Voorpagina Islam, Jouw Dagelijkse Dosis, Jouw Dagelijkse Dosis 2015 / 1436

Lijden en de almacht van Allah – Juz’ 4

Dit is deel 4 van Jouw Dagelijkse Dosis. Iedere dag in Ramadan schrijft een team van schrijvers een reflectie over de juz’ die praktisch de hele oemmah die dag leest. Alle lezers worden uitgenodigd hetzelfde te doen, en hun eigen reflectie op de juz’ van de dag in de reacties te plaatsen. Iedere dag kiest een jury de beste reflectie. De winnaar krijgt een presentje thuisgestuurd.

De gelijkenis van hetgeen zij in het tegenwoordige leven aan bijdragen besteden [in vijandschap tegen de Profeet en de gelovigen] is als de gelijkenis van de wind, waarin zich een ijzige koude bevindt, die de oogst treft van een volk dat zichzelf onrecht heeft aangedaan, en die deze [oogst] vernietigt. En niet Allah doet hun onrecht aan, doch zij doen zichzelf onrecht aan. (Q3:117)

En wanneer jullie rampspoed overkomt – en jullie hebben het dubbele daarvan [bij jullie vijanden] teweeg gebracht – zeggen jullie: “Waar komt dit vandaan?” Zeg: “Het komt vanuit jullie zelf.” Allah is Almachtig omtrent alle dingen. (Q3:165)

Wie heeft er niet eens in ’n gesprek met ’n niet-gelovig familielid, buurman, collega of schoolvriend het argument gehoord “Als God zou bestaan, waarom is er dan zoveel kwaad en lijden in de wereld?” We zijn misschien geneigd om dat als ’n flauw debattrucje te zien van mensen die te lui zijn om zich werkelijk met God bezig te houden, maar het diepere vraagstuk eronder is heel reëel. Ik geloof werkelijk dat dit voor veel mensen tot ’n serieuze geloofscrisis kan leiden. Het is dan ook de moeite waard er wat dieper bij stil te staan, zonder er per se een duidelijk en eenduidig antwoord op te claimen.

Er is bijna geen kwestie die theologen zoveel hoofdbrekens heeft bezorgd als de kwestie waarom God het lijden in de wereld toestaat, misschien zelfs wel schept, terwijl Hij het in Zijn almacht ook zou kunnen verhinderen, en misschien zelfs zou moeten verhinderen, aangezien Hij het beste met ons allemaal voor claimt te hebben. Je zou kunnen stellen dat dit, met het samenhangende vraagstuk van de vrije wil van de mens, hét theologische hoofdpijndossier vormt van de monotheïstische religies. Er is eigenlijk nooit ’n werkelijke consensus over bereikt, en het denken hierover werkt zelfs nog door in het 21e-eeuwse geseculariseerde denken.

Dit vraagstuk van het kwaad in de wereld wordt “theodicee” genoemd, afgeleid van het Griekse theos (God) en diké (rechtvaardiging). Denkers die zich met het vraagstuk van theodicee bezighouden, proberen het bestaan van een Almachtige God Die het beste met de mens voorheeft te rechtvaardigen in het licht van het bestaan van het kwaad. Het idee dat God Omnipotent (Almachtig) en Omnibenevolent (Welwillend voor iedereen) is, verdraagt zich immers moeilijk met de dagelijkse portie lijden, verdriet en kwaad die ons tegemoet komt. Het roept vragen op als: “Kan God het wel wat schelen dat wij lijden?”, “Waarom staat Hij het dan toch toe”, “Waarom gebruikt Allah Zijn almacht wel om Mohammed ﷺ op ’n mysterieus wezen ’n hemelreis te laten maken, terwijl hij hongerige kinderen in Afrika die Hem smeken om eten aan hun lot overlaat”, en de hamvraag: “Is God Zelf de Schepper van het kwaad of komt het van de mens zelf? Wie is er (moreel) verantwoordelijk voor?”

