‘Fir’aun zei: “Geloven jullie hem voordat ik jullie toestemming heb gegeven?”‘ (7:123)
Een vrijheidsstrijder was Moesa, een boodschapper van de Liefdevolle met een missie voor een onderdrukt volk. Hij moest het opnemen tegen Fir’aun, een machtige farao in Egypte die bijzonder kwaadaardig jegens zijn volk was. Zo gaf hij eens het bevel om alle jongetjes te doden en alleen de meisjes te laten leven. Moesa kwam met tekenen waarin de farao weigerde te geloven. Vervolgens werden ze bestraft met een overstroming, sprinkhanen, luizen, kikkers en water dat veranderde in bloed en nog waren ze te hoogmoedig om in Zijn tekenen te geloven.
Het verhaal van de oude farao doet mij denken aan de hedendaagse farao’s. De huidige farao van Egypte, Al Sisi, die de revolutie gegijzeld heeft en de revolutionairen dood dan wel monddood maakt. De Farao van Israël, Netanyahu, die zijn volk opdraagt de Palestijnen op de meest barbare en mensonterende manier te onderdrukken, of beter gezegd: uit te roeien. Alle kinderen, jongens én meisjes blijven niet gespaard. De Farao van Syrië, Al Assad, die er niet voor terugdeinst chemische wapens te gebruiken om zijn eigen volk van kant te maken. Die pleintjes vol lijken van kinderen, papa’s en mama’s die op het netvlies gedrukt staan. ‘Ze slapen toch gewoon?’, zei de farao van Syrië.
Moesa vond het moeilijk om het op te nemen tegen de Farao en terug te gaan naar het land waar hij nare herinneringen aan overhield. Ook had hij moeite met spreken, door een aandoening aan zijn tong, maar hij deed het toch. Niet voor zichzelf, maar voor de Liefdevolle die hem deze opdracht had gegeven. Voordat hij sprak deed hij deze smeekbede:
‘Oh Heer, verruim mijn borst. En maak mijn taak makkelijk voor mij. En verlos mij van het gebrek in mijn tong. Zodat zij mijn woorden zullen begrijpen.’
(20:25-28)
Deze smeekbede van Moesa wordt vandaag de dag nog regelmatig opgezegd door eenieder die met enige zenuwen en soms met angst, voor een groep of een individu moet staan.
Zoals zijn smeekbedes nog actueel zijn en hedendaagse farao’s de tirannie van Moesa’s farao evenaart, zijn er vandaag de dag ook nog steeds vrijheidsstrijders die niet wachten op toestemming van een farao om zich uit te laten over onrecht. En hoewel de hedendaagse vrijheid- en rechtvaardigheidsstrijders niet in buurt komen van de moed en het doorzettingsvermogen van de boodschappers van de Genadevolle, is erkenning en waardering op zijn plaats. Daarom, voor iedereen die zich durft uit te spreken tegen onrecht, iedereen die zijn/haar bezittingen uit liefde voor elkaar deelt, iedereen die creatief is in het bedenken van oplossingen van problemen, iedereen die durft af te wijken van de dominante populistische visie, iedereen die een knuffel of een traan overheeft voor wie het nodig heeft: vanavond hef ik mijn dadel op u.
Dit is deel 9 van Jouw Dagelijkse Dosis. Iedere dag in de Ramadan schrijft een team van schrijvers een reflectie over de juz’ die praktisch de hele oemmah die dag leest. Alle lezers worden uitgenodigd hetzelfde te doen, en hun eigen reflectie op de juz’ van de dag in de reacties te plaatsen. Iedere dag kiest een jury de beste reflectie. De winnaar krijgt een presentje thuisgestuurd.
Bron afbeelding: Flickr.
2 Reacties op "Hedendaagse farao’s en vrijheidsstrijders – Juz’ 9"
In deze juz’ zit wederom een aya met die imperatief “arini”, “laat mij zien”.
Eerder in al-Baqara vroeg Abraham met dezelfde imperatief aan Allah hem te laten zien hoe Hij de doden tot leven wekt, “arini”, “zodat mijn hart gerustgesteld wordt”.
Bij Mozes is iets anders aan de hand in Q7:143:
“Toen Mozes bij onze ontmoetingsplaats kwam en Zijn Heer tot hem sprak, zei hij ‘Heer, laat mij [Jouzelf] zien, zodat ik naar Jou kan kijken’.”
Mozes vraagt Allah niet om Hem te zien zodat zijn hart gerustgesteld wordt, of als een bewijs van Zijn bestaan -daar is hij anders dan zijn volk al diep van overtuigd- neen, bij Mozes is het een puur verlangen naar Allah Zelf. Wanneer hij de stem van God direct gehoord heeft -wat hem de koosnaam “Kalim Allah” oplevert- kan hij er niet genoeg van krijgen, zodanig dat hij méér wenst dan alleen Allah horen: een sterk verlangen maakt zich van hem meester om Hem ook met het blote oog te kunnen aanschouwen. Het gehoor isn iet voldoende voor hem, het gezicht moet ook bevredigd worden.
Allah weigert dit echter: “Hij zei: ‘Je zult Mij niet zien, maar kijk naar de berg. Als deze op zijn plaats blijft staan, zul je Mij zien.”
De berg echter -fysiek veel en veel sterker dan Mozes- kan het zien van God niet verdragen en verkruimelt onder Zijn manifestatie (tajalli): “Toen zijn Heer Zich aan de berg manifesteerde, verkruimelde Hij deze, en viel Mozes flauw. Toen hij weer bijkwam, zei hij: ‘Geprezen ben Jij, ik keer terug tot Jou en ik ben de eerste van de gelovigen.”
Uiteindelijk blijft zijn verlangen dus onvervuld. Zo zijn wij ook, onvervuld in ons verlangen naar Hem. Wij horen de stem van Allah niet direct, zoals Mozes, maar horen Hem wel tot ons spreken middels de Qur’an, Zijn woord. In sha Allah doet het ons hart net zo branden van verlangen om Allah te zien, laat het ons Allah missen en naar Zijn nabijheid verlangen. Hier kan helaas niet, maar in het hiernamaals in sha Allah. O Allah, laat Je aan mij zien, zodat ik naar Je kan kijken.”
“Voor degenen die het goede verrichten is er het beste en meer.”
(Soerat Yoenoes: 26)
De Profeet (vrede zij met hem) zei over dit vers: “Het ‘beste’ is het Paradijs en ‘meer’ is het aanschouwen van het Gezicht van Allah.”
Zoals is overgeleverd als allah swt zich aan zijn dinaren toont dan vergeet men direct de pracht van het paradijs ( wat al als beste beloning is) want een gelovige die krijgt zelfs nog meer als beloning en dat is het aanschouwen van zijn schepper.
“Wanneer de bewoners van het Paradijs het Paradijs binnentreden, zal de Gezegende, de Verhevene vragen: “Verlangen jullie naar meer?” Zij zullen zeggen: “Heeft U niet reeds onze gezichten verlicht? Heeft U ons niet het Paradijs laten binnentreden en ons gered van het Hellevuur?”
Daarop zal Hij (Allah) de bedekking opheffen (tussen Hem en de bewoners van het Paradijs) en van de zaken die hen (de bewoners van het Paradijs) gegeven is, is er niets waar zij meer van zullen houden dan het aanschouwen van hun Heer, de Almachtige, de Verheerlijkte.”
Mag allah ons allen leiden en doen sterven als een moslim.