Voorpagina Gastarbeiders

Metataal

Abdulwahid van Bommel is gastarbeider bij wijblijvenhier.nl

Hoewel ik van plan was eerst de vragen en het commentaar op ‘geklets uit de moslimnek’ te beantwoorden, is er nu een onderwerp aangesneden dat mij zeer na aan het hart ligt: de (ethisch filosofische) metataal. Aanvankelijk schreef en sprak ik over het Cross culturele communicatie conundrum, omdat het lekker klonk met die alliteratie. Daarna over het overbruggen van de crossculturele dissonant. Binnen discussies over (medische) ethiek ben ik daar al vijftien jaar over bezig en ik heb nog nooit vanuit moslimkringen enige reactie gehad. Met dit soort ontboezemingen loop ik natuurlijk het gevaar in de ‘opa vertelt’ of ‘opa had toch gelijk’ sfeer terecht te komen, maar het is echt een plezierige schok van herkenning die ik ervoer bij het stukje van Kamal Essabane.

Het is ook niet verwonderlijk dat ik deze verlichte geest op ‘Wij blijven hier’ heb mogen ontdekken. Iemand met een ‘metaview’. Begrijpelijk communiceren over de hoofden van dorpsinteelt en ‘eigen religie eerst’ begrippen heen, is geen vrijblijvende zaak! Het is een must vanwege het dieptepunt in mondiaal intercultureel analfabetisme dat we nu en de komende tijd meemaken. Afgezien van de politieke wil om elkaar niet of verkeerd te begrijpen, die door extremisten en verkokerde denkers in alle kampen wordt gehanteerd, is het bijna een heilige opdracht exotische terminologie tot essenties te abstraheren en te ontdekken dat we het over hetzelfde hebben.

Dit wil ik met twee stukjes tekst illustreren. Muzaffer Yanik schrijft in Platform )november 2007), onder het kopje ‘Het ware geloof’, iets over zo’n handreiking naar elkaars essenties. Ik citeer hem letterlijk: ‘Op een dag waren wij samen naar een van onze graslanden geweest om het gras te bevloeien. Daar zag ik opeens een baby slangetje voorbijgaan. Met de schep in mijn hand heb ik zachtjes op hem gedrukt zodat hij niet meer weg kon. Met een smekende blik stak het slangetje zijn tong uit. Mijn vader zag het! Hij zei met een vastbesloten toonzetting: ‘Niet doen. Laat hem gaan! Doe hem geen pijn! Hij is ook door God geschapen. Als je hem pijn doet dan zal God je ook moeten straffen.’ Het goddelijke rechtssysteem trad meteen in werking, reguleerde mijn gedrag en beschermde de rechten van het slangetje. (..).

Jaren later ziet hij in Dordrecht een reetje op de grond liggen spartelen, dat bijna doodging. Hij beschrijft hoe hij met zijn mobiel de politie belde, die hem verwees naar de dierenambulance, na talloze doorverbindingen, moest hij de boswachter bellen, die hem vertelde in een café restaurant op hem te wachten. Hij is nooit gekomen. Ze hebben de boodschap bij de barman achter gelaten. Hij besluit met: ‘de door de moderne mens zelf gecreëerde bureaucratie en zorgsysteem heeft aan dat reetje niet evenveel bescherming kunnen bieden als dat slangetje op een godvergeten berg in Oost-Turkije van mijn vader kreeg.’ Hierin lees ik geen absoluut beschavingsoordeel maar een vraag: wat tikt er bij de een dat bij de ander door het systeem is ondergesneeuwd? Elke poging de boswachter te verdedigen wijst op een bij elk mens aanwezige universele metaethiek.

In ‘Mensen, rechten en islam, beschouwingen over grondrechten’, (Bulaaq,1998) schreef ik: ‘Tijdens de ethische krachtinspanning die wij leveren om te komen tot dialoog en tot mondiale normen en waarden die voor alle mensen aanvaardbaar zijn, is het nodig dat wij blijven geloven in de kruisbestuiving van culturen. Wanneer de ethiek van leven en dood ter discussie staat, kunnen we gerust spreken van een cross culturele dissonant. We beschikken nog niet over een gezamenlijk bio-ethisch begrippenapparaat waarmee we in een multiculturele en pluriforme samenleving uit de voeten kunnen. Het is mogelijk dat we, wanneer we die communicatiedrempel kunnen nemen, de spanning tussen aan de ene kant de rationele analytische ethiek en aan de andere kant de levensbeschouwelijke moslimethiek, kunnen minimaliseren. Daartoe dienen we ons op elkaars terrein te wagen en elkaars ethiek en metafysica te verkennen. Misschien kan een minimale overeenkomst op het punt van morele argumentatie worden bereikt, met als basis respect voor elkaars culturele en religieuze verschillen in inzicht, zonder dat beide of meerdere partijen de mensenrechten uit het oog verliezen. Dit pluralisme zal een kans moeten krijgen in de vorm van een platform voor transculturele dialoog. In die dialoog zal bijvoorbeeld de spanning tussen enerzijds individuele vrijheden en aan de andere kant de relatie individu-familie en het individu als onlosmakelijk onderdeel van een sociaal geheel, een elementair verschil, maar ook van elementair belang kunnen blijken.

Bij dit alles is het nodig dat moslims in het algemeen, en vrouwen en jongeren in het bijzonder, een inhaalslag maken op het gebied van ethische bewustwording. Door studie van eigen ethiek en metafysica zal grotere bekendheid ontstaan met de positie van de autonome mens zoals die binnen de islamitische cultuur en religie is ontwikkeld.’ De noodzaak blijkt uit de discussie die volgde op het stukje over Morele Metataal.


Abdulwahid van Bommel was geestelijke verzorger voor moslims bij het Medisch Centrum Haaglanden, voorganger van het Moslim Informatiecentrum in Den Haag en directeur van de Nederlandse Moslim Omroep. Nu is hij docent geestelijke verzorging en schrijver.

Abdulwahid van Bommel was geestelijke verzorger voor moslims bij het Medisch Centrum Haaglanden, voorganger van het Moslim Informatiecentrum in Den Haag en directeur van de Nederlandse Moslim Omroep. Nu is hij docent geestelijke verzorging en schrijver.

Lees andere stukken van