Voorpagina Ervaringen, Maatschappelijk

Het Asielzoekerscentrum

Ook afgelopen woensdag was het weer een hele bijzondere en inspirerende dag. In tegenstelling tot mijn vorige woensdag bezocht ik deze woensdag de best ingeburgerde Nederlanders (voor discussie vatbaar) … ik ging namelijk op bezoek bij een asielzoekerscentrum (AZC).

Het was koud en met wat loempia’s, die zo heet waren dat mijn servetje eraan vastplakte, begaf ik mij richting het AZC. Massaal, luguber, kaal… dat was mijn eerste indruk van het grote flatgebouw midden in de drukke stad. Niets bleek minder waar te zijn…

Ik was er op bezoek om te zien hoe het is in zo’n AZC voor kinderen en om dat te peilen moest ik natuurlijk aanwezig zijn op het twee uur durende speeluur voor vijftien jaar en jonger.

Twee Afghanen, een Nigeriaan, een Irakese, een Pakistaan en eentje waar ik de nationaliteit niet van kon bepalen. “Khuda Hafiz”, nam een Afghaan afscheid die op de zesde verdieping eruit moest en toen klopte het weer. We stonden weer met zes man in de lift, die maximaal zes aankon. Ik moest met mijn begeleidster naar de negende verdieping om de DJ op te halen. Dat is Fatih. Hij is Afghaans, twaalf jaar oud en draait elk speeluur muziek, zodat alle kinderen uit de flat weten dat het tijd is om te spelen.

Twee minuten nadat Fatih zich had verenigd met de cd-speler, stormden de eerste kinderen vol energie de speelzaal binnen. Sommigen renden het podium op en lieten hun danstechnieken zien. “We houden elke week een danswedstrijd. De kinderen kunnen zich dan even goed vermaken en brengen dan ook tijd door met elkaar. Als ze het goed doen, belonen we ze met cadeautjes die we zelf kopen. Helaas kan ik dat niet elke week betalen en op mijn subsidieaanvraag reageert niemand”, zegt mijn begeleidster. 

“Kijk, dat is Joëne”, vervolgt ze wijzend naar een kind uit Afrika naar mijn inschatting. “Zij vertelde mij vorige week dat haar vriendin weg is uit dit centrum, omdat haar vader ruzie kreeg met haar moeder en die werd aan het einde van de ruzie doodgeschoten. De 6-jarige vriendin van Joëne zag het allemaal gebeuren met haar eigen ogen en is nu overgeplaatst naar een weeshuis. Ach, de kinderen zijn gewend dat ze hier komen en gaan.”

Terwijl de danswedstrijd bezig was op het podium zag ik een aantal kinderen aan tafel tekenen en anderen zag ik zoeken naar een keu. Ze wilden poolen, maar de keus waren meegenomen door de oudere asielzoekers. “Wacht hier kunnen we het ook mee,” zei een Irakese jongen trots, terwijl hij een bezem aan het ontleden was.

Op dat moment kwamen er twee jongens binnen, die mij en de begeleidster vriendelijk groetten en naar de pooltafel liepen. “Dat zijn ook Afghanen, Bashir en Farid, die zijn hier sinds kort”, zei de begeleidster. Ik zag dat ze een eigen keu hadden meegenomen en begonnen te poolen aan de pooltafel. Na een tijdje ging ik ook bij de pooltafel staan en om mijzelf even te introduceren in de groep, daagde ik een jongen van 10 uit om te poolen. “Dat is wel zo veilig” dacht ik voor we begonnen. “Beginners geluk”, dacht ik toen het jochie van 10 genadeloos van mij won. “Koy baat nahin”, hoorde ik Bashir tegen mij zeggen. Ha! Dat begreep ik.

“Dat is Urdu”, zei ik tegen Bashir. Bashir wilde daar niet op reageren in de groep. Op een veilige afstand van de pooltafel zei hij tegen mij: “Ik ben Pakistaans, maar vertel dat aan niemand”. Bashir vreesde dat hij uit de groep gestoten zou worden en dat hij later ook problemen met de ouderen zou krijgen als zijn nationaliteit bekend zou worden. “Hier zijn veel Afghanen en zolang ze denken dat ik Afghaan ben, voel ik me veilig”.

Bashir woonde oorspronkelijk in Peshawar. Hij had de aardbeving meegemaakt in Pakistan. Hoewel het in Peshawar niet zo vernietigend was, heeft hij er nog slechte herinneringen aan. “Mijn moeder kan ’s nachts nooit slapen. Ze is bang dat elk moment het dak instort. Ik weet natuurlijk dat de huizen in Europa veel sterker zijn”.

“Ik ben hier met mijn ouders en met mijn broer (hij wees naar Farid). Ik heb ook twee andere broers die langer in Nederland zijn. De ene werkt voor een Turk en maakt tapijten, de andere werkt in Amsterdam bij ABN Amro”, zei hij met een glimlach. “Daarom ben ik hier. Mijn ouders hebben veel moeite gedaan om hier te komen en ik zal ze bewijzen dat dat niet voor niets was. Ik zal hier studeren en net als mijn broer goed werk vinden.” Bashir wilt iets met biologie en scheikunde doen. “Daar kan je in Nederland veel werk mee vinden”, zei ik tegen Bashir. Hij werd blij met het antwoord, maar zei: “Ja, het is alleen afwachten of we niet weer worden overgeplaatst of misschien terug moeten naar Pakistan”. Toen drong het tot mij door dat dit niet zomaar 15 jarigen zijn, maar kinderen die veel hebben meegemaakt. Dat bevestigde hij toen hij mij heel beheerst wist te vertellen dat hier wel eens mensen zelfmoord plegen doordat ze denken dat ze terug moeten gaan of gewoon omdat ze gek worden van het wachten op een sluitend antwoord van het AZC. “Dat zou jij misschien ook doen als je het maar 7 jaar moest uithouden in zo’n flat”.

Bashir heeft het naar zijn zin in Nederland, maar het is voor hem wel even wennen. “Je hebt hier zoveel mensen met allemaal een eigen huidskleur en taal. Dat is grappig en vooral even wennen. Ik doe mijn best om het Nederlands onder de knie te krijgen.” Ook vraagt hij zich af waarom niemand hier aan cricket doet. “Wat moet je met voetbal? Daar kan je toch niet rijk of beroemd mee worden?”, zei Bashir toen de lichten van de speelzaal uitgingen. Hij moest terug naar zijn kamer.

Wegens privacy- en veiligheidsoverwegingen zijn niet de echte namen gebruikt.