Toen de oorlog van het Syrische regime tegen zijn eigen bevolking op zijn hoogtepunt was, luisterde ik veel naar de opname van deze bijeenkomst van koranrecitatie en smeekbeden om mijn gevoelens van onmacht wat te kanaliseren en mijn zorgen neer te leggen bij Degene bij wie ze horen. Deze opname begint met de recitatie van Soera al-Fath, De Opening, die prominent aanwezig is in Juz’ 26. Bij deze opname reciteerde de shaykh het vanwege de vele doden die in 2012 in Daraya gevallen waren, om hoop en kracht te putten uit de belofte van overwinning die Allah de gelovigen maakt in deze Soera. De shaykh zou deze soera de jaren daarna nog vaker geheel reciteren in zijn lessen in combinatie met krachtige smeekbeden, bijvoorbeeld na de couppoging in Turkije, de bombardementen op Aleppo, en de belegering van Ghouta. Geen dag zonder pijn, verdriet en verlies.
Soera al-Fath handelt zelf vooral over het bekende verdrag van Hudaybiyya, dat na jaren van gewapende strijd de mogelijkheidsvoorwaarden schiep voor de definitieve zo goed als geweldloze Opening van Mekka. Het begeeft zich tussen Soera Muhammad, ook wel ‘Strijd’ (qitāl) genaamd vanwege de ogenschijnlijk compromisloze oproep tot gewapende strijd die het bevat, en Soera al-Hujuraat, de Vertrekken, dat duidelijke sociale omgangsregels stelt tussen de gelovigen onderling en de lat van akhlaaq, goed gedrag, hoog legt. Soera Muhammad benadrukt hoe onze Profeet ﷺ een profeet van genade was, maar ook een profeet van gewapende strijd. Soera al-Fath laat zien hoe de eindoverwinning soms juist door een stapje terug te nemen op het slagveld bereikt kan worden. Al-Hujuraat laat zien dat het uiteindelijke doel iets hogers is, en dat een moeizaam proces van het bijschaven van onze omgangsvormen, het pacificeren van de sociale verhoudingen, hetgeen is wat ons tot een stabiele, toekomstgerichte gemeenschap maakt.
Deze combinatie van Soera’s is daarmee een mooie weergave van de tragische staat van de mens, de ‘duality of man’, de mens die graag vrede en rechtvaardigheid wil maar onvermijdelijk zijn toevlucht moet zoeken tot geweld, juist om die vrede en rechtvaardigheid te kunnen bewerkstelligen. Over de hoop dat de mens uiteindelijk uit die duale toestand weet te ontsnappen door het wonder van taal en communicatie schreef ik eerder.
Allah belooft de moslims dus de eindoverwinning. Hoe komt het dan dat moslims zo’n breed gevoel van crisis ervaren, het gevoel als wereldbeschaving vastgelopen te zijn en weerloos tegen haar vijanden? Zich misschien zelfs soms door Allah verlaten voelen in confrontatie met ondraaglijk aanvoelend lijden? Veel van het islamitisch denken sinds pakweg de negentiende eeuw -de tijd van de kolonisatie van grote delen van de moslimwereld door in het toepassen van georganiseerd geweld dominant geworden westerse mogendheden- gaat over het vraagstuk waar het mis gegaan is. Een duidelijk eenduidig antwoord daarop heeft zich nog niet aangediend (er even vanuit gaand dat de vraag überhaupt terecht is, het is wat mij betreft helemaal geen uitgemaakte zaak dat het heel slecht gaat met de oemmah, je kunt ook betogen dat het een ongekende bloei doormaakt).
Een van die mensen die zich intensief met dat vraagstuk beziggehouden heeft is de Algerijnse denker Malek Bennabi, waar ik een aantal jaar geleden even een bevlieging mee had. Hij is een denker die vaak over het hoofd gezien wordt en best wat meer aandacht zou mogen krijgen. Zijn werk leent zich in deze context voor een vers staaltje eisegese: wat heeft zijn werk te bieden om de Fath, de Opening beloofd in Juz’ 26 dichterbij te brengen, en een uitweg te bieden uit de ‘duality of man’, die steeds weer naar geweld moet grijpen om zijn vreedzame idealen te bewerkstelligen?
In zijn werk Islam in History and Society gaat Bennabi ver terug in de islamitische geschiedenis om de vraag wat er misgegaan is te beantwoorden. Hij schuwt daarbij de makkelijke oplossing om alles op de kolonisatie af te schuiven en zo het probleem te externaliseren. Kolonisatie is voor hem geen oorzaak, maar op de eerste plaats een pijnlijk symptoom van ’n dieper probleem (zonder daarbij in blaming the victim te vervallen; hij was uitgesproken antikoloniaal en wenste niets van het kolonialisme te vergoelijken!). De werkelijke oorzaak van ’t verval moet volgens hem in de ontwikkeling van de eigen beschaving en ’t eigen denken gezocht worden: er is volgens hem op de eerste plaats sprake van een ideeëncrisis.
Hij beschouwt de slag bij Siffin (tussen imam ‘Ali en Mu’awiyya) als ’n keerpunt in de toen nog jonge islamitische beschaving; daar werd egalitair leiderschap gedragen door de gemeenschap ingeruild voor tirannie en kwam de staat los te staan van de “popular consciousness”. Dat is ’t moment geweest waar de boel ontspoorde, de islamitische gemeenschap zijn Qur’anische ‘momentum’ verloor en de politieke macht ook seculariseerde naar een model van erfopvolging van de macht. Daar is men, ondanks de grote wereldse macht die moslims daarna gehad hebben en het hoge niveau in de wereldse wetenschappen, nooit echt van bijgekomen: het was ’n “deviated civilization”.
