Voorpagina Maatschappelijk, Samenleving

Het is ‘dat’ meisje

Laatst plaatste ik een semi-serieuze oproep op mijn pagina dat de jongeren aan twee dingen nooit moesten beginnen: roken en straattaal. Ik ben niet zo onrealistisch om te denken dat de jongeren daar veel waarde aan gaan hechten en plots ermee gaan stoppen, maar zoals bij de meeste van mijn pogingen om grappig te doen, wilde ik een diepere boodschap overbrengen. Waarom ik zoiets had gepost, had ik toen niet uitgelegd.

Wie de jeugd van voornamelijk grootstedelijke gebieden wil begrijpen, dient eerst een goed begrip te hebben over wat de straatcultuur inhoudt. Men doet het fenomeen ‘straatcultuur’ immers tekort, door te stellen dat het slechts een jongerencultuur is. Het klopt dat het voor sommigen een voorbijgaande fase is, maar enkele aspecten ervan zijn zo diepgeworteld dat er altijd wel bepaalde sporen van achterblijven.

De straatcultuur bestaat uit een set van codes en gedragsregels. De cultuur heeft haar eigen taal, haar eigen manier van denken, haar eigen gebaren en eigen mimiek. Het is een cultuur waarmee jongeren een aparte ladder van ‘maatschappelijk’ succes creëren. Men kan klimmen op de straatladder, wat in praktijk vaak betekent dat ze dalen op de ‘gewone’ maatschappelijke ladder. Het is dat gedeelte van oncontroleerbare leven, dat jongeren wel zelf onder controle hebben. Het is hun eigen plek. Een plek waar zij de dienst uitmaken en waarbij zij mogen uitmaken wie er wel of niet bij hoort. Men kan je labelen aan de hand van je kleding en je arsenaal aan straattaal, die beiden niet verouderd mogen zijn. Gebruik je straattermen die al lang uit de mode zijn, word je ook niet serieus genomen.

Onterecht wordt vaak de koppeling met criminaliteit gemaakt, terwijl de braafste vwo-scholieren ook ‘straat’ doen. Straatcultuur staat echter niet geheel los van criminaliteit, omdat de belangrijkste waarden van de straatcultuur sterk overeenkomen met het idee dat straatcriminelen voedt: geld, status en vrouwen.

We zien dus dat mensen in verschillende mate onderhevig zijn aan straatcultuur. Sommigen ontgroeien het na een tijdje, maar bij anderen blijft het altijd plakken. Dit is vooral aan de taal te herkennen. Jongeren uit achterstandswijken, die al zelden correct Nederlands horen, worden veelvuldig blootgesteld aan de verbasterde versie van het Nederlands, namelijk straattaal. Hoewel men wel kan onderscheiden welke woorden ‘straat’ en welke woorden ABN zijn, ligt het probleem voornamelijk bij het vergemakkelijken van zinnen. Op straat gebruik je vaak woorden die zo algemeen zijn dat ze enkel begrepen kunnen worden als de context duidelijk is: ‘Gaan we morgen die ding fixen?’ (Mogelijke betekenis: gaan wij morgen ons huiswerk maken?) Dit weerhoudt jongeren ervan om correcte zinnen te formuleren, wat tot taalachterstand kan leiden. Ook het misbruik van lidwoorden is een groot probleem. Aangezien taalfouten geen issue zijn in de straattaal en men niet wordt gecorrigeerd, blijven de foutieve lidwoorden vaak als sporen van straatcultuur achter.

Dit laatste is dus voornamelijk bij jongeren die nauwelijks correct Nederlands om zich heen horen. Ik herinner me een ‘autochtone’ studiegenoot, die constant straattermen gebruikte bij het praten. Zelfs zo vaak, dat ik hem zelfs niet kon volgen. Tijdens het gezamenlijk leren met vrienden vroeg hij een keer om ‘die boek’. Nog geen uur later was hij met een oude vrouw in gesprek en tot mijn verbazing zei hij op dat moment ‘dat boek’. Deze jongen gebruikte dus expres foute lidwoorden om straattaal te kunnen spreken, maar kon indien nodig wel onmiddellijk de switch maken naar correct Nederlands. Dit is precies waar het mis kan lopen bij jongeren die niet van huis uit Nederlands spreken, zoals ik. Ik ben universitair opgeleid, kan redelijk tot goed schrijven, maar wanneer ik moet spreken moet ik mijn best doen om geen ‘straat’ erin te vermengen, dat ik soms niet uit mijn woorden kom. Dit was precies de reden waarom ik als ‘oudere broer’ de jongeren ervoor wilde waarschuwen.

Straatcultuur heeft echter niet enkel nadelen. Het is een mozaïek van culturen, die de jongeren in staat stelt om diversiteit te omarmen. Waar oude ‘wijze’ mannen de grootste moeite hebben om diversiteit te accepteren, hebben ‘straatjongeren’ hier de minste moeite mee. Dit is vaak in tegenstelling tot hun eigen ouders die relatief gesegregeerd leefden. Iedereen die de straatcodes deelt is je ‘broer’ of ‘bro’. Zoals vele biculturele jongeren de beste aspecten van beide culturen tot zich nemen, kan dit laatstgenoemde aspect, van het omarmen van diversiteit, ook best overgenomen worden.

Bron afbeelding: Flickr.

Enige wat we met zekerheid over hem kunnen zeggen is dat hij Ferhat heet. Volgens hem heeft de mens allerlei mentale hokjes in het hoofd, en laat elke persoon in paar van die hokjes passen. In feite is elke vorm van definiëring derhalve een mentale, maar ook een taalkundige inkapseling van een complex wezen, genaamd ‘de mens’. Simpel gezegd: Ferhat wilt jullie denkwerk niet voor jullie doen. Creëer maar een nieuw hokje in je hoofd en noem het ‘Ferhat’.

Lees andere stukken van Ferhat