Voorpagina Gastarbeiders, Islam, Maatschappelijk

Bevattingsvermogen van de leerling [deel 5]

Abdulwahid van Bommel is gastarbeider bij wijblijvenhier.nl.

Rekening houden met het bevattingsvermogen van de leerling, dat wil zeggen aandacht voor individuele verschillen.

Zowel de profeet Mohammed (vzmh) als zijn metgezellen hanteerden het principe van spreken en onderwijzen naar het begripsvermogen van de leerlingen of toehoorders. In het Arabisch: ‘Alâ qadri oqoeliha – naar hun verstandelijke vermogens.

De profeet heeft aangegeven dat het belangrijk is te weten tegen wie je praat. Leeftijd, achtergrond, karakter, intelligentie spelen daarbij allemaal een belangrijke rol. "Behandel een ieder naar zijn niveau”, en: “geef uw bedienden opdrachten die zij in staat zijn te begrijpen”, zijn voorbeelden van rekening houden met tegen wie je het hebt.

De profeet heeft een vers van soera TâHâ als methode van ta’dieb toegelicht:

(…) spreekt tot Firawn op zachtmoedige wijze opdat hij er een les in ziet en ontzag toont. (20:44)

Volgens zijn uitleg bereik je meer met honing dan met azijn. Toen een prediker eens wilde laten zien dat hij niet bang was voor het gezag van Kalief Ma’moen, ging hij steeds hardere  dingen tegen hem zeggen. Op een bepaald moment kreeg de kalief hier genoeg van en zei:

"Man! Kom tot jezelf. Het kan wel wat minder. Heb je niet gehoord dat Allah Mozes heeft gezonden, die een groter man was dan jij en dat hij de Farao heeft geschapen, die een stuk slechter was dan ik, terwijl Hij Mozes toch heeft geboden zachtmoedig met hem om te gaan!"

De profeet was gewoon te zeggen: “de beste van u zijn degenen met het beste karakter”.

Er kwam een man bij de profeet en hij vroeg: “O boodschapper van Allah! Wie heeft het meeste recht op mijn plezierige gezelschap?”
De profeet antwoordde: “Je moeder”.
De man vroeg: “En wie daarna?”
De profeet zei: “Je moeder”.
De man vroeg weer: “En wie daarna?”
De profeet zei weer: “Je moeder”.
De man vroeg weer: “En wie daarna?”
Waarop de profeet zei: “En dan je vader”.

De vanzelfsprekende moederliefde wordt in een andere uitspraak van de profeet gelijk gesteld aan de genade van Allah: “De rahima (baarmoeder) is van de Rahmân (de Barmhartige) afgeleid. Daarom heeft Allah – tegen de rahima – gezegd: ‘Hij die zijn banden versterkt met u, versterkt daarmee zijn banden met Mij! Maar hij die zijn banden met u losser maakt, verzwakt daarmee zijn banden met Mij!’”

Er kwam een woestijnarabier bij de profeet en zei: U kust kinderen (eigenlijk: sibyân = zuigelingen!), maar wij doen zoiets niet. De profeet antwoordde: “Wat kan ik eraan doen wanneer Allah het mededogen uit uw hart heeft verwijderd?”

De profeet nam eens een baby in zijn armen, waarbij hij het verhemelte van de baby met gekauwde dadel inwreef (hanaka = een gebruik dat daarna tot de profetische gebruiken (soenna) is gaan behoren) en de baby plaste op zijn kleding en hij liet water komen en spoelde het daarmee af.

Aswad zei, ik vroeg aan Aysjah wat de profeet deed als hij thuis was. Ze zei: “Hij hielp zijn vrouw.“ Dat wil zeggen, hij deed werk voor zijn vrouw.

Anas ibn Mâlik was op zijn tiende aan de profeet ‘gegeven’ om van hem te leren en hem te dienen. Hij zei: Ik diende de profeet tien jaar lang en hij zei nooit zelfs maar iets als ‘foei’ tegen mij. Zelfs niet: waarom heb je dit gedaan of waarom heb je dat niet gedaan?

