Een volk dat in eerste instantie eerlijk kan zijn met zichzelf, wat een droom…
Shaykh Al-Akbar Dave Chappelle (moge Allah zijn gevoel voor humor bewaren), de Mujaddid van Comedy in de 21ste eeuw, zei in zijn magnum opus (killing them softly): “Freedom is a burden. You have to make choices all the time. Good choices. And to make good choices, you need the right information.”
Keuzevrijheid is niet zo simpel als het lijkt, het kost heel wat moeite. Kiezen is een verantwoordelijkheid. Er is te veel waar ik over wil en kan schrijven. Na wikken en wegen heb ik besloten om me te beperken tot één surah en één onderwerp. Gewoon down to earth en unapologetically me. Wat zit er in deze djuz dat me aanspreekt? Wat wil het me vertellen? Wat zegt het over mijn leven op dit moment?
Wel, ik zie dat de obstakels van het leven me zwaar in de weg zitten. Mijn leven verloopt hard, pijnlijk en vooral moeizaam. Ik kan nog maar net het hoofd boven water houden en land is nog lang niet in zicht. Plots werd ik in het water des levens gegooid. Hier is de realiteit en bismillah zwem maar. Het is een wonder dat ik nog niet verdronken ben.
Om de zoveel tijd word je een totaal andere richting opgeblazen. Niet dat dat een verschil maakt, je had uiteindelijk toch geen idee waar het allemaal naar toe ging. Je wil gewoon uitrusten en graag ook een verklaring voor het hele gebeuren.
Tijdens deze levensreis met haar onbekende bestemming heb ik de afgelopen (ondertussen toch al meer dan zes) jaren geïnvesteerd in kennis en religie. Ik heb me veel bezig gehouden met de islamitische wetenschappen, die veel breder gaan dan alleen maar fiqh.
In het hedendaagse leven lijkt het alsof moslims niets anders dan fiqh kennen als het om religie gaat. Ze zien islam als een set van regels: dit doe je wel, dit doe je niet. Het enige dat hun wat kan schelen is halal en haram. Pasha Cayman vat het heel mooi samen in de volgende zin: “Het is alsof men de islam aanbidt in plaats van Allah.”
Ondertussen liggen mijn zorgen allang niet meer in het wel of niet naleven van de regels van shari’ah. Er van op de hoogte zijn is één ding, ze willen naleven een tweede, maar ze kunnen naleven op consistente basis is heel wat anders. Dat gebeurt met continu vallen en opstaan. En ik als individu heb enorm veel moeite met het kunnen nakomen van die regels en verantwoordelijkheden. En enorm veel moeite met het terug opstaan. Vooral dingen die echt moeten gebeuren, verplichtingen en verantwoordelijkheden, daar zie ik van af.
Mijn filosofie is om zo weinig verantwoordelijkheid als mogelijk te dragen. Hoe minder, hoe beter. In Surah Al-Ahzaab, vers 72 vertelt de Qur-aan dat er “een vertrouwen” (een soort verantwoordelijkheid) aangeboden werd; eentje die zo groot was dat zelfs de hemelen, de aarde en bergen weigerden deze te nemen. Je zou denken, wauw als niets het op zich durft te nemen moet het wel enorm lastig zijn, daar blijf ik beter ver van weg.
Guess not, de mensheid moest weer de redder in nood spelen. Ik! Ik! Geef maar aan mij, ik neem het wel op me! Ik vraag me af wat die verantwoordelijkheid precies inhield, mijn huidige vermoedens gaan er van uit dat het om de vrije wil gaat. Hoe dan ook, het was geen slimme keuze, want wat was het gevolg hiervan? We kijken verder naar hetzelfde vers: “ En de mens nam haar op zich, hij is vast en zeker een onwetende en een onderdrukker”.
Echt vreemde wezens die mensen, het is alsof ze zich inspannen om te kunnen lijden. Dat is hoe ik verantwoordelijkheid zie; één en al leed. Dus als je het mij vraagt is de eerste fout die de mens heeft gemaakt iets accepteren dat je niet op je zou moeten nemen. Iets op je nemen waarbij je jezelf schaadt is echt het toppunt van onwetendheid. Je doet jezelf gewoon onrecht aan. Waarom vrijwillig de keuze maken om te lijden? Ik denk dat dit een van de grootste raadsels in het leven is.
