Voorpagina Ervaringen

Moet je vechten?

I am a patient boy
I wait
My time is water down a drain

But I won’t sit idly by
I’m planning a big surprise
I’m gonna fight
For what I want to be

And I won’t make the same mistakes
Because I know how much time that wastes
Function is the key
Inside the waiting room

Because they can’t get up
from the waiting room

fugazi – waiting room (1988)

Soms wil ik vechten. Volgens mij heb ik al iets van 20 jaar mijn vuisten niet meer gebruikt, maar in de laatste paar maanden merk ik dat een gevoel zich van mij meester maakt dat ik liever niet erken of wil kennen. Ik schrijf het nog maar een keer op, want eigenlijk geloof ik het nog niet helemaal: ik wil vechten.

Het doet me oprecht bizar aan omdat ik eigenlijk nooit heb willen vechten uit mezelf. Een keer heb ik slechts iemand een tik in zijn maag gegeven waarbij ik zelf de aanstichter was. Hij heette Dennis en was op zich wel een aardige gozer. Volgens mij doet hij nu iets hips met internet en uitgaan.

Ik was toen een jaar of 15 en hij was een mede-tagger die me bruut gestreept had, behoorlijk bewust volgens mij. In een vlaag van arrogantie en misplaatst machismo (is het ooit wel eens goed geplaatst, machismo?) heb ik de lucht uit zijn lijf gemikt. Echt lelijk gedrag. Ik heb er nu nog spijt van.

Een jaar daarvoor had ik voor het laatst echt gevochten toen Bolle Mimoun een steen naar me had gegooid van een stukje verderop. Ik was net 14 en werd door de buurman gespierde sprinkhaan genoemd. Dit leek mij overigens een contradictio in terminis.

Het was me een beste baksteen en ik vond het wel wat om hem te vragen waarom hij dat eigenlijk deed. Bolle Mimoun liet zich niet makkelijk uit zijn tent lokken, maar kwam toch. Toen hij eenmaal dichterbij was gekomen schatte hij mij niet al te best in. Na een schop tegen mijn knieën waarschuwde ik hem. Na de tweede trap, klapte ik hem met een vloeiende beweging op zijn neus, die overigens in een even zo vloeiende beweging bloederig leegliep.

Een week later was Schrobbert mijn Plankschaatskompaan aan het rollen bij de minitrappetjes van de Rabobank te Midreth, toen er een busje stopte met o.a. Mimouns oom. Arme Schrobbert had een paardenstaart in aanwas en Bloederige Mimoun kon ons blijkbaar niet zo goed uit mekaar houden (hoewel mijn paardenstaart echt groter, wat heet: indrukwekkender was). Bijna ging Schrobbert mee het busje in, maar gelukkig zag iemand de persoonsverwisseling tijdig in.

Een week later zag ik Mimouns broer. Hij zag mij ook. Ik stapte voor de zekerheid af van mijn fiets, klaar om een pak slaag te ontvangen. Tot mijn verbazing hoorde de oudere broer mij aan en liet hij mij verder gaan. Gelukkig maar.

Tot zover mijn tot op heden laatste daden van fysieke agressie. Ik merk dat ik wat tekort kom. Misschien dat ik volgende week korter moet schrijven.

In het jaar dat Elvis stierf, werd Noureddine geboren. Op zijn negende kreeg hij een skateboard. Op zijn 20ste werd hij in Schotland verliefd op boeken. Op zijn 27ste werd hij moslim en vond hij zijn draai. Hij werkt in de gehandicaptenzorg en denkt soms dat hij bijna Arabisch kan lezen maar vraagt dan toch om een klinker. Hij jat de beste grappen van de missus, steun en toeverlaat sinds 2006. Af en toe vertaalt hij wat poëzie omdat het leven dan gewoon beter is.

Lees andere stukken van