De Qur’an is niet altijd zozeer een Boek dat verhaalt, soms is het eerder een Boek dat herhaalt; dat reeds bestaande verhalen in herinnering brengt, opnieuw in het collectief geheugen van een gemeenschap van gelovigen tracht te nestelen. De Qur’an veronderstelt latent aanwezige voorkennis over deze verhalen bij de gemeenschap van gelovigen, voorkennis die alleen opnieuw naar boven gehaald hoeft te worden.
Vaak veronderstellen we dat de Qur’an in een soort vacuüm geopenbaard werd, dat de mensen dronken van hun veelgodendom in diepe onwetendheid verkeerden over de verhalen van voorgaande profeten, dat het een delicate sound of thunder was in de wilde ongeletterde woestenij van Mekka. Dit is een onjuiste vooronderstelling. Er leefden al langere tijd joodse en christelijke gemeenschappen op het schiereiland, en rudimentaire kennis van deze religies was aanwezig. Het Mekka van de Profeet stond middels handelskaravanen in contact met het christelijke Syrië, Jemen en Abyssinië. De Profeet nam zelf deel aan deze karavanen en ontmoette tijdens zo’n reis volgens de siera ook op jonge leeftijd de monnik Bahira in Syrië, die hem als toekomstige Profeet (h)erkende. Na compleet overvallen te zijn na zijn eerste ontvangst van de boodschap ging de Profeet naar Waraqa Ibn Nawfal, die kennis had van de geschriften van de joden en de christenen.
Deze verhalen behoefden dus alleen herhaling. Er diende een nieuw besef gecreëerd te worden over het belang van deze verhalen, de lessen die eruit te trekken waren. Bij de eerste toehoorders van de Qur’anische tekst werkte dat. Waarschijnlijk zelfs veel sterker dan nu bij ons.
Juz’ 17 begint met Soera al-Anbiyaa’. Deze soera doet precies dat: even aan de oppervlakte krabben om de aandacht opnieuw op deze verhalen te vestigen. Het noemt maar liefst zestien profeten bij naam, en noemt daarnaast ook Maryam bij naam. Het verhaalt niet over hen, het herhaalt alleen, brengt hen opnieuw in herinnering.
Het Arabische woord voor herinnering, dhikr, komt, niet toevallig denk ik, ook enkele keren terug in deze soera. In aya 7 worden de mensen van het gedenken/in herinnering brengen (ahl al-dhikr) genoemd; in aya 10 wordt de Qur’an beschreven als een Boek “waarin zich een herinnering voor jullie bevindt”; ook in aya 24 wordt twee keer het woord dhikr gebruikt; en wanneer Allah in aya 50 over Musa en Harun verhaalt, heeft hij het over een “gezegende herinnering” (dhikr mubarak) die Hij heeft doen neerdalen.
Zo wordt ook Ayyoeb, de oudtestamentische Job, in herinnering gebracht: de profeet die alles kwijt raakte, geduldig op God bleef vertrouwen, en uiteindelijk alles weer terug kreeg. In het oude testament is de omvang van dit verhaal grandioos, evenals de literaire diepte en gelaagde complexiteit ervan (als je tijd hebt, lees het dan echt eens met een goede analyse van een bijbelwetenschapper, daar krijg je geen spijt van!). Allah brengt het in de Qur’an terug tot twee korte verzen. Dat volstaat ter herinnering, en om tot de kern van het verhaal te komen.
