Voorpagina Geschiedenis

Papier

Tibetaanse veroveringsdrang, een Chinese strafexpeditie en een Arabische gelegenheidsoorlog hebben er voor gezorgd dat wij nu allen dagelijks haast achteloos gebruik kunnen maken van één van de grootste uitvindingen in de geschiedenis van de mensheid: Papier.

Volgens Chinese bronnen werd het papier uitgevonden in 105 na Chr. door de eunuch Ts’ai Lun die een hoge ambtenaar was aan het keizerlijke hof ten tijde van de Oostelijke Han dynastie (25 na Chr. – 220 na Chr.). Archeologische vondsten van inpakpapier bij opgravingen uit de vroege periode van de Westelijke Han dynastie ( 206 vvoor Chr. – 9 na Chr.) doet vermoeden dat de uitvinding van papier minstens drie eeuwen eerder had plaatsgevonden. Misschien was Ts’ai Lun de eerste die op het lumineuze idee kwam om er op te schrijven of het zo bewerkte, dat het als schrijfpapier gebruikt kon worden. Hoe het ook zij, sinds de tijd van Ts’ai Lun schrijven de Chinezen op papier en ze deden er nog meer mee. Zoals een Arabische reiziger in de negende eeuw verbaasd opmerkte:

"They (the Chinese) are not careful about cleanliness, and they do not wash themselves with water when they have done their necessities; but they only wipe themselves with paper".

Ter lering en vermaak: het waren de Chinezen die als eersten geparfumeerd wc papier, theezakjes, papiergeld, papierenbekertjes, enveloppen en andere gebruiksvoorwerpen van papier gebruikten.

Het geheim van het papier maken bleef eeuwenlang een goed bewaard Chinees geheim. Pas in de zevende eeuw verloor China dat monopolie toen men ook in Korea en Japan het maken van papier onder de knie kreeg. De rest van de wereld moest wachten tot de expansiedrift van de Tang dynastie ( 608 na Chr. – 907 na Chr.) naar het Westen botste op die van de Arabische expansiedrift oostwaarts.

Als groeiend imperium kwam China al snel in botsing met andere imperia. Eén daarvan was het Tibetaanse waarvan de Keizers gelijktijdig met hun Chinese collega’s ook begonnen aan het eeuwenoude spel: zoveel mogelijk land veroveren. Een paar duizend kilometers westwaarts in Damascus en later vanuit Bagdad deed men al meer dan een eeuw lang met veel succes aan dat spel en nog had men er niet genoeg van gekregen. Voor God, Glorie en Goud of voor Goud, Glorie en God naar gelang de vroomheid van de veroveraar. Zo kon het gebeuren dat op een dag in het jaar 751 na Christus nabij de plaats Talas in het huidige Kirgizië, een Chinees leger onder leiding van de Koreaanse generaal Gao Xianzhi tegenover een Arabisch leger kwam te staan onder leiding van Ziyad ibn Salih. Een voormalige gouverneur van de stad Kufa in Irak.

De Chinezen die in eerste instantie op veldtocht waren gegaan om hun vazal, de koning van Gilgit (Noord-Pakistan), te straffen voor het overlopen naar hun Tibetaanse tegenstanders. Zo gaven met deze militaire expeditie Abu Muslim, de toenmalige gouverneur van Khurassan (dat deel van Centraal Azië dat onder Islamitisch bestuur stond), een Casus Belli om zich in de strijd te mengen. Ambitieus als hij was, zag hij dit als een gouden kans om af te rekenen met de Chinese invloed in Centraal Azië en daarmee de invloed en het grondgebied van Bagdad te vergroten.

Wordt vervolgd…

Mohammed is: Een Man (althans als men dat woord slechts als geslacht opvat), een Moslim (in hart en nieren totaal, echter in daad maar mondjes maat), een Maliki (maar tot zijn schande moet hij bekennen al-Muwatta nog nooit gelezen te hebben), een Afrikaan, een Noord-Afrikaan, een Maghrebijn, een Berber/Amazigh, een Riffijn, een Ayzenay, een Aqarou3, een Arabier (in culturele zin), een Westerling, een Europeaan, een Nederlander, een Hollander, een Zuid-Hollander, een Leidenaar, een Voorschotenaar, een Vlietwijker.

Lees andere stukken van