Maar goed, dit vers behoort tot juz 22, dus wil ik er niet te ver op doorgaan. Ik wilde het eigenlijk enkel als springplank gebruiken om over te gaan op wat me opviel in de juz die erna kwam, de juz van vandaag, nummer 23. Deze juz bestaat uit de suwar Ya Seen, Al-Saffaat, Sad en een stukje van Al-Zumar.
In juz 23 komt, in mijn ogen, voornamelijk aan bod wat het lot zal zijn van eigenwijze en eigenzinnige mensen. De bestraffingen en gevolgen van hun daden in het hiernamaals. Je leest dat Allah regelmatig de hand uitreikt en kansen geeft, maar mensen blijven ze ontzeggen. Wat ook heel centraal staat in deze juz is het bestaan van Allah. Logischerwijs volgt dat als je het bestaan van Allah accepteert, je een bepaalde verantwoordelijkheid ten opzichte van Hem verschuldigd bent.
Ik, als onwetende onderdrukker, heb ironisch genoeg mezelf de last gegeven om wat over deze juz te schrijven. De praktijk wijst maar weer eens uit dat ik het niet op me zou hebben moeten nemen; ik bleef het maar uitstellen en ervan weglopen. De gegeven deadline zelfs gemist, maar toch weer net op tijd ingediend omdat ik oprecht wilde dat het geen gevolgen zou hebben voor ander.
Als ik mezelf afvraag waarom ik de juz geaccepteerd heb, dan besef ik dat ik eigenlijk gewoon een excuus wilde om te schrijven. Dat excuus heb ik bij de eerste helft van dit stuk vervuld, dus zal ik in de tweede helft maar eens gaan reflecteren over de verzen die ik in deze juz tegenkwam, om hopelijk ook de behoefte van jou als lezer te vervullen.
In surah Al-Saffaat, en surah Sad ook trouwens, lees ik talloze verzen over hoe de ongehoorzamen en zondaars bestraft en gepijnigd zullen worden. De bestraffing van de boom van Zaqqum waar ze van moeten drinken. Gedachte nummer één: “Ik zou een van hen kunnen worden en dit wil ik echt niet meemaken.” Ten minste, dat is wat wat je zou moeten denken toch? “Een ware vrome vreest de bestraffing van Allah”.
Ik lees er doorheen en voel absoluut niks. Het dringt echt niet tot me door. Ik voel geen vrees of ongemak. Het lijkt gewoon allemaal nep. Ik kan het niet serieus in me opnemen. Dat is hoe ik me voel ten opzichte van deze verzen. En dat klinkt niet heel moslimachtig of religieus, maar het is wel de waarheid.
Natuurlijk, theoretischerwijs geloof je het wel, maar je voelt het gewoon niet. De theorie zit volledig goed. Je gaat mij dan ook niet horen zeggen dat ik niet geloof dat zondaren in de hel bestraft worden of deugdzamen beloond worden met het paradijs. Je zult me ook niet horen zeggen dat ik denk dat mijn positie gewaarborgd is en ik veilig ben van Het Vuur of Zijn bestraffing. Dat zeg ik niet, noch zullen andere moslims dit zeggen. Maar je hoort ze wel zeggen dat ze er bang voor zijn. Ik dus niet.
Ik ben niet bang en ik geloof dat ik bij lange niet de enige ben die zich zo voelt. Volgens mij zijn heel veel moslims hier oneerlijk over met zichzelf, maar dat moeten ze zelf maar uitvogelen. In dit stuk praat ik over mezelf en ik voel me in ieder geval extreem onverbonden met de quraanverzen, en al helemaal met dit soort verzen.
Het doet niets met me. De beleving en het gevoel is compleet afwezig. Ik denk ik die beleving mis omdat het allemaal zo ver weg is. Omdat je er niet direct mee wordt geconfronteerd lijkt het allemaal zo ver van de huidige realiteit. Er is geen besef aanwezig.
De surah spreekt eigenlijk over verantwoordelijkheid, als ik erover begin na te denken. Je had een bepaalde verantwoordelijkheid ten opzichte van Allah en je bent die niet nagekomen. De verzen 19-34 gaan uitgebreid in op hoe die mensen bestraft zullen worden en hoe ze elkaar beschuldigen.
Je ziet ze proberen om de verantwoordelijkheid op een ander te schuiven, zoals op hun leiders. Het is zijn schuld! Wij zijn jou gevolgd! En de leiders dan weer: het is jullie schuld, wij konden geen autoriteit op jullie uitoefenen, jullie zijn een losbandig volk! En dan beseffen ze allen dat het allemaal te laat is.