In bovenstaand vers 165 uit Āl ʿImrān, te vinden in Juz’ 4, lijkt Allah te hinten naar exact dat vraagstuk, en ’n begin van ’n antwoord te geven aan de zoekende gelovige. Dat Hij Almachtig is, daarover laat Hij geen misverstand bestaan aan het eind van het vers. Hij is de auteur en regisseur van de geschiedenis, Almachtig omtrent alle dingen. De rampspoed die ons treft, waarover wij vragen Waar komt dit vandaan, daarvoor stelt Allah ons zelf verantwoordelijk: Het komt van jullie zelf.

De context van de openbaring van dit vers is de slag bij Uhud, samen met de slag bij Badr de meest omvangrijke en meest bepalende veldslag die Mohammed en zijn jonge gemeenschap van gelovigen heeft moeten leveren. Badr was ’n ongekend succesverhaal, waar slechts 313 strijders aan moslimzijde, geholpen door ’n onzichtbaar leger van engelen, tegenover ’n grote overmacht Mekkanen overwon (en jullie hebben het dubbele daarvan [bij jullie vijanden] teweeg gebracht). Bij Uhud daarentegen leden de moslims een nederlaag, mede vanwege een groep strijders die zich niet aan een bevel hielden. Dit is de rampspoed waarover het vers spreekt: Het komt vanuit jullie zelf. De moslims hadden de rampspoed zelf over zich afgeroepen, vanwege hun ongehoorzaamheid aan een bevel. Allah is weliswaar Degene Die deze rampspoed toegestaan heeft te laten gebeuren –Hij heeft het in Zijn almacht niet verhinderd-, maar het eigen foutieve menselijke handelen –een vrije keuze van deze groep gelovigen- ligt er uiteindelijk aan ten grondslag.

Toch schuurt zo’n uitleg nog hier en daar. Legt Allah zo niet heel makkelijk de schuld bij onszelf? Toegegeven, wij maken er zelf een zooitje van, maar dan nog: is Hij niet nog steeds Degene Die dat toestaat, Die ons daartoe de macht en kracht verleent? Maakt Hem dat niet medeplichtig? Draagt Hij daarmee niet ook deels morele verantwoordelijkheid voor het kwaad? De door logisch en abstract redeneren geplaagde mens heeft meer nodig om zich tevreden te stellen dan enkel deze aanwijzingen in de Qur’an.

Een recent werk van de Amerikaanse islamitische denker Sherman Jackson doet een poging daartoe. In zijn werk Islam and the Problem of Black Suffering probeert Jackson het geloof in ’n Almachtige en Welwillende God te verzoenen met het onbeschrijflijke leed dat de zwarte bevolking wereldwijd heeft moeten ondergaan, o.a. in de vorm van de trans-Atlantische slavenhandel. Verschillende Afrikaans-Amerikaanse theologen hebben zich vanuit die traumatische ervaring de vraag gesteld: Is God a White Racist? Dit klinkt in eerste instantie misschien godslasterlijk in onze oren, maar het is een even reële als urgente vraag onder monotheïstische African-Americans. Het is niet eenvoudig om in een God te geloven die jou zo heeft laten lijden in de geschiedenis, (deels) vanwege een huidskleur waar je zelf niet voor gekozen hebt. Sherman Jackson probeert in dit gedegen onderzochte werk invulling aan dit vraagstuk te geven vanuit de islamitische traditie, en zo de islamitische African-Americans ’n eigen geluid te verschaffen in deze discussie onder meestal christelijke theologen.

