Dit is deel 8 van Jouw Dagelijkse Dosis. Iedere dag in de Ramadan schrijft een team van schrijvers een reflectie over de juz’ die praktisch de hele oemmah die dag leest. Alle lezers worden uitgenodigd hetzelfde te doen, en hun eigen reflectie op de juz’ van de dag in de reacties te plaatsen. Iedere dag kiest een jury de beste reflectie. De winnaar krijgt een presentje thuisgestuurd.
Assalamu Alaikum. Bismillah ar-Rahman Ar-Rahmien. Alhamdulillah ya Rabb al-‘aalamien.
Je hebt van die momenten waarop je de woorden die je uitspreek nog veel intenser ervaart dan normaal. Heer der Werelden… Nu ik hier in Andalusië, Zuid Spanje, verblijf en aan de voet van het Alhambra, waar 800 jaar lang een moslimcultuur de norm was, doet je dat inderdaad realiseren dat Allah de Heer der werelden is. Soms voelt het zo alsof we in één wereld leven, met alle iphones en internet is de globalisering bijna een feit. Maar vandaag wil ik, middels een reis door deel 8 van de Qur’an, jullie meenemen op een historische juz8-reflectiereis. Soms zitten we zo vast in alle ellende van het moment dat we de lijn van de geschiedenis, de lijn van een breder perspectief, vergeten. Voorwaar, de mens is immers vergeetachtig.
Al die influisteringen, al die visies. Soms laat ik het maar gewoon met rust, al die verzinsels. Op dezelfde wijze hebben Wij een vijand voor elke profeet gemaakt, bozen van onder de mensen en de djinn. Zij fluisteren elkander vergulde woorden in om te bedriegen – en als uw Heer had gewild, zouden zij het niet hebben gedaan; laat hen daarom met rust met hetgeen zij verzinnen. (Q6:112)
Soera al-An’aam, het Vee, gaat voor een aanzienlijk deel over het vee. Welke zaken we wel mogen eten, de spijswetten die al voor Joden golden (en waarin ook wordt vermeld dat die eerst nog strenger waren), maar we zien daarin ook de lijn tussen de mensen van het boek. Om me hierover te buigen terwijl ik in Andalusië ben, voelt bijna transcendent. De tijd is tegelijkertijd toen en nu. Soera al-An’aam spreekt onder andere erover dat wij niet eten van waarover de naam van Allah niet is uitgesproken – met uitzondering van datgene waartoe gij gedwongen zijt-. En Q6:135: handel naar uw vermogen, ik handel ook.
Wat een krachtige woorden als je bedenkt dat toen in 1492 Granada als stad viel, en de sleutel van de poort ingeleverd was, een tijdperk van geduld zou beginnen. Door de jaren heen werden joden en moslims door de katholieken weggevoerd, gedwongen bekeerd of vermoord. De latere moslims werden Morisco’s genoemd. Net als hun joodse neven en nichten werden zij ontiegelijk onderdrukt. Zij handelden naar hun vermogen, en uiteraard wensten de joden en de moslims zich aan hun spijtwetten te houden, maar overal werd toen verplicht varkensvlees geserveerd, zodat joden en moslims op zouden vallen en door de mand zouden vallen. Ze werden gedwongen, en anders was ‘t klaar met je leven. Ik zal de specificaties van martelmethoden (waarvan hier een expositie is) achterwege houden.
En terwijl in 1492 Granada en de Europese moslimcultuur (ja, die eerder de norm dan de uitzondering was!) zorgvuldig met alle semitische tendensen tezamen uitgeroeid werd, kwam aan de andere kant van Europa tegelijkertijd een andere moslimcultuur op. Alle semitische tendensen zeg ik hier bewust, want tot 1945 gold dat voor alle niet-semieten de definitie van het semitisme pertinent Arabisch- en Hebreeuwstaligen tezamen was. Constantinopel werd Istanbul. Er was dan ook een gigantische verhuizing van zuidwest Europa, via Noord-Afrika, naar Oost-Zuid Euro-Azië (ja, nog steeds joden en moslims tezamen). Ik had er niet bij willen zijn (moge Allah’s genade met alle overledenen zijn), maar hoe letterlijk werd het hier dat als de ene deur dicht gaat, er ergens anders meerdere deuren open gaan?
