Voorpagina Maatschappelijk

Wederzijdse dhimmificering brengt geen licht

Daisy Khan en Dhimmi’s

Bezig met andere dingen, levend in een andere wereld, vernam ik dat Daisy Khan in Nederland was. Volgens de uitnodigingen moest ik daar echt bij zijn. Ik had nog nooit van Daisy Khan gehoord. Met de eerste lentewind in Nederland kwamen berichten als: ‘Initiatiefneemster Ground Zero moskee schetst flowerpower beeld van islam.’  Duidelijk werd dat zij een van de initiatiefnemers van de bouw van een islamitisch centrum nabij Ground Zero was, en in Nederland voor een lezing over de vraag of de islam verenigbaar is met democratie en vrijheid.

Dagblad Trouw interviewde haar. Mw. Khan zei onder meer dat multiculturalisme een fundamentele opdracht van de islam is. Op de standaardvragen van de Trouw-interviewer,  die haar intelligente bevraging zoals gewoonlijk op repeat had staan: ‘Hoe het dan zit met de behandeling van mensen van een andere religie, de zogenaamde dhimmi, en met de positie van de vrouwen binnen de islam; worden die niet als minderwaardig behandelt in moslimlanden?’  antwoordde Khan: ‘Dat ziet u verkeerd. Dhimmi’s werden ook vrijgesteld van militaire dienstplicht. Dat was om hen te beschermen. Want als ze zouden sterven op het slagveld, zou er niemand meer van hun groep overblijven. In ruil voor deze bescherming betaalden ze extra belasting. U heeft gelijk, vrouwen worden inderdaad onderdrukt.’ Gedecideerd: ‘Maar dat gaat in tegen de Koran. Als je die goed bestudeert, zie je dat gelijkheid tussen man en vrouw tot het wezen behoort van de islamitische ethiek. Ongelijke man-vrouwverhoudingen komen voort uit cultuur, niet uit religie.’

Waarschijnlijk hebben de ook op repeat staande reacties op websites haar niet bereikt. Die waren zoals altijd in de trant van: ‘Het is nooit goed of het deugt niet’. Het moeizaam zoeken van Daisy Khan, die haar eigen authentieke beleving van de islam in overeenstemming voelt met universele samenlevingsprincipes, wordt automatisch in de kiem gesmoord door een willekeurig samengestelde vragen- en vernietigende kritieklijst uit de klachtenbus ‘islam en moslims’.

In de ogen van de ‘islamcritici’ ben je, ook als je een ‘leefbare en eigentijdse’ invulling geeft aan de koran en de islamitische traditie, in potentie een gevaarlijke terrorist en moet je het land worden uitgezet. Probeer je als moslim een ‘moderne’ interpretatie van de islam te ontwikkelen, waarbij je de islam verenigbaar maakt met de politieke waarden van de westerse liberale democratie, dan ben je een islamitische hippie die in een droomwereld leeft, een ontkenner en witwasser, want iedereen weet toch dat de fundamentalistische uitleg van de islam de enig juiste is. De ware islam is blijkbaar de islam zoals uitgelegd door fundamentalisten en Geert Wilders.

Maar als je dat vindt, eis je feitelijk van moslims dat ze hun geloof opgeven, want alleen dan kunnen ze democratische burgers zijn. Dit is niet alleen een onredelijke, maar vooral een heilloze eis. Je duwt moslims in een fundamentalistische hoek, maakt ze tot tweederangs burgers – dhimmis – die een permanent gevaar vormen voor de democratie.  In die visie is de islam: erfelijk – geboren als islamiet tel je je hele leven als islamiet. Val je van je geloof, of heb je kritiek op elementen van de Islam, dan noemt men dit leugenachtig, of: takiyya. Op geen enkele wijze verenigbaar met westerse wetten en waarden, dus ten alle tijden een gevaar. Het hoogste wat moslims kunnen krijgen van de islamcritici is een eeuwig en overerfbaar tweederangsburgerschap. In de praktijk komt het dus gewoon neer op ouderwets racisme, hoewel de reden van discriminatie op het eerste gezicht niet het ras is.

Ottomaanse Rijk

Dit artikel is niet geschreven om ‘de heilsboodschap’ van ‘de islam’ te verkondigen. Het schreef zichzelf in teksten die in websitediscussies als olijfolie op het water kwamen drijven. Het is bedoeld de aandacht te vestigen op eeuwenlange pogingen om de universele principes in de basisteksten van ‘de islam’, in overeenstemming te brengen met die binnen alle andere religies en culturen. Een van de perioden van worstelingen met een eigentijdse interpretatie van ‘de islam’ is die van het Ottomaanse Rijk: ‘Een unieke eigenschap van het leven in het Ottomaanse Rijk was dat het bijzonder gefragmenteerd was. De bevolking van het Rijk was samengesteld uit moslims, christenen en joden. De spanningen en conflicten die door de multireligieuze en etnisch diverse bevolkingssamenstelling konden ontstaan, werden gekanaliseerd via het Milletsysteem. Het was gebaseerd op het principe van tolerantie en stelde velen in staat om in een mozaïek van culturen samen te leven. De millets waren religieuze ‘naties’ zoals moslims, christenen in elke variatie en joden die hun eigen gemeenschap mochten vormen onder Ottomaans gezag.

