Zij was een reiziger, verdwaald vanaf het begin, in gevecht met de wereld, zij was een vluchteling. Wereldvreemd, bang om te dromen, enkel op zoek naar een haven, in gevecht met de tastbare grenzen, in gevecht met de aarde. Zij was een rebel, gevallen en opgestaan, ongelukkig geboren in geweld.
Vechtend voor de nachten, de dagen, de maan en de sterren, allemaal op haar schouders gedragen.
Vechtend voor de nachten, de dagen, oceanen en savannes, allemaal op haar schouders gedragen.
Toeschouwers van buitenaf voedden haar gevecht en de oorlogen elke dag weer, vergiftigden haar aders en ze keken toe. Maar ze keken dwars door haar, en alles waar zij voor stond heen. Ze keken dwars door haar heen, de zogenaamde wereldverbeteraars. Ze maakten analyses, en zouden haar doen eindigen in een nutteloos archief van Ivo Opstelten of voor hetzelfde geld de vuilnisman. Ze verdronken haar in procedures, en ze zag voor zich steeds hogere en verdomde muren. Ze bleef een hopeloze vreemdeling.
Zij was daar elke dag weer, vechtend, rennend, schreeuwend, huilend met man en macht in haar innerlijk toneel. Daar zaten ze dan met geboeide groene en blauwe ogen, die wereldverbeteraars. Zodat zij haar verhaal kon herhalen, opnieuw, voor de zekerheid want, ‘liegen past niet binnen ons beleid’. Zij was het nummertje, zij was geen Malala; zij was geen nobelprijs winnaar. Zij was het nummertje; zij was gewoon ongewenst.
‘Moeder, wat gebeurt er met de wereld?
Vader, wat ze ik om mij heen?
Broer, help mij te begrijpen.
Zus, blijf nog even!
God, laat mij niet alleen…’
Het enige wat zij kon herhalen, staande op de bühne, daar in het centrum van de kamer, twee bij twee, daar waar zij zich elke nacht bevindt. Daar waar zij elke nacht terugdenkt aan wat haar niet alleen liet doorgaan maar, liet hollen, rennen, sprinten en regelmatig tegen de muur aan smeet. Daar waar zij terugdenkt aan haar reis, dagen, nachten door de bergen.
Mishandeld, verminkt, onteerd, gepijnigd. Flashbacks met beelden van militaire pakken, bussen, mannen, knallen, bommen, geschreeuw, gehuil. Gevangen, keer op keer afgespeeld en zij bleef vluchten, keer op keer, grens na grens, nacht na nacht, schreeuwend en huilend naar de hemelen.
‘God, de wereld staat in brand.
God, de wereld staat in brand.’
Staatloos, illegaal, ongewild, weggegooid, wereldvreemd, een vluchteling. Ze bleef weer herhalen in het centrum van de kamer, wetend dat ze al vertrokken waren, niet naar daar waar een legaal document ze binnen zou laten, maar daar waar God ze terughaalt naar wij allemaal vandaan kwamen.
‘Moeder, wat gebeurt er met de wereld?
Vader, wat zie ik om mij heen?
Broer, help mij te begrijpen.
Zus, blijf nog even.’
Smekend naar de hemelen:
‘God, de wereld staat in brand, laat mij niet alleen.’
Dit stuk is voorgedragen tijdens de eerste editie van dit Fanatics seizoen.
Eén reactie op "Spoken word: De vluchteling"
Prachtig geschreven Soumaya!