Degenen, die scheiding in hun godsdienst maken en zich in secten verdelen – gij hebt met hen niets uitstaande. Hun zaak rust in Allah’s handen dan zal Hij hen bekend maken met hetgeen zij deden. (Q6:159)
Zeg: “Wat mij betreft, mijn Heer heeft mij op het rechte pad geleid – een goed geloof, de godsdienst van Abraham, de oprechte. En hij behoorde niet tot de afgodendienaren.” (Q6:161)
In deze context raken deze woorden me des te meer, want wat een dankbaarheid kan hieruit voortvloeien, in plaats van arrogantie. Een element wat in soera al- A’raaf (de Verheven Plaatsen) duidelijk naar voren komt. (Allah) zei: “Verwijder u van hier – het is niet aan u, hier hoogmoedig te zijn. Ga heen, u behoort stellig tot degenen, die vernederd zullen worden.” (Q7:13)
Natuurlijk gaat dit vers over Iblies, die weigerde om Allah te gehoorzamen, maar wat een mooie en sterke afwijzing m.b.t. hoogmoedigheid komt hier naar boven! Het was de hoogmoedigheid die Iblies uiteindelijk zo enorm zondig maakte. Laat dit een les zijn voor ons, wij kunnen allemaal niet direct met Allah praten, wij doen alleen maar allemaal ons best om het goede te doen, maar daarin de Waarheid in pacht denken te hebben, is pertinent hoogmoedig. Als ik opnieuw iets heb geleerd hier in Granada is, dat de Tekst absoluut één is, maar de interpretaties zovelen. We doen alleen maar ons best.
En tegelijkertijd ben ik, ondanks de rijzende anti-islamtendensen in Europa, wel enorm dankbaar dat ik hier 523 jaar later gewoon m’n halal-afhaal kan halen. Alle moskeeën werden verwoest of tot kerk omgebouwd, maar 523 jaar later kan ik hier elke dag naar een nieuwgebouwde moskee gaan, en ik krijg onverwacht op straat de vredesgroet naar m’n hoofd geslingerd, alhamdulillah.
Ja we kunnen een wrok hebben over 800 jaar islamitisch Europa, een weemoed. Maar als ik zie hoe Allah’s Plannen zo allesoverstijgend zijn, zoveel waarvan wij geen weet hebben.. Tawakkul ‘ala Allah betekent vertrouwen op Allah, vertrouwen dat zelfs de erge dingen gebeuren kunnen vanuit Zijn Hikma (wijsheid). Ja, Andalusië was een verlies, maar met verlies komt ook winst. En met Sabr komt overwinning. En ik ben niet voor niets in Europa geboren, want ook dat is Qadr Allah. Iedereen heeft daarin zijn eigen levenstaak. En Hij is het, die u op aarde tot opvolgers maakte en Hij heeft sommigen uwer in rang boven anderen verheven, opdat Hij u door hetgeen Hij u heeft gegeven, moge beproeven. (Q6:165)
Iedereen, overal ter aarde (niet alleen in islamitische staten of moslimlanden) heeft een andere beproeving. De één is niet een rang boven de ander omdat we zo geboren zijn, maar we kunnen een hogere rang verkrijgen door hoe wij met onze eigen, lokale contextuele beproevingen omgaan.
En wrok kan daarin simpelweg geen goeds betekenen. Eén van de dingen die ons in het Paradijs zullen begenadigen is Q7: 43: Welke wrok er ook in hun hart moge zijn, wij zullen deze van hen verwijderen. Vaak vragen we in de Ramadan anderen om vergeving. Voor nu wens ik, dat we allemaal in onze kleine omgeving om ons heen, al beetje Paradijs op aarde mogen hebben, opdat wij ons deze Ramadan van onze wrok mogen ontdoen.
Een Libanese shaykha fluisterde me eens de volgende woorden in:
“Li’l-mu’minien jannatayn – jannatan fi’l-ard wa jannatan fi’l-samaa’, wa man la yadkhul jannat al-ard lan yadkhul jannat al samaa.”
Vrij vertaald luidt het ongeveer zo: “De gelovige kent twee Paradijzen: het Paradijs op aarde en die in de hemel. Degene die het paradijs op aarde niet binnengaat zal het overstijgende paradijs niet binnengaan.”
Vraag niet alleen vergeving voor je eigen fouten aan anderen, maar wees zelf de vergevingsgezinde, zonder wrok.
Allahumma innaka ‘affuwun karimun, tuhhibul ‘afwa fa’fu ‘anni.
O Allah, Jij bent meest Voortreffelijk Vergevensgezind, Jij houdt van vergeving, vergeef mij dan.
Eén reactie op "Een Andalusische reflectie – Juz’ 8"
Bijdragen niet gewenst.