Qul hu-Allahu ahad
Allahu samad
Lem yelid ve lem yuled
Ve lem yekun lehu kufuen ahad
Elk kind, elke volwassene kan deze verzen van Surah Ikhlas dromen. Ze vormen ergens naast ‘de bismisllah’ de kern van de Koranische openbaring. Tawhid, Gods eenheid, lees ik er duidelijk in terug. Deze verzen zeggen naast de tawhid ook iets over takbir. Als niets is zoals Allah, dan is het best wel logisch als moslims overtuigd Allahu akbar roepen of fluisteren. Niets is zoals Allah. Niets lijkt op Hem, niets is unieker dan Hem en niets is meer verheven dan Hem. Allahu akbar: Allah is inderdaad groter.
Als kind dacht ik dat Allah best wel eenzaam kon zijn: als er echt helemaal niemand is zoals Hij, met wie kan Hij dan praten? Wij mensen zijn altijd afhankelijk van andere mensen. Wij kunnen niet zoals Allah zijn, zelfbestaan, onafhankelijk van enig ander schepsel. Eenzaamheid leidt tot afbraak van onze ziel. Niet vreemd dat Allah uit genade en barmhartigheid ons vanaf ons allereerste levensadem omhelst met een moeder, dan een vader, dan eventueel broers en zussen en alle familiebanden en vrienden die er later bij komen. Ook al spreek je niemand van hen, het besef dat er verwanten zijn is al krachtig genoeg.
Als kind roep je tijdens een struikelpartij nooit om je vader. Je roept om jouw moeder. Mijn vader zou mij een tik op mijn kop geven en zeggen: stel je niet aan. Zo zijn vaders nu eenmaal, het is vast en zeker een vorm van liefde. Maar als kind weet je: moederlief geeft er een kusje op.
In de meeste islamitische gezinnen volgt, na Allah, onze moeder. Zij is uniek. Zij bestaat op zichzelf. Niets is zoals zij. Zij is de moederlijke Ahad. Ik koester mijn moeder. Ik heb inmiddels grijze haren. En mijn moeder begint witte haren te krijgen. Haar dood nadert. Het is een gedachte die me vaker bezighoudt.
Rode ogen
’s Ochtends vroeg bel ik mijn moeder om te vragen hoe het met haar gaat. Het is alweer een paar dagen geleden. Ze is verdrietig. Wat is er? Moet ik even langskomen? Ja, zegt ze, kom even langs. Wanneer ik aanbel en de deur opengaat, zie ik rode ogen. Als er maar niets ernstigs gebeurd is. We zitten tegenover elkaar, in stilte, en ik zie waarom ze verdrietig is. Ze mist mijn vader. Op tafel ligt namelijk een zwart-wit foto van hem. Wat is hij jong. Hoe lang is het al geleden, moeder, vraag ik? Vijftien jaar, zegt ze. Wat betekent tijd nog als al die jaren in een oogwenk voorbij zijn? Ze pakt de foto op en kust mijn vader.
Ik zie opeens een oude vrouw met trillende handen. Ik weet hoe ik haar kan troosten. Zullen we een bloemetje voor hem kopen? Dan gaan we hem straks bezoeken. Dat is goed, zegt ze, dat vind ik fijn. Ik rijd naar een nabijgelegen bloemist en koop het grootste boeket. Mijn vader hield van zonnebloemen, dus die koop ik er apart bij. Ze deden hem altijd denken aan zijn moederland. Ik moet lachen want de ene herinnering brengt de andere boven. Dankzij mijn moeder herinner ik me mijn vader. Wie herinnert me straks aan haar?
