Absurdistan is a term sometimes used to satirically describe a country in which absurdity is the norm, especially in its public authorities and government.
The Bizarro Effect: Did 9/11 rip a hole in the space-time continuum? The evidence grows…
In 2004 zat ik vier weken vast in Damascus wegens het begaan van en stommiteit: Namelijk het verliezen van mijn paspoort en nog wat zaken van minder belang: o.a. geld, creditcards, en bankpassen. In die vier weken heb ik aan den lijve ondervonden wat het is om in een kafkaiaanse nachtmerrie te geraken in een dictatoriale bureaucratie.
In die paar weken heb ik zoveel geüniformeerde snorrenmannen gesproken – of eerlijk gezegd moeten aanhoren hoe een ondergeschikte mijn zaak voorlegde aan de desbetreffende snorrenman die mij dan minzaam aankeek en zuchtend een krabbel op mijn door de Syrische politie verstrekte formulier zette om er daarna met een zwaai en harde klap een stempel bij te zetten – dat ik nu aan mijn met de jaren uitdijende reservoir aan nutteloze kennis ook de benamingen in het Arabisch voor de rangen van sergeant tot brigadegeneraal kan toevoegen.
Met elke rangstijging werd de krabbel en de stempel groter en dat gold ook voor het aantal sterren, strepen en allerlei andere frutsels op de uniformen van de heren en de weelderigheid en grootte van hun kantoorruimte. In het begin zaten een vriend en ik tegenover een jonge snorrenman in egaal uniform zonder onderscheidingstekens. We zaten in een overvol politiebureau met afbladderende verf en vochtplekken aan de muren, nauwelijks tegen de hitte opgewassen ventilatoren, bureaus met vlekken en volle asbakken, uitpuilende dossierkasten, aftandse typemachines – geen computer te bekennen! – en met een kakofonie aan geluiden op de achtergrond.
Aan het “einde” van mijn tocht stond ik in een kantoorruimte met hagelwitte muren, voor een enorm bureau met daarop een hoeveelheid telefoontoestellen in verschillende kleuren, duur uitziende – naar mijn smaak een en al luxe kitscherigheid – pennenhouders, presse-papier en soortgelijke prularia. Ik stond op een schone vloer van modern mozaïek. In een hoek stond een aantal lederen fauteuils, een koffietafel met een grote schaal fruit, een vaas met een bos verse bloemen en een enorme breedbeeld tv die geluidloos aanstond op Al Jazeera. Naast het bureau stond een geüniformeerde assistent in smetteloos uniform in houding. Boven het bureau aan de muur hing een groot staatsieportret met daarop afgebeeld de politieke drie-eenheid van Syrië. Recht daaronder zat in een comfortabele bureaustoel een snorrenman met de meeste sterretjes, streepjes en andere frutsels van al die snorrenmannen aan wie ik tot dan toe mijn politieverklaring had mogen overhandigen voor een krabbel en een stempel. Dit alles werd aangenaam verkoeld door een zacht zoemende airconditioner.
De snorrenman bekeek mijn politieverklaring die na een weeklange toer langs politiebureaus, ministerie van immigratie, de binnenlandse veiligheidsdienst en nog wat instanties gestaag in pagina’s gegroeid was alsof het een vies vod was. Hij sloeg tergend langzaam met een pen de pagina’s om terwijl hij elke pagina minutieus bekeek. Alsof het nog niet langzaam genoeg ging, werd er zacht op de deur geklopt waarop de assistent zich naar de deur haastte, deze half open deed, naar buiten keek, zich omdraaide, in de houding ging staan en aan Zijne snorrenman vroeg: “ of hij zijn thee nu beliefde”. Waarop snorrenman minzaam met zijn hoofd knikte en de assistent de deur openzwaaide.