Islam and the Problem of Black Suffering is niet alleen de moeite waard te lezen voor degenen die meer willen weten over islamitische visies op het kwaad in de wereld, maar voor iedereen met een brede interesse in islamitische geloofsleer (ʿaqīda) en theologie (kalām). Aan de hand van de case study van theodicee neemt hij je op reis door de denkwereld van de Mu’tazilieten, Ash’arieten, Maturidieten en Traditionalisten. Dit zijn de vier meest prominente denkrichtingen op het gebied van geloofsleer in de islam, waarvan met name de laatste drie tot de dag van vandaag nog grote invloed hebben (en de Mu’tazilieten stiekem ook nog wel in allerlei neo-gedaantes). Sherman Jackson legt heel helder de verschillen in methode uit tussen deze denkrichtingen, die vooral lijken te liggen in de ruimte die het menselijk intellect toebedeeld wordt in de omgang met bronteksten. Het boek zou dan ook niet misstaan als ʿaqīda-cursusboek voor islamitische seminarie-opleidingen, om het onderlinge begrip en tolerantie tussen de verschillende denkrichtingen te bevorderen.

Het gaat te ver om hier de verschillende standpunten van deze denkrichtingen over het vraagstuk theodicee te behandelen. Graag wil ik wel aan de hand van het boek van Sherman Jackson globaal de visie van de Ash’arieten bespreken, aangezien dit de meest voorkomende stroming wereldwijd is tot de dag van vandaag. Dit zal geen complete bespreking zijn van alle facetten van hun benadering. Ik zal alleen enkele hoofdpunten bespreken, zo hopende jullie interesse gewekt te hebben om zelf het boek verder te lezen.

Voor de Ash’arieten bestaat het conflict tussen God’s Almacht en Zijn Welwillendheid eigenlijk niet. Ze benadrukken dat God geenszins gedwongen is het beste voor te hebben met de mensheid –althans, niet volgens het beperkte menselijke begrip van wat goed is. Wat de mens als kwalijk of onrechtvaardig ervaart, hoeft dat volgens de maatstaven die God voor Zichzelf heeft niet te zijn. Niets wat God doet kan kwaad zijn, en alles wat God doet moet per definitie rechtvaardig zijn, ongeacht of wij het met ons beperkte menselijk begrip ook zo zien. Wat wij zwakke schepselen als kwaad ervaren, zo stellen de Ash’arieten, is geheel afhankelijk van de openbaring. De mens heeft geen intuïtief a priori begrip van goed en kwaad, dat begrip is geheel aangeleerd door de boodschap van de profeten. Wat Allah ons middels de Qur’an en het voorbeeld van de Profeet onderwezen heeft, daaraan is Allah zelf niet gebonden. Hij staat in Zijn transcendentie boven het ethische kader dat Hij de mens gegeven heeft. Alle daden van Allah, dus ook Zijn weigering om in te grijpen wanneer kwaad plaatsvindt, blijven in zichzelf goed om de eenvoudige reden dat het van Allah komt. Volgens dit begrip van de Ash’arieten is God dus wel degelijk Welwillend, echter is Hij het op een manier die wij niet begrijpen met het begrip van goed en kwaad dat Hij aan ons gegeven heeft voor het menselijk handelen. We moeten niet de fout maken –zoals de Mu’tazilieten wel deden- om dit begrip van goed en kwaad dat voor ons mensen geldt, ook op onze Schepper te projecteren.

De Almacht van God voert dus de boventoon in het denken van de Ash’arieten, dat is de absolute grondnorm. De mens is geheel afhankelijk van God in alles en bezit van zichzelf geen intrinsieke vorm van macht of kracht. Wanneer de mens dus een kwade daad begaat, is het God die daarvoor niet alleen de mogelijkheidsvoorwaarden schept –de macht en kracht ervoor verleent aan de mens- maar is Hij ook Degene Die de daad zelf schept. God is constant alles aan het scheppen, en schept dus ook het kwaad dat mensen elkaar aandoen.

Draagt God daarmee ook de morele verantwoordelijkheid voor die menselijke kwade daden? Wil hij niet feitelijk het kwade door het mogelijk te maken en te scheppen? Neen, stellen de Ash’arieten. Ze maken daarvoor een onderscheid tussen twee vormen van Goddelijke wil (irāda): enerzijds is er een niet-normatieve wil (Jackson noemt dit de ontologische wil), een moreel neutraal handelen en scheppen van Allah, die ook in kan gaan tegen Zijn morele voorkeur. Daarmee schept Hij onder andere de kwade daden die Wij uit vrije keus begaan. Anderzijds is er een normatieve wil (Jackson: deontologische wil), Allah’s wensen van hoe de mensen met elkaar, de schepping en de Schepper dienen om te gaan. Het neutrale, ontologische handelen van Allah hoeft niet in overeenstemming te zijn met Zijn normatieve wil. Allah kan dingen laten gebeuren waar Hij het zelf normatief gezien niet mee eens is.

