Dit is deel 4 van Jouw Dagelijkse Dosis. Iedere dag in de Ramadan schrijft een team van schrijvers een reflectie over de juz’ die praktisch de hele oemmah die dag leest. Alle lezers worden uitgenodigd hetzelfde te doen, en hun eigen reflectie op de juz’ van de dag in de reacties te plaatsen.
Als de mens weet wat voor een gunst het is om een mens te zijn, zal hij waarschijnlijk wel tien keer nadenken voor hij een ander kwetst. Niet alleen de aarde, maar het hele heelal heeft de mens immers als middelpunt. Het is alsof het hele heelal samenwerkt om de mens te dienen: de aarde is als een deken of een wieg waarin de mens kan huisvesten, de zon is als een lamp of een kachel en de sterren zijn als kaarsen die zijn geschonken tegen de duisternis.
De mens staat bovenaan de voedselketen en wordt door het heelal bediend. Wij drinken de melk van de dieren, gebruiken hun vacht als kleding of hun kracht om het land te ploegen of om onszelf te laten vervoeren. Hiernaast zijn honderden soorten groenten en fruit in alle kleuren van de regenboog aan ons geschonken en maken wij er dankbaar gebruik van om in leven te blijven.
Laten we een simpele appel als voorbeeld nemen. Wij planten een klein, miezerig zaadje in de aarde, dat in de vorm van een houten presenteerblad (boom) ons een appel geeft die onze ogen streelt, onze maag vult en energie geeft en die ook nog de smaakpapillen pleziert, omdat het simpelweg lekker is. Als het de boom is, die dit aan ons schenkt, dan heeft de boom een wil, kracht en kennis (over wat wij nodig hebben) nodig, wat een absurde aanname zou zijn. Wij geloven dat een Almachtige Schepper die ons heeft opgebouwd en derhalve ook weet wat wij nodig hebben de Ware Gever is.
Dit blijkt ook wanneer we het ecologische proces vanuit een kosmologisch perspectief bekijken. Voor de totstandkoming van de planten hebben wij behoefte aan water. Dit moet eerst verdampen om later tot een wolk te condenseren, dus is er ook behoefte aan de zon. De wolken moeten op de juiste plekken komen, waardoor ook de wind nodig is en ga zo maar door. Hier komt nog bij dat er seizoenen en klimaten nodig zijn en hiervoor dient de aarde om de eigen as en om de zon te draaien. Dit proces kunnen we eindeloos uitstrekken, maar het komt erop neer dat er een fabuleuze harmonie in het heelal bestaat en alle facetten ervan samenwerken om uiteindelijk de mens tot dienst te zijn.
De mens is van alle wezens de grootste spiegel die de Schone Namen van God reflecteert. De mens kan immers puur door het mens zijn, bepaalde Eigenschappen van God leren in een beperkte mate. Wij kunnen bijvoorbeeld zien en kunnen hiermee enigszins begrijpen dat God Alziend is. Wij kunnen weten en enigszins bevatten dat God Alwetend is. Kortom; het mens zijn is op zich een aanspreekpunt voor God.
Hierboven komt de bevestiging van de Koran, welke een directe vorm van Goddelijke aanspreking is. In diverse verzen wordt de mensheid per direct aangesproken door ‘ya ayyuha an nas’ (O, mensen) en wordt de mens verheven tot het niveau waarop het waardig is om door God aangesproken te worden. Hij, die jou atoom per atoom heeft opgebouwd, heeft zojuist naast de miljoenen tekenen jou ook Zijn directe woord gestuurd.
Met andere woorden zijn de Koran, het universum en de mensheid drie manifestaties van één waarheid. Daarom kunnen er in principe geen tegenstellingen of onverenigbaarheden zijn tussen waarheden van de Koran (die uit de Goddelijke Eigenschap Spraak voortkomen) en waarheden die zijn afgeleid uit de objectieve bestudering van zijn tegenhanger, het geschapen universum (van de Goddelijke Eigenschappen Macht en Wil). Naast het feit dat het mens zijn op zich ontvankelijkheid biedt voor het kennen van God, wordt de mens extra begunstigd met Zijn Woord, in de vorm van de Koran. De mens heeft dus duidelijke tekenen ontvangen met daarop het verlichtende Boek. Dit artikeltje is dan ook geïnspireerd uit slechts één vers in de gehele juz:
Wanneer zij jou [de Profeet] loochenen [weet dan] dat er eveneens boodschappers vóór jou zijn geloochend. Zij kwamen met duidelijke tekenen en geschriften en met het verlichtende Boek. (3:184)
Ik heb hiermee gepoogd een glimp van de waarde van de mens te beschrijven. Met dit in het achterhoofd, en met het gegeven dat ‘de mensheid’ belangrijker is dan het individu, kunnen we een idee krijgen waarom het hierop volgende hoofdstuk (al-Nisa) de maatschappelijke kwesties behandelt. In dit hoofdstuk komen immers kwesties als de rechten van de wees, vrouwenrechten, maatschappelijke verantwoordelijkheden en huwelijksrechten aan bod. De tools voor een gelukzalig bestaan die God hiermee aan de mensheid verstrekt, is weer een teken die de waarde van het mens zijn toont.
Volg ons op social media