Er stapte een jongenman in uniform binnen. Hij had op zijn handpalm een zilveren dienblad met daarop een Turks glaasje thee. Hij rechtte zijn rug, salueerde en bleef kaarsrecht en stokstijf stilstaan. Totdat snorrenman een instemmend knikje gaf met zijn hoofd en hij van stilstand plots in een paar stappen, zonder ook maar het dienblad te laten trillen, bij het bureau stond. Hij nam het theeglaasje met schoteltje van het dienblad, boog zich voorover, zette het neer naast de rechterhand van snorrenman, richtte zichzelf op, hield in één zwaai het dienblad langs zijn zij en ging tegelijkertijd in de houding staan, salueerde de snorrenman en richtte zich tot de snorrenman met de vraag: “of Zijne snorrenman nog iets anders beliefde”. Waarop deze een klein knikje met zijn hoofd gaf wat blijkbaar nee betekende. E\rgens zat er een betekenisverschil in de manier waarop snorrenman knikte want die konden zowel ja als nee betekenen. Maar er ontging mij zoveel die paar weken tot mijn schade en schande! De jongenman deed een paar stappen achteruit, salueerde wederom, draaide zich om en verliet het bureau waarop de assistent geluidloos de deur sloot en zijn plaats hernam naast het bureau van snorrenman.
Na dit thee-intermezzo hernam snorrenman de bestudering van mijn politieverklaring en na een tijd, die een eeuwigheid leek, belandde hij eindelijk op de laatste pagina. Hij hief zijn blik van het papier, keek mij minzaam aan, zuchtte, deed een bureaula open, haalde daaruit een officieel uitziend briefpapier, schreef er snel met zijn pen een paar regels op in het stenografische ruq3a – dat gekmakende schrift dat iemand die alleen gewend is gedrukt Arabisch te lezen met geen mogelijkheid kan ontcijferen – pakte daarna een handstempel uit dezelfde la, waarop zijn assistent een stempeldoos op het bureau opende en snorrenman de handstempel zachtjes het inktkussentje liet beroeren om hem daarna met een klap op het briefpapier onder zijn handschrift te doen neerkomen.
Hij deed daarop de handstempel terug in de la, deed deze dicht, pakte het glaasje thee, nam met veel geslurp een slok, zette het glaasje neer, leunde achterover in zijn bureaustoel, draaide die richting de TV, pakte de afstandsbediening, zette het geluid harder en gunde mij verder geen blik waardig. Ondertussen had de assistent met een nietmachine het briefpapier toegevoegd aan mijn politieverklaring, gaf het met een vriendelijke glimlach aan mij, deed met één hand de deur open en wenkte met zijn vrije hand richting het gat van de deur voor het geval ik niet begreep wat er van mij verwacht werd. Voor ik het wist, stond ik op de gang en sloot de deur zich geluidloos achter mij.
Daar stond ik dan op de gang. Eerst wat verbouwereerd bij te komen van de gang van zaken, maar al gauw maakte dat plaats voor een euforische gevoel van blijdschap. Eindelijk had ik de sleutel tot mijn verlossing, de laatste krabbel, de laatste stempel. Nu nog even snel naar het politiebureau, die lui daar de krabbel en stempel van de hoogste baas laten zien, zodat ze als de wiedeweerga een verklaring gingen uittikken dat ik daadwerkelijk mijn passpoort was verloren. Met die verklaring zou ik dan, als het meezat, nog voor sluitingstijd op de Nederlandse ambassade – over de absurditeiten die zich op de Nederlandse ambassade hebben afgespeeld later meer – kunnen zijn om ook daar eindelijk de bureaucratische radarwieltjes in beweging te zetten en zo in het bezit te geraken van een laissez-passer. Maar ik had buiten de Syrische waard gerekend. Dit was niet het einde van de ellende maar bleek slechts een voorproefje te zijn van wat nog komen ging.
Wordt vervolgd….
4 Reacties op "Absurdistan"
Ben zeer benieuwd naar de rest van je verhaal , ik ken de Syrische snorrenmannen ook namelijk, alhoewel ik nooit mijn paspoort ben verloren gelukkig in Syrië.
Wat een zuurpruim is deze schrijver, nooit komt er glimlach voort behalve een fronsende hoofdpijn.
@ Adam
Vind je? Ik vind ‘m juist erg geestig. Het geeft op een komische wijze juist heel goed aan hoe het er daar aan toe gaat :)
Ook niet handig hè, paspoort verliezen in zo’n land.
Ben er recentelijk geweest, ’n heel mooi land met erg aardige en gastvrije mensen. Al die militairen en agenten op straat, voelde me heel veilig.