Voorpagina Buitenland, Geschiedenis, Palestina

Sabra en Shatila: we zullen niet vergeten

Vandaag is het 32 jaar geleden dat duizenden mannen, vrouwen en kinderen stierven tijdens de bloedbaden in de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Shatila. De 36 uur durende massamoord op voornamelijk burgers liet littekens na op de zielen van de overlevenden. Vandaag, 32 jaar later, is nog steeds niemand vervolgd en verantwoordelijk gesteld voor hetgeen zich op 16 september 1982 voltrok. Daarom zet ik mijn pen vandaag op gitzwart papier om over deze zwarte bladzijde uit de geschiedenis te schrijven. Opdat we de slachtoffers niet zullen vergeten, en opdat de daders hun straf niet zullen ontlopen.

De bloedbaden die op 16 september 1982 werden aangericht zijn niet los te zien van de historische context in het conflict met Israël. Sabra en Shatila waren kampen die bescherming moesten bieden aan voor geweld gevluchte Palestijnen. Dat juist in een vluchtelingenkamp dergelijke misdaden jegens de mensheid zijn begaan is onverteerbaar. Wat het allemaal nog veel erger maakt is dat deze misdaden plaats konden vinden in het zicht van de internationale gemeenschap. Na 32 jaar is er nog niemand vervolgd en verantwoordelijk gesteld voor deze misdaden; de internationale gemeenschap zwijgt, nog steeds en al veel te lang.

Na de Zesdaagse Oorlog van 1967 begon zich een Palestijnse verzetsgroep te organiseren. Hun verzet werd beantwoord door het Israëlische leger, en niet zelden werd de Libanese bevolking slachtoffer van Israëlische aanvallen. In Libanon keerden veel burgers zich tegen de Palestijnen, en het is geen verrassing dat de tegenstellingen tussen etnische en religieuze groepen in de regio op scherp stonden. De confrontaties tussen Libanese Falangsisten en Palestijnen liepen op, en hebben mede geleid tot het uitbreken van de Libanese burgeroorlog in 1975.

In een regio die in brand staat, worden bevolkingsgroepen zonder moeite tegen elkaar uitgespeeld; extreem-gewelddadige groeperingen voelen zich gesterkt in hun opvattingen. Het doel heiligt de middelen, er is geen plaats voor verzoening. Op de avond van 16 september 1982 omsingelde het Israëlische leger, onder leiding van Ariel Sharon, de vluchtelingenkampen in Sabra en Shatila. De vluchtwegen werden door het Israëlische leger gecontroleerd. Als er een hel op aarde bestaat, dan denk ik dat deze zich daar bevond.

Een groep van 150 Falangisten trok bewapend met geweren, messen en bijlen de vluchtelingenkampen binnen en gaf het startsein voor een twee dagen durend bloedbad. Vaders werden gemarteld, moeders verkracht. De straten lagen bezaaid met lijken, waarvan ogen uit de oogkassen waren gerukt en gehele families werden geëxecuteerd. Deze onmenselijkheid kende geen genade: mannen, vrouwen en kinderen werden stuk voor stuk afgeslacht. Hartverscheurend geschreeuw, kreten van doodsangst, die vervolgens werden doodgeslagen door een oorverdovende stilte.

Het is nooit duidelijk geworden hoeveel mensen er in Sabra en Shatila zijn afgeslacht, de aantallen variëren tussen de 700 en 3500 doden. Waar echter geen misverstand over kan bestaan, is dat de brute wijze waarop onschuldige mensen zijn afgeslacht een regelrechte misdaad tegen de mensheid is. Ook de internationale gemeenschap veroordeelde de gebeurtenissen: de Verenigde Naties durfden zelfs een stapje verder te gaan en te spreken over genocide. Niets meer dan zware, maar inhoudsloze woorden; er zijn nooit consequenties verbonden aan de gruwelijkheden die daar plaats hebben gevonden.

In de loop der jaren zijn er verschillende overlevenden van de genocide in Sabra en Shatila die hun verhaal met de wereld hebben gedeeld. Het ene verhaal nog schokkender dan het andere. Eén van de overlevenden, Nohad Srour, vertelde in 1998 aan de Libanese Daily Star: “I was carrying my one year-old baby sister and she was yelling “Mama!  Mama!” then suddenly nothing.  I looked at her and her brain had fallen out  of her head and down my arm. I looked at the man who shot us. I’ll never  forget his face. Then I felt two bullets pierce my shoulder and finger.  I  fell.  I didn’t lose consciousness, but I pretended to be dead.”

We herdenken vandaag om niet te vergeten. Om niet te vergeten, en om herhaling van de geschiedenis in de toekomst te voorkomen. We wensen en hopen dat mensen leren van leed uit het verleden. Niemand heeft het recht om het leven van iemand te ontnemen. Daarom is het belangrijk dat we herdenken, om zo de verhalen van de slachtoffers aan volgende generaties door te kunnen geven. We herdenken omdat we streven naar rechtvaardigheid. Door middel van veroordeling, en niet alleen in woord, maar ook in daad.

Natasha Huiberts probeert bij te dragen aan een eerlijke en rechtvaardige wereld. Dat doet ze door maatschappelijke organisaties te ondersteunen bij de ontwikkeling en uitvoering van projecten en campagnes. In haar werk zijn oorlog, mensenrechten en de strijd voor rechtvaardigheid terugkerende thema's

Lees andere stukken van Natasha