Voorpagina Buitenland, Islam, Islamofobie, Maatschappelijk, Opinie, Racisme, Samenleving

Kinderen vertellen over hun angsten, na de terroristische aanslag in Nieuw-Zeeland

Vanavond in de moskee, tijdens de lessen, bleek hoeveel de kinderen hebben meegekregen van de terroristische aanslag in Nieuw Zeeland.

Hierop anticiperend was al besloten door de coördinator, om – verdeeld in groepen naar leeftijdscategorie – vandaag aandacht te besteden aan de emoties en het verhaal van de kinderen. (Deze dag had voor de kinderen eigenlijk in het teken moeten staan van het geld dat zij ingezameld hadden, om de levensreddende operatie van een zieke jongen in Marokko te bekostigen).

De kinderen waren duidelijk angstig en geschrokken van de aanslag aan de andere kant van de wereld. Een aantal van hen heeft, via social media, zelfs de volledige video gezien. Gelukkig waren er ook kinderen langs wie het verschrikkelijke nieuws grotendeels heen was gegaan.

Wat mij het meest raakte – en terwijl ik dit schrijf schieten de tranen alweer in mijn ogen – was de angst en het gevoel van onveiligheid die er heerste; ‘wat als iemand nu onze moskee inloopt en gaat schieten’ of ‘ elke keer als de deur van de moskee opengaat dan schrik ik’, zijn een paar van de uitspraken van kinderen tussen de 10-13 jaar oud.

Het totale onbegrip, het ongeloof over wat iemand beweegt zoiets te doen, was een vraag die de kinderen hardop uitspraken. Het gevoel van onveiligheid bleek diepere wortels te hebben dan de aanslag van vandaag in Nieuw Zeeland.

Een meisje van 12 jaar vertelde dat zij nog regelmatig denkt aan Wilders en zijn ‘minder minder’-uitspraak en dat ze daar soms echt wakker van kon liggen in de nacht. Waar moeten we naartoe vroeg ze? Wat mij deed denken aan mijn zoon Massin, die een paar jaar terug zich zorgen maakte om Wilders en mij nog steeds bestookt met vragen over hem.

De pegida-actie van verleden week bij moskee As Sounnah kwam ook ter sprake. Oók deze gebeurtenis heeft het gevoel van onveiligheid versterkt bij een aantal van deze kinderen.

Het is unfair dat deze kinderen al op zo’n jonge leeftijd worden geconfronteerd met haat en afwijzing, welke zij jaren na dato blijvend met zich mee zullen dragen.

Al luisterend moet je trachten kalm te blijven en de kinderen gerust te stellen, zodat je een boodschap van vertrouwen, hoop en liefde aan ze kunt meegeven. Dat is wat ik in de gezichten van deze kinderen lees en in hun verhalen hoor: de roep om hun zorgen, die ze hebben over de buitenwereld (een buitenwereld die hen vaak onvriendelijk gezind is), weg te nemen.

We zullen altijd blijven werken aan een omgeving, een moskee, waar we de boodschap uitdragen van respect, tolerantie, geduld en liefde.

Maar terwijl ik luister naar deze kinderen, word ik overmand door gevoelens van boosheid. Ik wil het uitschreeuwen, huilen om wat we deze kinderen aandoen; dat we ze vragen deze last te dragen, en hoe we hen een onbezonnen jeugd ontnemen.

38 jaar geleden werd ik geboren in die mooie stad achter de duinen (Den Haag). Inmiddels voldoe ik aan het geijkte beeld passende bij een dertiger. Getrouwd, moeder van 2 jongens, parttime baan, huisje, boompje maar geen beestje. Na een studie verpleegkunde aan de Haagse Hogeschool ben ik vertrokken naar Buitenveldert (Amsterdam) voor een studie Sociaal Culturele Wetenschappen aan de Vrije Universiteit. In mijn jongere jaren betrokken geweest bij de oprichting van meidenvereniging Al Manaar. Mijn passie ligt bij vraagstukken rondom emancipatie en integratie. Ik ben overgevoelig voor maatschappelijke ongelijkheid en onrecht.

Lees andere stukken van Jamila