Voorpagina Gastarbeiders

De Profeet als pedagoog over geloof [deel 4]

Abdulwahid van Bommel is gastarbeider bij wijblijvenhier.nl. Hij schrijft hier een artikelenreeks over ‘de Profeet (vzmh) als pedagoog en bruggenbouwer’. Deel 4:

In de vorige aflevering is een begin gemaakt met een aantal methoden van de profeet Mohammed (vrede zij met hem) om in zijn tijd en omstandigheden kennis over te dragen aan de mensen in zijn omgeving. Hiervan is iets verteld over vraag & antwoord  – (Soâ’l wa djawâb). Nu iets over lezingen, verhandelingen en preken (Dars; Wa’z wa Chitabah).

Één van de moeilijkste onderwerpen om met woorden over te dragen, is geloof. Veel jonge moslims vragen zich af hoe zij een Nederlandse jongen of meisje op wie zij verliefd zijn tot de Islam kunnen brengen. In het Nederlands wordt gezegd: ‘Geloof kan ik je niet geven’. Ook wordt in de Koran dwang in geloofszaken verworpen.

Er is geen dwang in religie (2:256) Geloof is iets zo subtiels dat het alleen individueel en innerlijk bij iemand kan gaan leven. Dit wordt in de Koran bevestigd, wanneer tegen de Profeet wordt gezegd:

U kunt zeker geen goddelijke leiding geven aan wie u wilt (letterlijk: wie u lief heeft) (28:56)

Zowel in de Koran als in de overlevering zien we de menselijke onmacht verwoord om geloof als een soort cadeautje aan een ander over te dragen of op te dringen. De goddelijke werking wordt wel beschreven: Allah heeft in uw hart geloof dierbaar gemaakt.(49:7)  

Dat het ons als moslims moeite kost om ook maar een vonk over te laten springen van ons geloof, heeft niet alleen met kennis van de Islam maar vooral met onze eigen geloofsbeleving te maken. Het kunnen ‘beleven van God’ op een soort ‘totaal manier’ heeft ondermeer te maken met een groeiproces van iedere moslim in drie stadia: Islâm, imân en ihsân. Dit wordt duidelijk gemaakt in een overlevering van de Profeet Mohammed (vzmh) die bekend staat als het verhaal van ‘De man in het wit’.

“Op een dag zaten we bij de Profeet van Allah (vzmh). Opeens verscheen er een man voor ons, in stralend witte kleren en met gitzwart haar. We konden echt niet merken dat hij een lange reis had afgelegd. Toch kende niemand van ons hem. Hij ging voor de Profeet van Allah (vzmh) zitten, met zijn knieën tegen die van de Profeet en met zijn handen op zijn dijbenen en zei: “O, Mohammed, vertel me wat Islâm is!”

De Profeet antwoordde: “Islam betekent dat je getuigt dat er geen God is dan Allah en dat Mohammed de boodschapper van Allah is; dat je het gebed verricht; de zakât betaalt, dat je dus geld geeft aan de armen; vast tijdens de maand Ramadan; en de bedevaart naar Mekka verricht, als je dat kunt.”

Hierop zei de man in het wit: “Dat heeft u goed gezegd!”

Wij waren erg verbaasd dat hij de Profeet eerst iets had gevraagd en daarna ook nog zei dat hij het goed zei! De Profeet wist toch het beste wat de Islam was? Daarna vroeg de man in het wit: “Wat is Imân (geloof)?”

Hij antwoordde: “Dat betekent dat je gelooft in Allah; in zijn engelen; in zijn boeken; in zijn profeten; en in de laatste dag; en dat je gelooft dat het goede, maar ook het slechte door Allah is voorbeschikt.”

“Dat heeft u goed gezegd, zei de man in het wit.” En hij vroeg toen:“Vertel mij wat ihsân is.”

De Profeet antwoordde: “Dat betekent dat je Allah aanbidt alsof je Hem ziet. Maar je kunt Hem niet zien. Besef dan dat Hij jou wel ziet.”

Globaal richt de profetische pedagogiek zich in deze overlevering op drie hoofdthema’s imân, ‘amal, ihsân:
    1.    Geloof in Allah en Zijn profeten, de engelen, de openbaringen, de laatste dag, het hiernamaals en de goddelijke maat der dingen (imân)
    2.    Handelen in overeenstemming met dat geloof (‘amal)
    3.    Verwezenlijking van iemands relatie tot Allah als resultaat van praktijkervaring en persoonlijke geloofsbeleving (ihsân)

In het opvoedingsideaal zoals de moslims dat kennen is de profeet Mohammed (vzmh) het meest complete voorbeeld van deze verwezenlijking. Hij is de gerealiseerde meester van het eerder genoemde evenwicht tussen lichaam en geest, het materiële en het spirituele. De manier waarop hij heeft geleefd dient als voorbeeld voor zijn volgelingen (soenna). De Islam leert ons dat het hele leven in essentie een eenheid vormt van geloof, handelen en verwezenlijking.

