Voorpagina Ervaringen, Maatschappelijk, Politiek

De tranen van Tahrir

Vandaag is het precies een jaar geleden dat de revolutie werd ingeluid. Hoewel de mensen verbitterd zijn, hebben ze de hoop niet opgegeven.

Terwijl claxonnerende Lada’s tussen huilende ambulances, notenverkopende ambachtslieden en een eenzame paard-en-wagen dat bestuurd wordt door een ezel – tegelijkertijd om aandacht roepen, lijken zingende moskeeën, allesbehalve synchroon, maar verre van vals, de stad tot rust te willen bedaren. Hoewel de smog zich overdag al als een deken over de sterrenhemel heeft geworpen en de zeldzame wind de bomen doet sidderen, verlichten de vele huizen en auto’s een plek die miljoenen mensen huist. In de verte zie ik een boot, die onder muzikale begeleiding van scherpe Arabische klanken, hoogstwaarschijnlijk een bruiloft faciliteert. Met een uitzicht op de Nijl kijk ik uit over een stad, die naast heel veel uitlaatgassen, overweldigend veel emotie uitademt. Het is zonsondergang. In Cairo.

In Zamelek, een wijk geregeerd door de meerderbedeelden, word ik aan mijn linkerzijde vergezeld door kromme bomen die zich als wijze mannen gebogen hebben over de verwrongen weg die toe is aan vernieuwing. Rechts van me heeft de revolutie haar sporen nagelaten op ongelijke muren, opgetuigd met kleurrijke graffiti, waarschijnlijk bedacht door creatieve jongeren die vanuit deze veilige wijk ook hun stem laten horen. Op weg naar een oude bekende passeer ik niet alleen waterpijp rokende Egyptenaren, maar ook boekwinkels waar toeristen en studenten onder invloed van cafeïne aardig wat kennis verwerken. En terwijl ik oversteek zie ik het standbeeld van Umm Kulthum, dé moeder, dé Egyptische Fairouz, die daar standvastig in het midden van de weg staat, als één van de vele culturele bakens waar dit land eensgezind trots op is.

Onderweg naar de binnenstad, op de vooravond van een door vrouwen georganiseerde demonstratie op Tahrir, zie ik jongeren die de ‘kazeboon’, oftewel de leugens van het leger, op een vredige manier bestrijden. De beelden worden met een projector op het beton, dat het standbeeld van de legendarische econoom Talaat Harb draagt, geprojecteerd en voorzien van commentaar door een moeilijk verstaanbare stem. Terwijl op de achtergrond lokale begrippen als boekwinkel Madbouli & cafetaria Groppi hun rolluiken laten zakken, maken jongeren kampvuren die naast het compenseren van de kou ook de schijn van een avondeinde betwisten.

De volgende dag maak ik kennis met Tahrir. Ooit een simpel plein dat omringd werd door dure hotels, Amerikaanse voedselketens, grauwe overheidsgebouwen en een functionele rotonde. Nu leggen tientallen camera’s, bediend door nieuwsgierige journalisten, een werkelijkheid vast die ze niet meer uit het oog willen verliezen. Op de achtergrond dient het voormalige partijgebouw van Mubarak, een spookgebouw voorzien van oneindig veel gebroken ramen en ongerepte brandsporen, als voorbeeld voor toekomstige regimes. Hoewel de aanwezigheid van het leger niet met het blote oog is waar te nemen, lijkt dit slechts berust te zijn op een begoocheling. Want achter de dikke opgetrokken muren die uitgerust zijn met prikkeldraad en het plein schimmig afsluiten, staan honderden soldaten paraat om de orde te herstellen.

In het gebied lijken niet alleen demonstranten hun weg te hebben gevonden, maar ook opportunisten die met karren rondtrekken om hun zoete aardappels te slijten. Bovendien verspreiden met verf bewapende kinderen de Egyptische vlag niet met een nationalistisch motief, maar vooral vanuit een economisch oogmerk op menig lichaamsdeel van de enkele ramptoeristen die zich oplettend een weg door de menigte banen. Terwijl ik me richting het verzamelpunt begeef, zie ik een vrouw onwrikbaar naar foto’s staren van jonge overleden mannen op kleurrijke posters. Later zal blijken, dat een van haar zonen de poster versiert. Tegelijkertijd vragen ook andere slachtoffers op Tahrir de aandacht om hun slachtofferschap te herdenken. Tussen de familieleden van ontzielde politieagenten, lopen halfblinde jongeren rond, bedekt met witte ooglappen, waarschijnlijk getroffen door rubberen kogels. Ze worden als helden onthaald en een enkele keer met een schouderklop beloond.

Ook de onbevreesde ultra’s, de frontlinie van de demonstraties, de voorhoede van de revolutie, van oorsprong extreme hooligans en goed georganiseerd, laten van zich horen. Zij zingen in hechte kringen provocerende liederen en herinneren het regime aan de ontevredenheid van het volk en de confrontaties van het verleden. Zij staan echter in de schaduw van de vrouwendemonstratie die geleid wordt door een diversiteit aan vrouwen, te herkennen aan kleurrijke hoofddoeken en wapperende haren. Zij bedenken door megafoons de mooiste leuzen en laten deze door mannen herhalen, die zich ambulant aan de mars hechten. Te midden van al deze emoties ben ik me bewust dat dit land snakt naar een staat die het nog lang niet heeft bereikt.

Vandaag is het precies een jaar geleden dat de revolutie werd ingeluid. Hoewel de mensen verbitterd zijn, hebben ze de hoop niet opgegeven. De strijd is nog lang niet gestreden, want de tranen van Tahrir zijn voelbaar en nog lang niet opgedroogd. Ik vermoed dat het niet lang zal duren voordat ze weer rijkelijk zullen vloeien. Een geweldig land als Egypte verdient gewoonweg een betere toekomst.

Abdelkarim. Voormalig hoofdredacteur van Wijblijvenhier.nl. Documentairemaker. Is geboren in de Zeeuwse contreien en wist al op vroege leeftijd dat het boerenleven niet voor hem was weggelegd. Hij besloot om zijn hooivork aan de wilgen te hangen, de koeien vaarwel te zeggen en zijn geluk te beproeven in Rotterdam. Hij studeerde Nieuwe Media aan de Universiteit van Amsterdam, was als journalist werkzaam bij de VARA, columnist voor KRO Hemelbestormers en Joop.nl, praat graag tegen vreemden, schaamt zich slechts voor zijn tenen en hoopt dat zijn levensmotto ooit de geschiedenisboeken ingaat: "Als je een geit een jurk cadeau geeft, weet je nooit wat er gebeurt"

Lees andere stukken van Abdelkarim