En [gedenk] Ayyoeb, toen hij zijn Heer aanriep: “Ellende heeft mij getroffen, maar Jij bent de meest Barmhartige der barmhartigen.” Wij hebben hem [zijn oproep] beantwoord en hem van de ongemakken bevrijd. En Wij hebben hem nakomelingen gegeven, en soortgelijken met hen, als een barmhartigheid van ons, (Q21:83-4)
Het verhaal van Ayyoeb heeft voor mij speciale zeggingskracht sinds een reisgenoot een keer krachtig uitlegde wat volgens hem de kern van het verhaal is. Zijn woorden zijn altijd bij me blijven hangen. Vaak nemen we aan dat religiositeit iets is wat samenhangt met armoede en tegenslag, zo legde hij uit, dat met name de minder bedeelden religieus zijn, en dat secularisering toeneemt naarmate het welvaartsniveau stijgt. Het verhaal van Ayyoeb keert deze secularisatiethese als het ware om. Voor de rijke is het relatief eenvoudig om gelovig te zijn, God zorgt immers merkbaar goed voor hem. Juist voor degene die harde klappen van het leven krijgt, dag in dag uit, is het veel moeilijker om een basaal Godsvertrouwen in stand te houden. Voor de arme straatveger, die elke dag aan het zwoegen is om de eindjes aan elkaar te knopen en veel met onrecht en vernedering geconfronteerd wordt, is het een stuk moeilijker om in een liefhebbende, rechtvaardige God te blijven geloven, dan voor de ambtenaar die veilig in de middenklasse zit, een lekker kantoorbaantje heeft en iedere avond z’n buikje rond eet voor ‘t slapen gaan. Het is dan ineens een stuk makkelijker om Alhamdulillah te zeggen en Allah dankbaar te zijn.
Zo is menig diep gelovig rabbijn die voor de oorlog een goed leven had en zijn leven geheel in dienst van Ha Shem stelde, eenmaal in het concentratiekamp als atheïst tot zijn einde gekomen. Na wat zij hadden moeten meemaken, konden ze simpelweg niet meer in het bestaan van een God geloven. Een Syrische vriend vertrouwde me een tijdje terug toe dat atheïsme nog nooit zo wijdverbreid geweest is in Syrië als nu. In het aangezicht van zoveel lijden en onrecht, is het een kwestie van tijd tot het Godsvertrouwen sneuvelt.
Het verhaal van Ayyoeb is dus eigenlijk nauw verbonden met het vraagstuk van theodicee. Het gaat over die kernvraag die ons allemaal zo bezig houdt: waarom lijden we, waarom ondergaan we zoveel pijn in onze levens, waarom hebben we zoveel verlies en verdriet? Wat Ayyoeb zo bijzonder maakt dat Allah hem het gedenken waard vindt in Zijn Boek, is dat Ayyoeb dit alles geduldig onderging, en bleef geloven dat God Barmhartig is, terwijl hij tot zijn nek in de ellende zat. De uiteindelijke beloning van Allah voor dit geduld is dat Hij Ayyoeb weer voorspoed geeft in zijn leven. Ayyoeb heeft iets uitzonderlijks gepresteerd, door ondanks alle tegenslag de moed niet op te geven en in Allah’s goedheid te blijven geloven, geduld en vertrouwen te houden dat Hij het beste met ons voor heeft, een houding die als voorbeeld mag gelden voor anderen.
Soms voel je dat je er in je leven alleen voor staat, raak je in 1 keer te veel kwijt, en neemt wanhoop de overhand, soms zodanig dat je er psychisch ziek van wordt in de vorm van angststoornis en depressie. Als je in zo’n situatie van psychische ziekte komt, is het eerste dat sneuvelt je Godsvertrouwen en je geduld. De religiositeit die je in gezonde toestand had, verliest als het ware zijn functie. Het wordt hol en leeg. Je bidden en vasten houd je in de vorm misschien nog wel vol, maar het ritueel verliest alle betekenis voor je. Je hebt het gevoel dat niemand nog begrijpt wat je doormaakt, niemand de geestelijke hel in je hoofd kan bevatten, ook Allah niet. Het is niet je religiositeit waar je je op dat moment aan optrekt, zoals Ayyoeb wel lukte, je bent puur en alleen overgeleverd aan de genade van Allah, een genade die je op dat moment zelf totaal niet meer ziet. Pas wanneer het door Zijn genade langzaam weer wat beter met je gaat, voel je ook je religiositeit weer sterker worden. Je imaan groeit mee met je verbeterde geestelijke en materiële conditie, wordt pas weer een beetje hersteld zodra je weer in rustiger vaarwater bent. Dan pas begin je ook weer een beetje reflectief vermogen te krijgen en te zien dat Allah al die tijd gewoon nog bij je was, en ook toen ongelooflijk goed voor je zorgde. In de diepste diepte lijkt je geloof echter compleet stuk te zijn, juist wanneer je het het meeste nodig hebt.