In de Islam vinden we niet de opvatting dat cognitieve feitenoverdracht voldoende is om een kind of volwassene met godsdienstbeleving vertrouwd te maken. Zoals het leren van de vijf belangrijkste praktijkpunten van de islam – bidden, vasten, armengeld, bedevaart en het geloofsgetuigenis –  en de kennis die daaruit voortkomt, voor ons essentieel is, is het noodzakelijk kennis van ichlâs (oprechtheid) te verkrijgen. Want de betrouwbaarheid van onze activiteiten hangt daarmee samen.

Op dezelfde manier is het net zo noodzakelijk te weten wat ‘halal en haram’ (toegestaan of verboden) is, als om te weten wat hypocrisie inhoudt. Want je handelingen hebben zonder eerlijkheid en oprechtheid geen resultaat. Daarom is kennis van het tegenovergestelde, afgunst en zelfingenomenheid, noodzakelijk. Want die eigenschappen verteren onze handelingen zoals vuur hout verteert. Zo is het onze verantwoordelijkheid kennis te hebben van transacties (koop en verkoop), wanneer we met die zaken in aanraking komen. Ook dienen we ons te verdiepen in de betekenis van huwelijk en echtscheiding volgens de Islam, voordat we daadwerkelijk trouwen. Maar belangrijker is het in dat verband te weten wat ‘liefde voor een ander’, dus empathie inhoudt. Net zoals we haat nu eenmaal leren kennen en de lelijke woorden die daarbij horen, zodat we die in onszelf en anderen kunnen bestrijden.

In het verhaal van ‘de man in het wit’ komt duidelijk een groei naar besef en bewustwording van je eigen verhouding met Allah tot uitdrukking. In allerlei voorbeelden in de Koran en de overlevering wordt een levensreis naar verlichting geschetst. De algemene opvatting hierover is dat in die groei eigenlijk het menselijk geluk ligt. De Koran en de overlevering spreken vooral in die zin over menselijk geluk. De term sa’iedoen (gelukkig) wordt gebruikt voor het eindstadium:

De dag waar het op aankomt, dan zal geen ziel zonder Zijn toestemming spreken; dan zullen sommigen van hen ongelukkig en anderen gelukkig zijn (11:105)

Aanwijzingen voor onze geestelijke, intellectuele en morele groei richting dat moment, worden door de Koran aangereikt. Bijvoorbeeld het voeden van de hongerigen, het laven van de dorstigen, het opnemen van de vreemdeling, het kleden van de naakten, het bezoeken van de zieken en de gevangenen, en andere werken van barmhartigheid.

Net als in het Boeddhisme, beschrijven de moslimgeleerden een weg waarop de mens het lijden zou kunnen overwinnen. In de Alchemie van het geluk, beschrijft Abu Hamid al-Ghazali de genezing van zijn eigen ziel. Hij vond zijn evenwicht niet terug door middel van verstandelijke bewijsvoering en redeneren, maar door een licht dat Allah in zijn innerlijk ontstak.

Te denken dat de onthulling van dat licht afhankelijk is van bewijs en rede, verengt volgens Al-Ghazali Allah’s grenzeloze barmhartigheid. Want aan Mohammed werd gevraagd wat het volgende Koranvers betekent:

Wie Allah ook wil leiden, diens hart verruimt Hij voor de islam… (6:125)

Hij antwoordde: “Dat is een licht dat Allah ontsteekt in het hart en waarmee Hij het innerlijk verruimt.” Men vroeg toen: “Wat is daarvan het kenmerk?” En hij antwoordde: “Dat men zich afkeert van (de plaats van) zelfbedrog en inkeert tot het verblijf van eeuwig geluk.”

Lees ook deel 3 van deze artikelenreeks.
Lees ook deel 5 van deze artikelenreeks.


Abdulwahid van Bommel is imam, publicist en geestelijke verzorger voor moslims bij het Medisch Centrum Haaglanden. Voorheen was hij voorganger van de Moslim Informatiecentrum in Den Haag en directeur van de Nederlandse Moslim Omroep.

Abdulwahid van Bommel was geestelijke verzorger voor moslims bij het Medisch Centrum Haaglanden, voorganger van het Moslim Informatiecentrum in Den Haag en directeur van de Nederlandse Moslim Omroep. Nu is hij docent geestelijke verzorging en schrijver.

Lees andere stukken van