Onuitgesproken vragen
We zitten in de auto en spreken in stilte. Ze houdt het boeket stevig vast en kijkt naar voorbij flitsende bomen. Ik vraag mijn moeder in mijn hoofd waarom ze niet gewoon belt als ze een bezoekje wenst te brengen aan de begraafplaats. Lief, ik wil je niet tot last zijn. Ik vraag haar zonder geluid of ze niet vaker op vakantie wil naar haar broers en zussen. Lief, je weet toch wel dat wie geen echtgenoot heeft, ook geen echt huis meer heeft. Op alle niet-gestelde vragen weet ik het onuitgesproken antwoord.
Voorzichtig raak ik haar elleboog aan. Moeder kijkt me aan, maar ze is ergens anders. Toch legt ze haar hoofd op mijn schouder en ik laat mijn hoofd zachtjes op haar hoofddoek rusten. We rijden verder en ik voel me verdrietig. Veertig jaar later zijn de rollen omgedraaid. Kinderen worden groot en ouders worden weer kwetsbaar. Onwillekeurig denk ik aan de dag dat ik thuis misschien zelf in die eenzame stoel zit, zonder echtgenote. Dat ik dan degene ben, die een foto van mijn overleden vrouw kus. Zal iemand van mijn kinderen vragen hoe het met me gaat? Zullen ze een boeketje kopen? Ik weet wel dat geen generatie kan blijven steken in een vervlogen tijd, maar toch doet de gedachte mij pijn. Ik stap uit en hoor de kiezelstenen onder mijn schoenen.
De entree van de begraafplaats is volmaakt symmetrisch en goed onderhouden. Een lange laan met aan weerszijden bomen. We lopen langs perfect uitgelijnde, maar vervallen graven. Talloze zwijgende verhalen. We groeten mijn vader en spreken gelijktijdig een gebed uit. Ik besluit op een afstand te zitten en mijn moeder gade te slaan. Ze knipt op routine het lange gras bij, maakt het graf schoon en legt de bloemen onder de gebeitelde naam van haar geliefde.
Naakte wezen
Even later komt een andere vrouw bij mijn moeder staan. Ze praten kort met elkaar. De vrouw wijst naar een ander graf en samen lopen ze naar die andere verloren geliefde. Het ritueel herhaalt zich; ze knippen het lange gras, maken het graf schoon en leggen bloemen. Dan zetten ze zich op een bank. Mijn moeder steekt van afstand haar hand op. Of het goed is dat ze nog even blijft? Ja, natuurlijk is dat goed. Ze steekt nogmaals haar hand op. Zeker weten? Ik steek twee duimen op. Blijf toch zolang als je wil, moeder. Deel je verhaal en je herinneringen, moeder.
Ik kijk naar het graf van mijn vader en zwijg. Waarom spreken mensen eigenlijk? Eén aanraking zegt zoveel meer dan de meest omvangrijke encyclopedie. De lach, de traan, onze mimiek, tel alles eens bij elkaar op. Waarom doen we toch zoveel moeite om woorden te vinden voor iets waar we slechts iets bij kunnen voelen? Ik besef: woorden zijn bedoeld voor ons openbare leven. De stilte is bedoeld voor ons naakte wezen. Op deze ene dag met mijn moeder heb ik vooral gezwegen, maar zelden heb ik zoveel met haar gesproken.
Licht breekt door
Laat Id al Fitr daarom vooral een dag laten zijn waarop licht doorbreekt in andermans leven. Een lichtbundel die door een donker wolkendek breekt. Een grassprietje in een uitgestrekte droge vlakte. Een scheur in een betonnen muur. Allah heeft ons niet nodig. Hij is Ahad en Samad. Maar ons leven werd in de wieg letterlijk gedragen door anderen. Wij zijn afhankelijk van anderen. Anderen zijn afhankelijk van ons. Welke anderen willen wij dragen als wij daartoe eenmaal in staat zijn? Hebben we daar, als we eerlijk zijn, een feestdag voor nodig? Ja en nee. Soms en altijd. Id mubarak.
Eén reactie op "Spreken in stilte"
Eid Mubarak. Erg mooi om te lezen! En wat fijn dat er op wbh weer hele mooie, interessante stukken verschijnen.