. Vaak wordt de verscheidenheid als een nadeel gezien. Hier klinkt het juist hoopvol, bijna positief. Zolang de verscheidenheid zorgt voor een balans, een eenduidige krachtige kern, zal het goedkomen. Mooi vers inderdaad!
In dit deel wordt ook het vasten aangekondigd. “Jullie is het vasten voorgeschreven, zoals het aan degenen voor jullie is voorgeschreven, opdat jullie Godvrezend zullen zijn.”
Het mooie aan vasten is dat je het alleen voor Allah kunt doen. Vasten voor een ander mens, of met een wereldlijke bijbedoeling, is niet mogelijk. Waar men kan knielen voor iets/iemand anders dan God, giften kan geven omwille van iets/iemand anders, of kan reizen voor iets/iemand anders, is er nog nooit gevast voor iets/iemand anders dan God. Het vasten heeft daarmee een andere status dan het gebed, de hajj/umrah en de zakaat. Al die handelingen (knielen, reizen, giften doen) zijn weleens omwille van afgoden of andere mensen of zichzelf verricht. Niemand heeft weleens gevast om daarmee een ander te plezieren. Wat heeft de ander er immers aan dat jij vast?
Er kan ook geen riyaa’ in zitten. Andere mensen kunnen immers niet zien of je werkelijk je vasten volbrengt: wie een hele dag vast, doet dat per definitie voor Allah.
Zoals Allah zegt in een hadith qudsi: “En het vasten is voor Mij [alleen], en [alleen] Ik beloon het.”
Shaykh Mitwalli Sha’raawi heeft dit treffend uitgelegd.
Assalem aleykum,
Ramadan Mubarak.
Qur’an 2:212
Voor degenen die ongelovig zijn, is het wereldse leven schoonschijnend gemaakt en zij bespotten degenen die geloven….. (Vertaling van Dr. Sofjan S. Siregar)
Hoe toepasselijk ervaar ik dit deel van deze ayat in het dagelijkse leven. Aan alle kanten worden we via de media gebombardeerd met boodschappen die puur en alleen gericht zijn op wereldse zaken. Van onweerstaanbare deodorants tot aan het hemelse rijgenot van de nieuwste auto. En inderdaad…. De verleidingen zijn soms (te) groot.
Wanneer ik lees over het bespotten denk ik met verlangen aan de periodes waarin ik in Tunesie verblijf. Simpelweg omdat ik daar niet vreemd aan word gekeken als ik bid of zeg te vasten. Hoewel daar lang niet iedereen bid word ik daar in ieder geval niet meewarig aangekeken alsof ik de plaatselijke dorpsgek ben en hoef ik daarover geen uitleg te geven.
Raoef