In het tweede jaar van mijn studie Engels, werd er een boek gepubliceerd genaamd Snapshot Poetics: een fotografisch boek met herinneringen van de Amerikaanse dichter Allen Ginsberg, beatdichter, boeddhist en tegendraadse rakker. Hij was een tijdgenoot van Jack Kerouac, auteur van On The Road, nog zo’n beatklassieker, maar eentje waarbij ik me, in tegenstelling tot velen van mijn studiegenoten, kapot verveelde.
Ginsberg, daarentegen, was andere koek. Tot die tijd had ik een slechts oppervlakkige liefde voor poëzie. Alhoewel ik redelijk hiphopleip was rond die periode, had ik de link met de dichtkunst nog niet gelegd. Voor mijn eindexamen had ik ooit een wilde interpretatie van een gedicht van Lucebert gegeven, maar dat was simpelweg omdat het kon. Je kon gewoon losgaan op de tekst en alles was goed (mits grammaticaal acceptabel uiteraard). Van echte liefde was nog geen sprake.
Ginsberg leerde ik kennen tijdens een bladersessie in de Norton Anthology of American Literature (deel twee). We hadden ‘m net gekocht en zaten bij een of andere Ierse pub er flink doorheen te kroelen. Die boeken zijn zo’n 3.000 pagina’s dik, van vloeipapier gemaakt waar je menig jonko van kan draaien, maar wat een ongelooflijke rijkdom vonden we erin. Toen we ‘Howl’ tegenkwamen, wisten we van voor niet meer hoe we achter leefden. Ginsberg klapte erin:
“I saw the best minds of my generation destroyed by madness, starving hysterical naked, dragging themselves through the negro streets at dawn looking for an angry fix, angelheaded hipsters burning for the ancient heavenly connection to the starry dynamo in the machinery of night, who poverty and tatters and hollow-eyed and high sat up smoking in the supernatural darkness of cold-water flats floating across the tops of cities contemplating jazz, who bared their brains to Heaven under the El and saw Mohammedan angels staggering on tenement roofs illuminated…”
En zo gaat hij maar door tot je er duizelig van wordt.
Recent kwam de film Howl uit en als slaaf van mijn pathékaart kwam ik maar niet in de buurt van de biopic (hij draait enkel in de kleinere cinema’s). Vaak zat ik thuis. Terwijl de missus met haar laptop op schoot naar Medium keek, zocht ik mijn oude Norton er maar weer eens bij. Op zoek naar ‘Howl’, het gedicht.
Ik wilde Ginsberg echter zelf horen. Op youtube kwam ik deze tegen – ‘A Supermarket in California’, nog zo’n gedicht dat grandioos opent en de supermarktcultuur van Amerika (uit de jaren ’50) ridiculiseert door twee grootse (maar dode) dichters –Lorca en Whitman– te laten meescharrelen. Het gedicht over de super heeft een sterke tja… eigenheid? Eigengebreidheid? Eigengereidheid? Enfin: het gedicht heeft gewoon kracht, dynamiek en vooral eigen wijsheid. Ik hoop dat jullie ‘m diggen (nalezen kan hieronder):
“A Supermarket in California” (Berkeley, 1955)
What thoughts I have of you tonight, Walt Whitman, for I walked down the sidestreets under the trees with a headache self-conscious looking at the full moon. In my hungry fatigue, and shopping for images, I went into the neon fruit supermarket, dreaming of your enumerations! What peaches and what penumbras! Whole families shopping at night! Aisles full of husbands! Wives in the avocados, babies in the tomatoes!--and you, Garcia Lorca, what were you doing down by the watermelons? I saw you, Walt Whitman, childless, lonely old grubber, poking among the meats in the refrigerator and eyeing the grocery boys. I heard you asking questions of each: Who killed the pork chops? What price bananas? Are you my Angel? I wandered in and out of the brilliant stacks of cans following you, and followed in my imagination by the store detective. We strode down the open corridors together in our solitary fancy tasting artichokes, possessing every frozen delicacy, and never passing the cashier. Where are we going, Walt Whitman? The doors close in an hour. Which way does your beard point tonight? (I touch your book and dream of our odyssey in the supermarket and feel absurd.) Will we walk all night through solitary streets? The trees add shade to shade, lights out in the houses, we'll both be lonely. Will we stroll dreaming of the lost America of love past blue automobiles in driveways, home to our silent cottage? Ah, dear father, graybeard, lonely old courage-teacher, what America did you have when Charon quit poling his ferry and you got out on a smoking bank and stood watching the boat disappear on the black waters of Lethe?
2 Reacties op "Ik denk aan je, Allen Ginsberg"
Oh, ga alsjeblieft Howl zien, of huur ‘m, download hem zelfs voor mijn part – hij is prachtig! Voor mij in ieder geval weer een compleet nieuwe beleving van het gedicht, zowel door de animatie die ervoor gemaakt werd als door de stukken interview met een nog jonge Ginsberg waarmee de strofen afgewisseld worden. Beeldschoon.
Helaas ben ik een cultuurbarbaar. Ik vind het mooi dat jij het mooi/interessanr vind.