En daar komt dat andere theologische hoofdbrekertje om de hoek kijken: dat van de vrije wil. Hoewel het bijvoorbeeld niet de normatieve wil van Allah is dat je iemand doodt, geeft Hij jou toch de mogelijkheid om tegen die normatieve wil in te gaan. Zijn ontologische wil verschaft jou de mogelijkheid die handeling te verrichten. Ook al is Allah de schepper van de daad, het gaat wel degelijk tegen Zijn normatieve wil in, en de mens heeft uiteindelijk wel zelf de vrijheid om te kiezen of hij het wel of niet doet. Op het moment dat de mens die keuze maakt, verwerft hij bij wijze van spreken tijdelijk de macht en kracht van Allah om de slechte daad te verrichten. Allah schept dus wel die kracht, maar de verantwoordelijkheid van de daad ligt daarmee bij de mens.

Volgens de Ash’arieten, stelt Jackson, is God dus geen white racist. Hij draagt geen morele verantwoordelijkheid voor het lijden van zwarte mensen. Hij maakt racistisch handelen weliswaar mogelijk, geeft bijvoorbeeld de slavenschepen de kracht om de trans-Atlantische vaart te maken en de slavenhouders de kracht om de zweep te beroeren, maar dit is slechts een uitdrukking van zijn niet-normatieve wil. Hij brengt slechts ten uitvoer waar mensen zelf voor gekozen hebben. Uiteindelijk ligt er ’n vrij menselijk handelen aan ten grondslag waarvoor God niet moreel verantwoordelijk is vanwege precies die vrijheid die Hij mensen gegeven heeft om ook tegen Zijn normatieve wil in te handelen. Dat die normatieve wil geschonden wordt is wel degelijk de schuld van de mens alleen.

Eenvoudig is het allemaal niet, en helemaal bevredigend is het wellicht ook niet, deze poging tot antwoord vanuit de Ash’aritische traditie. Ik blijf in ieder geval nog met veel vragen zitten. Toch is het de moeite waard om deze vragen te stellen, en naar antwoorden te blijven zoeken. Ik ben geneigd te stellen dat je Allah pas werkelijk laat zien dat je iets met Hem te maken wilt hebben en van Hem wilt houden door ook dit soort moeilijkere vragen over Zijn aard en wezen niet uit de weg te gaan. Ik ruzie dan voorlopig ook nog even lekker verder met mezelf op dit punt, en blijf Allah nog wel ’n tijdje om uitleg vragen over wat Hij allemaal laat gebeuren aan ellende in dit ondermaanse. En ben blij dat ik (vooralsnog) niet in een land leef waar een ʿaqīda-politie mij dwingt om positie te kiezen. En Allah weet het het beste.

Jouw Dagelijkse Dosis:

Jouw Dagelijkse Dosis 2015 / 1436:

Pasha Cayman is dol op tafsir. Hij leest zich dan ook ’n slag in de rondte, van middeleeuwse commentaren tot moderne interpretaties. Maar het leukste vindt hij de Qur’an te lezen met ‘n blik op de toekomst, en de aayaat al-aafaaq wa’l-anfus, de tekenen van de schepping en de menselijke geest, te verbinden met God’s eeuwige woord. Pasha gelooft dat de Qur’an als elektriciteit is: als jij er geen fouten mee maakt, gaat de waarheid zijn natuurlijke weg. Hij krijgt dan ook regelmatig stroomschokken, maar overleeft het vooralsnog.

Lees andere stukken van Pasha