Dat brengt me op een belangrijk punt voor het begrijpen van de Qur’an, welke ook gelijk aangeeft waarom ik Jouw Dagelijkse Dosis zo waardeer. JDD (Jouw Dagelijkse Dosis, red.) pretendeert niet met tafsir te komen, met technische, geleerde kennis over het woord van Allah (‘ilm). Bij JDD gaat het om het verbinden van wat we in de Qur’an lezen met onze eigen levenservaringen, het is een vorm van diep persoonlijk verhalen over onze worsteling om het woord van Allah een plek te geven in ons dagelijks leven. Deze betekenis van het verhaal van Job had ik nooit uit een tafsir kunnen leren, en de uitleg van mijn reisgenoot begreep ik tot voor kort ook alleen maar op theoretisch niveau. Het verhaal van Job heb ik pas echt begrepen door ervaringskennis (ma’rifa).
Pas door zelf een keer in de schoenen van Job gestaan te hebben, te veel in één klap kwijt te raken, een fractie van de pijn te voelen die hij gevoeld moet hebben, heb ik kunnen begrijpen hoe uitzonderlijk de religiositeit van Job was, dat het een haast onmogelijke opgave was om in zijn omstandigheden zijn geloof in God’s goedheid overeind te houden. Ik heb minder moeten dragen dan Ayyoeb, veel minder, maar was het koord van Allah al vrij snel kwijt en in de greep van de wanhoop gekomen. Het leven doorleven met hele diepe dalen, het ervaren van psychische ziekte, heeft uiteindelijk mijn begrip van de Qur’an vergroot, het was de ultieme tafsirles om bij te wonen. Ik heb zo iets geleerd wat geen technische analyse van deze verzen mij had kunnen leren, Allah heeft mij een pagina van het Boek van mijzelf laten lezen, “We zullen hen onze tekenen (aayaat) laten zien aan de horizonten en in henzelf (Q41:53)”.
Er waren dagen dat ik Allah niet zo’n leuke entiteit meer vond, en het feit dat ik afkeer van Hem voelde eigenlijk mijn enige zekerheid was dat ik überhaupt nog wel in Zijn bestaan geloofde. Pas achteraf zie ik hoe Barmhartig Allah eigenlijk toen ook voor me was, dat Hij me ook toen van alles gaf en voor me zorgde zonder dat ik het zelf door had, zonder dat ik het zelf door kón hebben. Job had dat inzicht al toen hij er middenin zat, en dat is heel uitzonderlijk.
Gezegend zij Job, hij verloor alles, behalve zijn Godsvertrouwen en geduld. Dat is sterk, heel erg sterk.
Bron foto: Flickr
2 Reacties op "Job, het lijden en ervaringskennis – Juz’ 17"
Het boek Job is voor velen een steun in moeilijke tijden, bijvoorbeeld voor de christenen en andere richtingen in islamitische landen. Wat te denken van IS die mensen van een ander geloof trachten te bekeren tot de Islam, waarbij een duidelijke doodsbedreiging meespeelt en ook vaak werkelijkheid werd. Het is een teken van groot geloof om ook dan te volharden, in de wetenschap dat deze mensen je wel fysiek ter dood kunnen brengen, maar nooit je geest. Je bent zeker van je behoud bij Hem. En inderdaad hebben velen in oorlogen hieraan zoveel steun gehad dat zij het overleefden, en hen die niet geloofden niet omdat zij nergens steun aan hadden en het opgaven. Ook in ons dagelijkse leven kunnen wij dan omgaan met dingen die ons overkomen en beproeven.