Het vers legt echt de kers op de taart met dit stuk: “wij hebben jullie laten dwalen want wij waren zelf afgedwaald” (vers 32). Wat het vers mij hier duidelijk maakt is op zijn minst het volgende: get away from toxic people. Mensen die ziek zijn, verantwoordelijkheden op zich nemen met betrekking tot anderen en vervolgens anderen ook ziek maken.
Je ziet in de verzen 51-57 hoe iemand het geluk heeft gehad dat hij weg is gegaan van iemand die hem mee de verdoemenis in had kunnen sleuren. Hij zit in het paradijs te praten met zijn gezelschap over een vroegere vriend die het Hiernamaals ontkende. Allah zegt vervolgens tegen hen om te kijken naar “beneden” waarop ze deze vriend in Het Vuur zien branden.
De persoon zegt tegen zichzelf: als het niet dankzij de gunst van Allah was, dan was ik daar nu samen met hem. En plots dringt het echt tot hem door dat hij niet meer zal sterven, noch bestraft zal worden. Hij is opgelucht en zegt: “Dit is een geweldige overwinning. Laat de werkers voortaan voor iets soortgelijks werken!”
Mochten deze verzen tot me doordringen, dan zou ik moeten inzien dat ik zo een overwinning moet willen. Dat dat iets is wat het waard is om voor te werken. Waarom verlang ik niet naar die overwinning? Op zijn minst haal ik eruit dat ik moet opletten voor toxic people, ongeacht hoe dicht ze bij je staan, want die brengen je tot een slecht einde.
Vanaf vers 72 komen herhaaldelijk voorbeelden van volkeren die gewaarschuwd zijn geweest door profeten. Herhaaldelijk. Alsof het duidelijk aangeeft van kijk joh, je krijgt keer op keer een kans, een waarschuwing. Wanneer dringt het tot je door? Ze blijven niet eeuwig komen. Het is echt simpel: dit zijn je verantwoordelijkheden en kom ze gewoon na.
En als extra motivatie: doe je het “jeaj een prachtige beloning”, zo niet “Wee mij, wat heb ik mezelf aangedaan, zware bestraffing”. Het is niet zo dat dat een primaire motivatie of drijfveer zou moeten zijn. Mijn doel is uiteindelijk Allah en niet de schepping van Allah (het hiernamaals). Maar het zit me wel dwars dat het aangegeven wordt en ik me er compleet onverschillig bij voel.
Nuh, Ibrahim, Musa en Harun, Ilyas, Lut en Yunis, vrede met hen allen. Ze komen allemaal aan bod en elk volk weigerden te gehoorzamen, maar verrassend interessant is het laatste in het rijtje, Yunis (v). Dat Yunis juist degene was die zijn verantwoordelijkheid achter zich wilde laten. Hij dacht: deze mensen zijn hopeloos verloren. Dit gaat nergens heen, niemand luistert. Beter ga ik weg hier.
Hij ging weg, werd opgeslokt door een vis en begon na te denken. Hij maakte zichzelf vele verwijten. (blijkbaar zou Yunis zijn tekortkoming niet zijn geweest dat hij weg was gegaan, maar dat hij Allah niet eerst om toestemming had gevraagd of hij zijn volk mocht verlaten).
Uiteindelijk verrichte hij de volgende dua: la illaha illa anta subhanaaka. Inni kuntu min al-zaalimin. Er is geen Allah behalve Jij. Ik behoorde tot de onrechtplegers. Hij besefte dat hij zichzelf onrecht aandeed? Ironisch. Van uitgerekend dit rijtje aan profeten zien we juist bij hem dat zijn volk toch gehoor gaf aan zijn boodschap. Dat is echt apart. “Hij werd gezonden naar honderdduizend of meer mensen en zij geloofden dus lieten Wij hen voor een tijdje genieten” (verzen 147-148).
Deze opsomming begint trouwens met iets dat mijn gevoel wel aanspreekt. “En wij hebben zeker waarschuwers gezonden. Kijk dan hoe het einde van de gewaarschuwden is geweest, met uitzondering van de oprechte dienaren van Allah” (verzen 37-74). Er is hoop voor de oprechte dienaren van Allah. Oprechtheid is één van de weinige dingen die ik wel voel. Alhamdulillah.
