Het is dinsdag. Ik sta te wachten op de tram. Niet bij de halte zoals de norm is, maar ergens in de buurt. Waarom precies weet ik niet. Omdat.
‘Zoek je iets?’ Als ik besef dat de stem het tegen mij heeft, verruil ik het scherm van mijn telefoon voor een gezicht. De zin is vriendelijk uitgesproken door een oude man. Ik vertel hem dat ik op de tram wacht en knik naar de halte voor ons. Hij volgt mijn blik, gniffelt en fietst weg. De zon breekt door en verwarmt mijn gezicht. De glimlach is er niet vanaf te slaan.
In de tram zie ik een reactie op een van mijn Facebookposts. Het is een filmpje. Ik besluit te kijken als ik thuis ben, maar die mentale notitie verdwijnt in de vergetelheid.
Op woensdag heb ik een afspraak in de buurt van diezelfde halte, na afloop verlaat ik het gebouw. Rechts van de deur iemand die aan het roken is. Ik zie hem niet. Nog niet.
‘Zoek je iets?’ Ik kijk naar rechts. Een vriendelijk onbekend gezicht en een oprechte glimlach. Ook deze man heeft een flinke portie leven al gehad. Ik zeg dat ik niets zoek, maar onderweg ben naar de halte. Die ene. Hij zegt dat ik daarvoor de beste uitgang van het immense gebouw heb gekozen. Ik had geen idee.
Toeval bestaat niet en in de tram besluit ik dan ook te gaan zoeken. Naar wat precies weet ik niet.
Die avond herinner ik me het filmpje dat als reactie op mijn tijdlijn was geplaatst. De titel zegt me niets. Nog niet.
‘How does God speak to us? A good question.’
De veertiende seconde vind ik iets, met gespitste oren luister en kijk ik verder. Of ik vind wat ik zoek? Misschien zijn het de nieuwe vragen die het filmpje oproept. Mijn gevoel zegt dat ik het fragment moet sturen naar iemand met wie ik recentelijk heb geconverseerd over wetenschap en Koran. Soms als afzonderlijke concepten, soms als geheel. Waarom ik het filmpje wil delen weet ik nog niet zeker. Ik staar naar mijn scherm waar de link gereed staat en probeer beter naar mijn gevoel te luisteren. Na lang nadenken typ ik iets korts.
‘Science, signs: sometimes seeking is the only answer.’
Vrijdag beklim ik de hoogste kerktoren van Nederland. Samen, en toch alleen. Heel veel treden, heel veel meters. Het uitzicht zet dingen in perspectief. Waar sta ik? Eenmaal terug beneden trillen mijn benen, even later mis ik de bus. Drie mensen bieden me afzonderlijk van elkaar een lift op de fiets aan. Mijn benen trillen nog steeds, ik spring achterop. Ik voel me zwak, maar gedragen. Er wordt voor me gezorgd. Ramadan.
Zaterdag. Op de planning een strandwandeling. Mooie dingen. Veel mooie dingen, maar ook vermoeidheid en tegenwind. Ik hou van de wandeling in zijn geheel en zou het graag weer overdoen, maar als ik eerlijk ben heb ik sommige stappen alleen gezet omdat stoppen geen optie was. Die nacht onweert het. Confrontaties en lichtpuntjes, klappertanden en goede gesprekken. Zegeningen uit de hemel. Ramadan.
Zondag. Het stuk dat al een paar keer in mijn hoofd is herschreven staat deels op papier. Heel anders dan ik eerst in gedachten had. Ik zoek nog steeds en pak de Koran erbij. In juz’ 29 staat een soera die volgens mijn Nederlandse vertaling ‘De trappen’ heet. Ergens beginnen om te proberen bovenaan te eindigen. Dicht bij Hem.
Ik glimlach, al weet ik niet zeker of ik het heb gevonden. Het is er wel altijd. Leiding. Licht. Overal. Ook in de Koran, een boek dat door elke beklimming en wandeling kan leiden. Op hoogtepunten kan het helpen niet hoog van de toren te blazen, tijdens het zoeken kan het als kompas fungeren, als het moet zal het tot stappen vooruit dwingen, het zal tot vragen oproepen om ze soms te beantwoorden op een totaal eigen manier en als mijn benen trillen zal het houvast bieden. Zolang ik maar blijf zoeken.
Ik spring achterop.
Bron afbeelding: Flickr.
Volg ons op social media