Binnen dit systeem genoten de niet-moslims de status van dhimmi: erkende en beschermde christelijke en joodse onderdanen van de sultan. Als belastingplichtigen kregen zij ook een zekere mate van autonomie in het regelen van eigen onderwijs, religiezaken, huisvesting en sociale zorg. Het Milletsysteem zorgde gedurende eeuwen voor de verstandhouding tussen de verschillende gemeenschappen. Vanaf de late 18e eeuw ondergingen de millets echter een geleidelijke omvorming van religieuze groepen tot primair in nationalistische termen van taal en volk gedefinieerde minderheden. Zo splitste de orthodoxe gemeenschap zich op in afzonderlijke Griekse, Servische, Bulgaarse en Macedonische orthodoxe kerken en daaromheen georganiseerde millets, die belangrijke voedingsbodems werden voor de nieuwe nationalistische bewegingen in de 19e eeuw.

De bescherming van de vervolgde en onderdrukte joden in West-Europa door de Ottomaanse sultans kenmerkt echter de Ottomaanse staat- en maatschappijvisie. Al sinds de oprichtingsjaren kregen de verbannen en vervolgde joden onderdak in het Ottomaanse Rijk. In 1394 verleende sultan Bayezid I asiel aan de Franse joden, die vervolgd werden door koning Karel VI. Het bekendste verhaal is dat van de Spaanse koning en koningin Ferdinand en Isabella. Zij vaardigden in 1492 een decreet uit voor de deportatie van alle joden uit Spanje, tenzij ze zich tot het katholicisme bekeerden. De verdreven joden waren samengekomen in de havenstad Cádiz en werden geconfronteerd met een dilemma. Diegenen die de haven verlieten, werden aangevallen door de piraten; zij die over land trokken, kwamen terecht op de brandstapels van de Inquisitie. Op bevel van sultan Bayezid II kwam een Ottomaanse vloot aan in Cádiz en nam de vluchtelingen onder zijn bescherming. Deze organiseerde een konvooi voor een veilige massale uittocht van de joden naar het Ottomaanse Rijk. Daar werden ze hoofdzakelijk in Constantinopel en Thessaloniki gehuisvest. Toen in 1517 Selim I het Mamelukse Egypte had veroverd, heeft hij ook einde gesteld aan de ‘Law of no return’ tegen de joden, die uitgevaardigd was door de Romeinse senaat in 60 v.C. De afschaffing ervan in 1517 door de Ottomanen betekende dat de joden sindsdien opnieuw voor het eerst vrij mochten reizen naar het Heilig Land.’

Weerloos

Ook dit (lange) citaat is niet bedoeld als omhoog gestoken vlag: kijk eens hoe goed ‘wij’ het deden. Slechts een herinnering aan het feit dat het niet voor het eerst is dat wij als andersgelovigen, andersdenkenden en andersgeaarden en in alles en nog wat ‘anders zijnden’, het bijzonder moeilijk hebben om bij voorbaat met elkaar in harmonie te leven. Maar dat er steeds weer pogingen tot verzoening en wederzijdse zorg en aandacht worden gedaan, die niet bij voorbaat door cynisme en liefdeloos sarcasme dienen te worden getorpedeerd.

Wij worden op aarde geboren, krijgen de gelegenheid te leven; wij groeien en bloeien, worden ouder en zeggen tenslotte deze mooie vruchtbare kleurrijke aarde vaarwel om elders in de kosmos wellicht de rust te vinden, waarnaar wij vaak in ons leven gezocht hebben.

Weerloos: wij moeten maar voor waar en juist aannemen wat ons als zodanig wordt voorgehouden: ‘Dit is je weg, dit is je leven, dit is hoe het in elkaar zit.’ Zonder dat wij altijd de kans en gelegenheid krijgen, of grijpen, om een eigen weg te gaan, een eigen Zelf op te bouwen.

Zoveel obstakels en misverstanden op onze weg naar zelfverwerkelijking, zoveel oponthoud, vooroordelen – domheid.

Niet nodig hier op te sommen welke misverstanden wij in de samenleving tegen het lijf lopen – wij zijn hier, als ik om me heen kijk, allen ervaringsdeskundigen: onze eigen ervaringen en wedervarens hebben ons op deze plek samengebracht. Het is niet via religie, cultuur of kunst, dat wij elkaar nog mogen ontmoeten, want die deuren worden steeds harder in ons gezicht dichtgeslagen. En zeker niet via de politiek – dat vlijmscherp onmenselijk schermutselen om de macht. Het meest weerloze en kwetsbare, waarmee wij misschien een ingang kunnen vinden, of waarover wij de beschikking hebben gekregen om iets van onszelf en elkaar te begrijpen: ons stamelende smeken om zin en betekenis, wordt cynisch in de kiem gesmoord.

Het is alsof het meest weerloze in onszelf gebiedt het lot in eigen handen te nemen: vanuit onze weerloosheid in woorden en daden het gevoelsleven, het hart, te benadrukken als zijnde van het allergrootst belang, de hoogste waarde. Zoals de dichterschilder Lucebert dat voorgoed aan de Rotterdamse horizon heeft vastgelegd: ‘Alles van waarde is weerloos.’

Abdulwahid van Bommel was geestelijke verzorger voor moslims bij het Medisch Centrum Haaglanden, voorganger van het Moslim Informatiecentrum in Den Haag en directeur van de Nederlandse Moslim Omroep. Nu is hij docent geestelijke verzorging en schrijver.

Lees andere stukken van