Deze verzen vertellen me: weet je, het kan en zal misgaan; maar zolang je het goed bedoelt, zolang je het echt meent, is er hoop en zal er iets tot je doordringen. Dat is trouwens ook wat Qadar voor mij betekent. Als Qadar toch onbekend is, is het zinvoller om te geloven dat je alle kanten op kunt, in plaats van te denken dat je slechte toestand voor jou is voorbestemd is. Ik geloof in een Heer die het beste met me voor heeft.
Wanneer we het einde van de Surah naderen zien we een reflectie naar de profeet Mohammed (s) toe. De verzen 174-179 zeggen tweemaal iets dat neerkomt op: wend je voor een tijdje van hen af, achteraf zullen het zelf wel inzien. Wend je daarom een tijdje van hen af. Bekijk hen, zij zullen het zelf ook zien. Wat ik hieruit begrijp is het volgende: sommige mensen snappen het, sommige hebben wat meer tijd nodig en voor sommige mensen is het gewoon te laat en die zullen het nooit snappen.
De verzen 180-182 sluiten de Surah af met een lofprijzing die iedereen kent en we altijd verrichten wanneer we met dua afsluiten:
“Subhaana rabbika rabbi al-‘izza ‘an maa yasifun. Wa salaamun ‘ala al-mursalin. Wa al-hamdulillahi rabbi al-‘aalamin.
“Verheven is jouw heer, de heer van almacht, boven hetgeen zij (Hem) toeschrijven. En vrede zij met de boodschappers. En geprezen is Allah, de heer der werelden.”
In mijn woorden: hoe je het ook wendt of keert, uiteindelijk doet Allah wat Hij wil. Hij staat ver boven wat wij van hem denken of verwachten. Niemand heeft iets over Hem te zeggen en wat Hij bepaalt is de best mogelijke verloop die iets zou kunnen hebben.
Als ik zou moeten samenvatten wat ik van uit deze reflectiepoging gehaald heb, is het dat er verantwoordelijkheden zijn waar ik niet eindeloos van kan weglopen. Soms denk ik dat ik te ver weg ben en voel ik gewoon niet de motivatie om ook nog maar iets te doen. Omdat ik het gevoel heb dat het me niet lukt om mijn gewoontes en gedrag te veranderen.
Als iemand die jaren nodig had om zijn dagelijkse verplichtingen op te bouwen, uit te werken en onderhouden is het moeilijk om het meerdere malen te zien instorten en steeds opnieuw te blijven proberen. Het liefst wil ik het allemaal achterwege laten en eindeloos weglopen. Ik wil een Imam Ghazali actie uithalen en zeggen: ‘jongens ik vertrek op Hajj’.
Om daarna voor meer dan tien jaar wegblijven om op zoek te gaan naar mezelf. Op zoek naar een moment dat ik tegen een muur van besef bots, die me zowel mezelf als het de realiteit van het leven laat inzien en begrijpen. In de tussentijd ben ik op zoek naar het besef dat ik bepaalde verantwoordelijkheden hoe dan ook heb en ze moet nakomen. Of ik ze nu wil of niet, ze zitten al aan me vast dus de gevolgen zitten er ook aan gekoppeld.
Het enige wat ik nu kan doen is zien dat ik op zijn minst aan het minimum probeer te voldoen en er van daar uit het beste van ga maken. Fouten ga je toch maken, falen doe je sowieso. Maar wat het draagbaar maakt, is het feit dat er hoop voor je is. Omdat je het echt goed bedoelt, en van jezelf wilt en hoopt dat het beter zal gaan.
Het is een troost dat Allah op de hoogte is van je innerlijke dialoog. Hij kent je door en door en weet wat je uiteindelijk echt diep van binnen bent of wilt zijn, ook al komen je daden nog niet volledig daarmee overeen.
Allah, ik hoop dat U ons wil beschermen tegen het onrecht dat wij onszelf en anderen aandoen. Maak ons alstublieft oprecht en laat ons eerlijk met onszelf zijn.
Een volk dat in eerste instantie eerlijk kan zijn met zichzelf, wat een droom…
Eén reactie op "Verantwoordelijkheid ontlopen tot aan de eeuwigheid – Juz’ 23"
Wat eerlijk geschreven! Hier en daar voelt het ongemakkelijk aan maar hé het is heel herkenbaar uit mijn jongere jaren :) … ameen op je mooie dua op het einde.
“Waarom verlang ik niet naar die overwinning?”
Omdat je misschien Diegene Die jou deze overwinning gunt, niet goed kent?