In de overgang van zeven jaar naar ouder, wordt het steeds noodzakelijker kinderen te corrigeren. Het is de vraag met welke methode van correctie de ouders of leerkrachten het meeste succes boeken. Men heeft het wel over de pedagogische tik die soms wonderen verricht, maar vooraanstaande geleerden als Imam Sjafi’i, Bayhakî, Ibn Miskawayh en Ibn Chaldoen, hebben zich met zoveel woorden op religieuze en sociale gronden tegen lijfstraffen voor kinderen uitgelaten. In de Koran, noch in de soenna komt ook maar een enkele aanwijzing voor om lijfstraffen voor kinderen te rechtvaardigen. Wanneer we alle overleveringen waarin de verhouding van de profeet tot kinderen wordt behandeld doornemen komen we de volgende centrale stelregel tegen:

“Yassiroe wa lâ to’assiroe, habbiboe wa lâ tonaffiroe” [maak het makkelijk en niet moeilijk, roep liefde op en geen afkeer].

Tofail ibn ‘Amr al-Dausî kwam met zijn metgezellen bij de profeet en zei: “O boodschapper van Allah! De Daus (zijn stamgenoten) hebben (de islam) geweigerd en zijn ongehoorzaam, bid tot Allah, opdat Zijn straf over hen kome! En er werd al gezegd: de Daus hebben zichzelf ten gronde gericht!”

Maar de profeet zei:

“O Allah! Schenk Uw leiding aan de Daus en breng hen (tot zichzelf). (De profeet weigerde dus om straf te bidden, zelfs bij mensen die ongehoorzaam waren).

De boodschapper van Allah zei: “Allah schenkt geen genade aan degene die geen mededogen heeft voor mensen”. En hij zei: “Degene die geen mededogen heeft voor onze kleinen (de kinderen) en geen respect heeft voor onze groten (de volwassenen) is er niet een van ons!”

Anas heeft gezegd dat de profeet nooit schold, vloekte of obscene taal gebruikte. Wanneer hij iemand van ons wilde terechtwijzen zei hij: wat is er met hem aan de hand, moge zijn voorhoofd uitbundig met aarde in aanraking komen. (De profeet gebruikt hier een metafoor en bedoelt: Laat hem veel het gebed verrichten, dan verandert hij wel).

Ook bij het beantwoorden van de vraag van een Bedoeïen gebruikte de profeet een voorbeeld dat deze kon begrijpen. De bedoeïen vertelde de profeet dat zijn vrouw een zwarte baby ter wereld had gebracht terwijl hij noch zijn vrouw zwart waren. Hij wilde het kind verstoten. De profeet vroeg hem: “Heb je kamelen?”
De man zei: “Ja.”
De profeet vroeg hem: “Wat voor kleur hebben ze?”
Hij antwoordde: “Roodachtig geel.”
De profeet zei: “Zijn er een paar bij die zwart of donker zijn?”
De man bevestigde dit.
Hierop vroeg de profeet: “Hoe zijn zij aan die kleur gekomen?”
De man stelde een retorische wedervraag: “Zouden ze dat op de een of andere manier hebben geërfd?”
Waarop de profeet zei: “Op dezelfde manier heeft jouw kind die kleur van zijn voorvaderen geërfd.”

Lees ook deel 4 van deze artikelenreeks.


Abdulwahid van Bommel is imam, publicist en geestelijke verzorger voor moslims bij het Medisch Centrum Haaglanden. Voorheen was hij voorganger van de Moslim Informatiecentrum in Den Haag en directeur van de Nederlandse Moslim Omroep.

Abdulwahid van Bommel was geestelijke verzorger voor moslims bij het Medisch Centrum Haaglanden, voorganger van het Moslim Informatiecentrum in Den Haag en directeur van de Nederlandse Moslim Omroep. Nu is hij docent geestelijke verzorging en schrijver.

Lees andere stukken van