Voorpagina Spiritualiteit

De ‘Ruh’, de ‘Nafs’ en democratie

"…God wilde echter een democratie…"

In Islamitische werken die over zelfkennis en zelfontwikkeling gaan, wordt er vaak over de ‘Ruh’ en de ‘Nafs’ gesproken. De ‘Ruh’ en de ‘Nafs’ zijn beiden onderdeel van de complexe identiteit van de mens. De ‘Ruh’ is de ziel, ofwel de goddelijke vonk in ons die terug naar zijn oorsprong, God verlangt. De ‘Nafs’ is de ego, ofwel dat deel van ons dat gehecht raakt aan en makkelijk verleid wordt door de illusies van het wereldse.

In de gedichten van Rumi wordt vaak in beeldspraak over de ‘Ruh’ en de ‘Nafs’ gesproken. Voor de leek is het vaak moeilijk te begrijpen wat ‘Ruh’ en ‘Nafs’ precies zijn en hoe ze zich tot elkaar verhouden. In de gedichten van Roemi worden vaak metaforen gebruikt die voor veel van ons ver van ons bed liggen. Een aantal maanden geleden hoorde ik echter tijdens een lezing hoe het moderne concept van democratie in een analogie werd gebruikt om de wereld van de ‘Ruh’ en de ‘Nafs’ te verduidelijken.

Tijdens Al-Hidayah 2007 legde Shaykh Tahir-ul-Qadri in een lezing de verhoudingen tussen de ‘Ruh’ de ‘Nafs’ en de wereld uit met behulp van een beeldend verhaal.

Ik zal hieronder het verhaal navertellen zoals ik het begrepen heb en het mij bijgebleven is, hier en daar met een eigen interpolatie. Eventuele fouten zijn dan ook voor mijn rekening.

In den beginne…

In den beginne schiep God vele werelden. Hij schiep de materiele wereld met daarin het menselijk lichaam als een grote stad. Deze stad kende miljoenen inwoners. God wilde een Sultan voor deze stad aanstellen. Deze zou God’s vertegenwoordiger worden. Hij schiep een Sultan en stelde hem aan voor deze functie.

De Sultan werd door God aangewezen om vanuit een paleis te regeren over de stad. De Sultan hield alle geheimen die hij van God had gekregen in het paleis. De Sultan voelde zich eenzaam in het paleis. God zond geboden en verboden naar de Sultan om de stad in eenheid en harmonie te krijgen en zodoende in de stad dezelfde sfeer te kunnen proeven als toen hij in gezelschap van de Ene God was.

De Sultan heeft verantwoordelijkheid en een voorbeeldfunctie naar de stad toe. De gesteldheid van de Sultan heeft een directe invloed op het paleis en de stad. Als de Sultan corrupt en ongehoorzaam naar Allah zou worden, zou het paleis en de stad corrupt worden naar de Sultan.

Ondertussen had het paleis ook ramen om naar buiten te kijken. De Sultan had informanten in de stad om de toestand van het volk te kunnen peilen. Deze informanten zonden continu informatie naar de Sultan in het paleis. De Sultan stelde ook een minister-president aan die de hoofdadviseur van de Sultan werd. De minister-president zette de informatie van de informanten om in geordende verslagen (concepties).

God wilde echter een democratie in de stad zien. Daarom was er ook een oppositie in de stad gecreëerd door God. De oppositie werd geleid door een oppositieleider die de Sultan uitdaagde.

De oppositieleider wilde het paleis overnemen. Hij wilde dit allereerst op een democratische manier doen. Daarvoor zocht hij steun van het parlement en maximale steun van de mensen in de stad. De oppositieleider kreeg ook buitenlandse steun van een kwaadaardige president. Deze kwaadaardige president fluisterde de oppositieleider allerlei plannen in om de macht over te nemen.

De oppositieleider bezoekt op een gegeven moment het paleis en er ontstaat een conflict in het paleis tussen de Sultan en de oppositieleider dat ontaard in een ware strijd in het centrum van de macht over de stad. De oppositieleider dreigt met een leger dat hij heeft verzameld en de Sultan dreigt met zijn eigen leger.

Op een gegeven moment stuurt de Sultan een vredesboodschap naar de oppositieleider om het conflict te beëindigen. "We hebben beiden het beste met de stad voor. Waarom werken we niet samen?" vraagt de Sultan. De boodschapper van de Sultan was de minister-president. De minister-president heeft vervolgens meerdere overleggen met de oppositieleider om tot een compromis te komen.

Op dat moment doet de oppositieleider pogingen de minister-president om te kopen en de Sultan te isoleren. De oppositieleider laat de minister-president mooie delen van de stad zien en daarbuiten die binnen handbereik zijn. "Waarom zou je achter de Sultan blijven staan als wij jou iets beters en mooiers te bieden hebben?" vraagt de oppositieleider. "Waarom zou je op de beloning van de Sultan wachten dat ver weg ligt in plaats en tijd, terwijl wij jou hier en nu iets moois kunnen geven?".

De minister-president bezwijkt uiteindelijk onder de pracht en praal van de wereld die de oppositieleider hem aanbiedt. De geheime agenten beginnen vanaf dat moment ook niet meer voor de Sultan te werken maar voor de oppositie.

Op het moment dat de hele stad tegen de Sultan gekeerd is en hij beseft dat hij er alleen voor staat, begint de Sultan te huilen.

Zo eenzaam als hij is, richt hij zijn gehuil dan tot zijn oorsprong… God.

Dit is waar de gedichten van Rumi starten.

In de religieuze muziek symboliseert het ‘gehuil’ van de rietfluit, het gehuil van de Sultan in het paleis.

Om de rest van het verhaal te decoderen:

Sultan = de ‘Ruh’

Paleis = het hart

Stad = het lichaam

Informanten = de vijf zintuigen

Minister-president = het Intellect

Oppositieleider = de ‘Nafs’

Kwaadaardige president = de Satan

Door middel van openbaringen als leidraad (voor het upgraden/controleren van de ‘Nafs’) en profeten (die levende voorbeelden waren) heeft God uit genade gehoor gegeven aan het gehuil van de eenzame zielen.

Kamel Essabane is het stilste jongetje van de klas dat toch begon te praten en zijn klasgenoten soms hard aan het lachen wist te maken. Hij overwon zijn angsten en maakte van praten voor groepen zijn beroep. Doordeweeks loopt hij met de pet op van docent islamitische godsdienst rond op een hogeschool en voorziet hij tevens diverse scholen van advies als onderwijsbegeleider identiteit en levensbeschouwing. Ook vertelt hij soms filosofische verhalen aan het Fahm Instituut. Af en toe plaatst hij vanachter zijn laptop in alle stilte een ernstige tekst op het net. Misschien dat iemand het leest.

Lees andere stukken van Kamel