Voorpagina Ervaringen, Maatschappelijk

Was je er bij op 4 mei?

Net zoals bijna elk jaar, toog ik ook woensdag 4 mei op mijn fiets naar het centrum van Amsterdam om bij de Nationale Herdenking op de Dam te zijn. Net zoals ieder jaar, laat ik mijn tas thuis, zorg ik dat ik niet meer dan een warme jas en een sjaal om heb en niet mijn gebruikelijke rugtas met boeken, notitieblokken, agenda en weet ik veel wat nog meer bij me heb.

Net zoals elk jaar, ervaar ik de tegenstrijdige emoties: ik ben blij dat ik weer gezamenlijk kan herdenken, alhoewel wat ik herdenk mij onherroepelijk treurig stemt omdat er altijd wel een gedeelte van die geschiedenis is die zich ergens in de wereld op dat moment herhaalt.

Politiek correcte wezel als ik ben, ben ik de herdenking jaarlijks belangrijker gaan vinden, naarmate suggestie werd gewekt dat moslims met hun aantal ook in hun onaangepast/ongeïntegreerd/ongeïnteresseerd en antisemitisch gedrag toenamen. Ik ben altijd van mening geweest dat moslims een plek hebben in deze samenleving en dat – als was het ‘voor wat hoort wat’ – de herdenking van oorlogsslachtoffers erbij hoorde.

Persoonlijk vond ik de herdenking altijd een vanzelfsprekendheid, een bijna religieuze plicht, om dankbaarheid te tonen jegens God, dat ik in dit land in veiligheid leef. Elders op de wereld worden mensen gepest, vervolgd, gedood – soms vanwege hun religie, vaker vanwege hun olie, land of afkomst. Ik was jaarlijks dankbaar dat mij en mijn familie een hoge mate van veiligheid gegund was.

Op zich is daar weinig verandering in gekomen, ondanks mijn ervaringen van de laatste 4 mei.

Uiteraard ben ik die avond bijna te laat. Ik ben vermoeid na werk en zit thuis uit te rusten. Ik eet een hapje, doe mijn gebed en wil vertrekken. Even maak ik een pas op de plaats. Ik besluit mijn djellaba thuis te laten en mijn bruine ribbroek aan te trekken.

Moslims dienen wel te herdenken, maar de aanwezigheid van een rooie baard in een lange jurk zou wel eens te veel kunnen blijken voor de mensen op de Dam. Wel besluit ik mijn gehaakte mutsje op te houden. Ik draag ’t niet vaak, maar heb net mijn hoofd geschoren en na een paar warme dagen is de temperatuur in de avond weer rond de 10 graden. Brrr.

Ik hop op mijn fiets, knikker mijn ipodje op shuffle en rol richting centrum. Gamperviolennikkel, de brug staat open bij de Hortus. Effe wachten. De Koeweitse reciteur Al Afaasy verschijnt op mijn display. Het is een kort hoofdstuk uit de Koran waar ik mijzelf langzaam mee bekend probeer te maken. De ipod shufflet weer door naar een lawaaiige bende. De brug daalt en in zijn 5 ros ik naar de overkant. Bezweet kom ik aan op het Rokin. Het is druk maar er is nog ruimte in de fietsvakken, dus ik zet mijn fiets neer.

Sinds mijn goeie vriend Richey verhuisd is naar BRR, ergens in Zuid-Holland, ga ik in mijn eentje naar de Dam. De missus zit nog ergens tussen trein en cursus. Ik loop rustig richting Dam en zie een gigantische hoeveelheid politie, in fluorescerend geel, in burger, te paard, op de motor. Het Rokin is bijna helemaal afgesloten met politiebusjes die om en om staan. Je moet er tussendoor lopen. Toch is het niet benauwd druk. Ik zet een stevige pas in, want het is 19.50. Ik voel de beladenheid om me heen. Vorig jaar was een drama, maar de mensen lijken te willen zeggen: we laten ons er niet onder krijgen!

Ik echter wel. Op zo’n 20 meter van de dam, ervaar ik opeens een bedompte drukte om me heen. Een stuk of vijf agenten staan om me heen, strakke koppen in gele jassen. Of ik even wil stoppen. Of ik me even wil identificeren. Of ik even wil wachten terwijl mijn i.d. gecontroleerd wordt, of ik het begrijp, of ik even mijn jas open wil doen, of ik er bezwaar tegen heb dat de agente mij fouilleert, waarom ik hier kom, of ik hier vaker kom, of ik het begrijp, of ik even wil blijven staan, of ik het begrijp, of ik er begrip voor heb, of ik het begrijp, waar mijn naam vandaan komt, of ik begrijp dat mijn i.d.-controle goed is maar of ik toch nog even blijf staan terwijl ze mijn gegevens noteert (terwijl haar collega aangeeft dat de twee minuten stilte zijn in gegaan), waar mijn naam vandaan komt, of ik het begrijp, of ik het begrijp, of ik het begrijp. En nog een fijne avond meneer.

Tollend, trillend op mijn benen loop ik door. Wat de fok was dat? Ik sta naast een punkstelletje, mooie Palestina-sjaals om. Voor me zit een chassidische jood op zijn scootmobiel. Aan mijn rechterkant passeert een blonde jongen met keppeltje. Links van me wat buitenlandse toeristen. Ik zie weinig (herkenbare) moslims.

Ik probeer mezelf te herpakken en mezelf te richten op de stilte, op het herdenken van de miljoenen slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, van de huizen in mijn straat waar joodse families hebben gewoond die niet meer terugkwamen. Ik denk aan het sluip-kruipbegin van de onderdrukking en uiteindelijke moord op de joodse gemeenschap van Amsterdam.

Ik huil.

Het heeft met het herdenken te maken, maar er is ook iets anders. Ik voel me vies. Ik bedenk me: eikel, je had nooit dat mutsje op moeten doen. Dan bedenk ik me: wat is dat nou voor redenering?! Mijn mutsje is als een keppeltje, mijn sjaal is van een punker, mijn baard is als die van de jood of het Canadese homokoppel dat verderop staat.

Dit is geen aanklacht. Ik heb er ook geprobeerd geen zielig verhaal van te maken. Het is een poging om betekenis te geven aan een veranderende samenleving, beseffende dat ik, net als ieder ander, zowel de verandering als de samenleving belichaam. Toch voelt het niet prettig.

In het jaar dat Elvis stierf, werd Noureddine geboren. Op zijn negende kreeg hij een skateboard. Op zijn 20ste werd hij in Schotland verliefd op boeken. Op zijn 27ste werd hij moslim en vond hij zijn draai. Hij werkt in de gehandicaptenzorg en denkt soms dat hij bijna Arabisch kan lezen maar vraagt dan toch om een klinker. Hij jat de beste grappen van de missus, steun en toeverlaat sinds 2006. Af en toe vertaalt hij wat poëzie omdat het leven dan gewoon beter is.

Lees andere stukken van