Kortgeleden heb ik een geestverheffend werk van Ben Schomakers kunnen uitlezen, na het een tijdje weggezet te hebben: Het begin van de melancholie. Over verdriet, verlangen en werkelijkheid.
Toen het boek in 2018 uitkwam, fascineerde precies deze titel mij. Van het woord “melancholie” had ik vaker gehoord, niet in de laatste plaats ten gevolge van de aanwezigheid ervan in het Turks (melankoli) en het veelvuldig gebruik ervan door menig Turkse schrijver.
Zo voelde ik wel ongeveer aan wat melancholie was, maar eigenlijk wist ik er niets over. Wat ik in ieder geval zeker wist, was dat ik dit boek zo snel mogelijk moest aanschaffen. Al was dat maar om bepaalde als “melancholisch” voorkomende momenten in het leven (beter) te kunnen duiden en zo meer te begrijpen over verdriet en pijn.
Ook had ik de hoop iets van een antwoord te krijgen op de vraag wat nu voor pijn, verdriet en melancholie zorgt? En misschien wel een nog belangrijkere vraag: hoe kunnen we daarmee omgaan?
Dit doel, meer kennis te verwerven over dit ingewikkelde fenomeen, is – zo denk ik althans – voor een groot deel behaald. Als lezer smulde ik vaak van de sublieme en verkwikkende momenten van herkenbaarheid, daarbij het gevoel hebbende dat ik hetgeen gevonden had waar ik tijden op zoek naar was.
De auteur beschrijft precies die herkenbare gevoelens die dikwijls iedereen wel ervaart, maar die door velen niet of onvolledig een plaats kunnen krijgen vanwege misschien wel de broodnodige, filosofische uitleg die zij daarover missen.
Ben Schomakers, de schrijver van het boek, legt, als een goede, nabije vriend, de vinger precies op die bekende, maar tot dan toe niet nader gedefinieerde, zere plekken. Een bijzonder verblijdend moment is dat: een schrijver vinden die jou pijn begrepen lijkt te hebben, die je haarfijn uitlegt hoe deze mogelijk is ontstaan en die – bij wijze van spreken – tegen je zegt dat het eigenlijk niet eens zo erg is dat die haast onverklaarbare chaos van lastige gevoelens bij je zijn ontstaan en pijn heeft veroorzaakt na welke gebeurtenis dan ook. De schrijver is hierin subliem.
Hij ontpopt zich daarbij gelukkig niet als een pedante oom die op apathische wijze jou de les leest over jouw verdriet, en daarbij deze ridiculiseert en wegmoffelt.
Integendeel, hij positioneert zich als een inschikkelijke, behoedzame en bescheiden sterveling die, met de nodige nuance, enkel als doel heeft mogelijke verklaringen te geven voor verschijnselen waarvan ook híj weet dat deze gecompliceerd en casuïstisch kunnen liggen.
Laat ik exact hier het beginfragment aanhalen waarmee de schrijver zijn boek begint:
“Verdriet stelt ons beter dan wat ook in staat te leren kennen wie we zijn, waar we zijn en waarnaar we verlangen. Een wereld die het verdriet wil verbieden of het laat afvloeien nog voor het de aarde heeft aangeraakt, zet het bestaan zelf op het spel en maakt ons tot een bodemloos wezen, vastgekleefd in een giftig web van verwachtingen, eisen, verleidingen waarin het langzaam oplost. Misschien is dat de bedoeling. Misschien is het ook de bedoeling dat het verlangen als ijdelheid, hebzucht en als een impuls tot onverdraagzaamheid belachelijk gemaakt wordt. Dat zou heel goed kunnen.”
Is het inderdaad niet zo dat er heden ten dage een verbod lijkt te bestaan op het hebben van verdriet? Hoe vaak wordt er tegen ons wel niet gezegd dat we “sterker” in het leven moeten staan, geen verdriet moeten hebben, en – als we dat al hebben – dat niet moeten tonen aan een ander? Is het niet dat dit soort boude beweringen ons alleen maar nog meer robotiseren in een reeds gerobotiseerde samenleving?
Het verdriet lijkt velen van ons tegenwoordig alleen maar toe te slaan op het moment dat het batterijpercentage van onze smartphones onder de 30% komt. Sommigen kiezen er zelfs bewust voor om het batterijpercentage niet getoond te krijgen op hun beeldscherm om zo niet zenuwachtig en ongemakkelijk te worden door dat enge getalletje dat het batterijpercentage van de smartphone uitdrukt en daarbij eigenlijk alsmaar terugloopt.
Pijnlijk is dat: de gewaarwording van het zojuist beschrevene. Althans, pijnlijk zou het moeten zijn voor degene die aan enige introspectie doet in dit toch wel redelijk kortstondige leven dat hem of haar is geschonken.
Lang leve verdriet, pijn en melancholie wil ik haast roepen. Grote vondsten voltrekken zich immers niet zelden na diepgewortelde crisissen die omhuld zijn met een onverklaarbare mix van pijn, verdriet, melancholie en wat dies meer zij. Zij kunnen, tezamen met alle leed, veel moois teweeg brengen.
Het jammere ervan is misschien toch wel dat die mooie dingen vaak louter doorgrond kunnen worden ná de afloop ervan. En misschien is verdriet wel intrinsiek mooi en is het iets dat paradoxaal genoeg verre van “profaan” is (abstract inderdaad, maar denk daar maar eens diep over na!).
Verdriet, zo kunnen we wel stellen, lijkt wellicht wel als een regressie op te doemen in ons leven, maar het is toch vaak dat onvatbare gemoed dat doorgaans vooruitgang met zich meebrengt.
Verdriet moeten we daarom niet per se dood wil hebben. Heb verdriet, verwelkom het op een innige, bijna profetische wijze, omarm het, en probeer het te doorgronden. Trek hieruit de voor jou nodige conclusies, handel hiernaar, en treedt (zo kan ik dan alleen maar hopen) de positieve verandering tegemoet.
Volg ons op social media