In die zin is Malek Bennabi dus ’n ‘salafi’ -niet in de beperkte betekenis zoals dat vandaag de dag vaak gebezigd word- maar in de zin dat hij gelooft dat de ware Qur’anische ‘Geist’ bij de eerste generaties, de salaf, te vinden is, en dat naar die mindset teruggekeerd moet worden. Hij is ook ’n ‘islamist’ -wederom niet in de beperkte betekenis zoals dat vandaag de dag vaak gebezigd word-, in de zin dat hij gelooft dat alleen door ’n terugkeer naar de islam in het denken de weg omhoog weer gevonden kan worden.
Er is een passage die mij in ’t bijzonder erg aansprak. Volgens mij zitten hier ook lessen in voor de moslims van Nederland, en kan het ons helpen om na te denken over de prioriteiten van onze islamitische centra, verenigingen/stichtingen/instituten, moskeeën etc., en over welke vorm van activiteiten we op ’t moment ’t hardst nodig hebben om onze kwetsbare maar in potentie wereldveranderende gemeenschap verder op te bouwen en vorm te geven.
In die passage behandelt hij 3 ‘mythes’ waarmee moslims het verval van hun beschaving vergoelijken en zo in stand houden:
1. mythe van onwetendheid (“we cannot do anything because we’re ignorant”)
2. mythe van armoede (“we cannot realise that, because we are poor”)
3. mythe van kolonisatie (“we cannot undertake this work, because there is the colonialism”)
Betreft de eerste mythe van onwetendheid stelt hij dat het probleem hem vooral zit in de opgeleide klasse. In tegenstelling tot bv. Israëlische/joodse intellectuelen, heeft de islamitische/moslimse gestudeerde klasse volgens Bennabi bar weinig ondernomen om zijn geaccumuleerde kennis te verspreiden onder de niet-geleerde, of zelfs analfabete klasse. Er is dus niet zozeer een probleem van gebrek aan kennis, maar vooral een probleem van bereidheid die kennis te delen, van inefficiënt onderwijs aan de bredere bevolking. Dat probleem is oplosbaar met serieuze inzet en toewijding van die geleerde klasse.
De tweede mythe, van armoede, is volgens Bennabi ook vooral een probleem van inefficiëntie. Er is voldoende geld aanwezig in de moslimse samenlevingen, maar de bourgeoisie is te weinig bereid z’n levensstandaard te verlagen omwille van ’t grotere goed, en de armere klasse geeft te veel geld uit voor lethargisch vermaak. Samenvattend stelt hij dat “the problem before the Muslim world is not financial but psychological and technical – that of the ‘orientation of the capital’.”
Zijn gedachten over de derde mythe, van kolonisatie, zijn niet zo gemakkelijk samen te vatten. Waar hij vooral heen stuurt, is bewustwording van de diepere oorzaken van kolonisatie. Die moeten volgens hem vooral sociologisch en historisch benaderd worden i.p.v. alleen politiek. Hij introduceert het begrip colonisabilité: de moslimwereld is gekoloniseerd omdat zij koloniseerbaar was. Dat heeft veel diepere oorzaken in het islamitisch denken waarover grondig nagedacht en gediscussieerd dient te worden. Hij beschouwt de ramp van kolonisatie -laat er geen misverstand over bestaan dat hij uitgesproken antikoloniaal was!- juist als een goede wake up call, ’n noodzakelijke impuls om tot een heropleving van de islamitische beschaving te komen:
“colonisation is to a certain degree the most fortunate effect of the colonisibility because it reverses the social evolution that has engendered the colonisible being: the latter becomes conscious of his colonisibility once he is colonised and thus finds himself obliged to ‘de-indigènise’ himself and become incolonisible.”
Natuurlijk valt er van alles aan te merken op het gedachtegoed van Bennabi, en dat moeten we ook vooral doen. Juist die meningsverschillen, goed doordacht, die soms best scherp en hard op de inhoud mogen zijn, stuwen ons samen als oemma omhoog. Dat brengt een dialectiek teweeg die onze bevrijding als moslims en als mensen dichterbij brengt. Dat woordje ‘dialectiek’ werd veel gebezigd door Theodor Adorno, over wie ik ondanks las:
“Zijn pessimisme is met andere woorden ingegeven door een bijna grenzeloos geloof in de mogelijkheden van de mens, namelijk om een situatie te scheppen waarin lijden en angst worden uitgebannen. Er loopt weliswaar een universele geschiedenis van steenslinger naar megabom, maar, zoals Adorno elders schrijft: ‘pas in het tijdperk van de bom [kan] een toestand voorgesteld worden waarin geweld überhaupt verdwijnt.’” (p. 16)
Ik geloof dat de Qur’an, en ook passages uit Juz’ 26, de sleutel heeft om die situatie te scheppen, een wereld zonder lijden en angst, waarin geweld niet langer nodig is, omdat iedereen onder het gezag van God radicaal gelijkwaardig is en zich gehoord voelt. Daarin lijkt het religieuze teleologische denken dat ik in het eerste stuk van deze serie schreef, en in een later stuk over het belang van het begrijpen van geschiedenis, op dat van de seculier-teleologische geschiedfilosofie van Adorno. Het is waarschijnlijk nog lang wachten op die eindtoestand, de kans is groot dat wij en onze (klein-)kinderen hem niet zullen aanschouwen, maar we kunnen ons troosten met de gedachte dat Allah ons daar onze eigen minuscule rol in gegeven heeft. En zo ploeteren we verder.
Eén reactie op "Een wereld zonder lijden en angst – Juz’26"
Interessant artikel! en dit ” we kunnen ons troosten met de gedachte dat Allah ons daar onze eigen minuscule rol in gegeven heeft” is indd troostend