“We zullen hen onze tekenen (aayaat) laten zien aan de horizonten en in henzelf (Q41:53)”
Het bovenstaande vers heeft mij altijd geïntrigeerd. En inderdaad denk ik dat het opmerken van deze tekenen in onszelf het meest gebeurt wanneer we overladen worden door ellende. Een oprechte persoon zal altijd in zichzelf graven op zoek naar de fouten die hij heeft gemaakt, waardoor hij in deze ellende is terechtgekomen. Veel moeilijker wordt het op het moment dat je ellende voelt die als onrechtvaardig wordt ervaren. Bijvoorbeeld, wanneer je kind, dat nooit iemand enige schade heeft berokkend, aan het lijden is. Maar in al deze gebeurtenissen bevindt zich “hikma”, wijsheid van Allah, die wij slechts oppervlakkig, doch nooit volledig zullen kunnen vatten. Maar het feit dat wij dit geloven, geeft zoveel houvast in moeilijke tijden, iets dat veel mensen zichzelf hebben ontnomen, waardoor ze overblijven met gevoelens van onrechtvaardigheid, machteloosheid, kwaadheid en rancune. In moeilijke tijden word je gedwongen om over de meest existentiële vragen na te denken. Je wordt gedwongen om te ervaren dat veel dingen die we overdag najagen, opeens zo banaal aanvoelen, grappen die we maken zo kinderachtig zijn, veel van onze dromen zo ridicuul zijn. In de Koran wordt ons verteld dat dit ons ook wordt gegeven opdat wij wellicht daardoor zullen “terugkeren”. Het is niet altijd even makkelijk, ik weet het, maar in alles wat ons overkomt, horen wij met volle hart “elhamdulillah” te zeggen. Maar bovenal horen wij oprecht te reflecteren op ons leven, want alleen in die oprechtheid, waarbij je jezelf kwetsbaar opstelt, aangezien die reflectie ook onze eigen tekortkomingen zal oplichten, kunnen wij van onze biografie leren, en daarmee ook van de tekenen die Allah in onszelf blootlegt. Het mooie van deze reflectie, deze contemplatieve handeling, is dat het geschiedt in een intieme, intellectuele relatie tussen onszelf en Allah. Niemand anders kent onze neigingen, onze intentie, onze gedachten, ons geestelijke innerlijkheid beter dan Allah. En niemand anders kan ons op het Rechte Pad leiden om van deze specifiek-persoonlijke tekenen te leren dan Allah. Alleen met behulp van de “rahma” van Allah, zullen wij in staat zijn om, al is het maar voor een deel, zo vastberaden te zijn als Ayyoeb a.s. Denk aan de duaa van deze standvastige, geduldig volhardende, wijze profeet: “Ellende heeft mij getroffen, maar Jij bent de meest Barmhartige der barmhartigen.”
Wij worden opgedragen om van profeten te houden. Niet om ze alleen te begrijpen, te respecteren, na te volgen, maar om van ze te houden. Ik zei vroeger altijd dat ik dit deed, omdat ik dat hoorde te zeggen. Maar pas na mijn persoonlijke ellende ben ik daadwerkelijk van ze gaan houden. Omdat ik, in mijn omgang met mijn eigen ellende met die van henzelf vergelijkend, pas begon in te zien hoe uitzonderlijk deze mensen wel niet zijn geweest, om ondanks de moeilijkheden (en deze moeilijkheden kun je pas waarlijk begrijpen wanneer je die ook gedeeltelijk hebt ervaren (iemand die nooit kinderen heeft gehad, kan enigszins, behalve als het een psychopaat is, begrijpen dat mensen pijn voelen wanneer ze hun kind verliezen, maar veel minder dan mensen die zelf kinderen hebben waar ze van houden, en al helemaal minder dan mensen die zelf ook een kind hebben verloren)), wanneer je zoveel wordt ontnomen, je zo wordt vernederd, veel zo onrechtvaardig aanvoelt je ondanks dat zo standvastig blijft geloven en vertrouwen hebben in Allah. Iets dat mij niet altijd even goed is gelukt.