
Het is 1 juli 2014. Na een korte, maar rustige nacht gaat mijn wekker. Met een half oog check ik Facebook op mijn telefoon, en dan schrik ik wakker. Gaza had geen rustige nacht. In Gaza zijn sommigen vanochtend niet wakker geworden. Platgebombardeerd. Onschuldig.
Mijn broertje staat met zijn rugtas te wachten om naar school te gaan. Ik kijk hem aan, en denk aan alle moeders die hun kind vanochtend niet levend in de armen hebben kunnen sluiten. Ik druk een kus op zijn hoofd. Mijn hart bloedt.
Inmiddels zijn we meer dan een week verder. De misère blijft aanhouden. Bombardementen. Raketten. Rotzooi. De beelden die me bereiken lijken op elkaar, maar ze zijn toch niet dezelfde. Het verdriet en effect is elke keer uniek, evenals het achterliggende verhaal dat steeds op zichzelf staat. Menselijk en pijnlijk. Moeders die met hun kind in de armen staan. Tranen druppelen op het levenloze gezicht. Een laatste afscheid. Een verloofde die voor het laatst het gezicht van haar geliefde liefkoost. Ze zouden het huwelijksbootje instappen. Samen. Hij is een andere reis begonnen. Een jongetje dat kijkt naar een hoop puin. Dat waren zijn wortels, daar was hij geboren. De herinneringen zijn begraven onder brokstukken. Ik bekijk de foto’s, ik lees de verhalen. Ze raken me. Ik probeer iets te doen.
En dan zie ik een andere foto. Deze bevat geen bloed en verdriet. Integendeel. Op de foto zie je mensen op klapstoeltjes, die wat versnaperingen naar binnenwerken. Deze groep heeft overdag wat lekkers te koelen gezet, de stoelen uit de schuur gehaald en ’s avonds meegesleept naar een specifiek punt. Voor het beste uitzicht. Gezellig. Kijken hoe Gaza wordt platgebombardeerd. Luisteren naar raketten die het gehuil van kinderen overstemmen. Het gehuil dat de harten van deze groep sowieso niet bereikt. Daar is het te gezellig voor, daar op die bergtop.
Ik zag deze foto. Het raakte me. Ik besefte dat ik misschien ook wel eens toekijk. Niet vanaf een berg, maar van achter mijn beeldscherm. Als er mensen zijn waar ik me niet mee wil identificeren, dan is het wel dit groepje op deze bergtop. Laten we niet toekijken. Laten we vooral menselijk blijven. Wij wel. Doen wat we kunnen doen. Jij weet het beste waartoe je in staat bent om te helpen, doe dat. Kijk niet toe. Anders zijn we geen haar beter dan die mensen op de berg.
Wát we kunnen doen? Het verrichten van smeekbeden, doneren van geld, creëren van meer bewustwording en meelopen met de demonstratie op 12 juli. Wees er ook bij en neem anderen mee. Ik ben er ook, met op mijn schouders een keffiyeh. Zeg je me gedag als je me ziet? De vredesgroet, in welke taal dan ook. Want vrede, dat is wat we willen.
Salaam.
Volg ons op social media