Mijn hoofd zat vol. Propvol met beelden en verhalen van mensen die familieleden waren verloren, die geen huis meer hadden, enkel de sleutels van de voordeuren. Ik maakte ter afleiding een praatje met de beveiliger. Hij vroeg me of het wat was, die tentoonstelling. Palestina 1948 – de catastrofe ("al Nakba") herinnerd in persoonlijke verhalen en beelden. Ik gaf kort antwoord op zijn vraag – het ontroert en verontrust me tegelijkertijd – en slipte langs hem. Ik liep op de bovenste verdieping van het Tropenmuseum nog wat rond.
Eigenlijk was ik nooit verder geweest dan de eerste verdieping – maar daar was nu een tentoonstelling van Bisjpalen, een soort van houtsnijwerk uit Papoea Nieuw-Guinea dat de overledenen moest symboliseren. Maar ik ben niet zo van de totempalen, geloof ik.
Anyhoe, voordat het zover was, liep ik van rechts naar links over de tentoonstelling Palestina 1948 en zag foto´s, schermen, filmpjes van de jaren´30 en ´40, interviews met overlevenden in vluchtelingenkampen, video-installaties en dat allemaal op 60 vierkante meter op de bovenste verdieping van het Tropenmuseum. De foto´s waren in duo´s gepresenteerd. De fotograaf, Alan Gignoux, had Palestijnen geportretteerd en hun portret gekoppeld aan een foto van hun oorspronkelijke geboorteplaats (of die van hun ouders) of wat daar van over was.
Eronder was een korte uitleg van de geschiedenis van het desbetreffende dorp en het vluchtelingenkamp waar de desbetreffende Palestijn nu woonde. De combinatie van het persoonlijke verhaal met de harde, kille werkelijkheid van een vervallen dorp was bizar: aan de ene kant stond daar iemand min of meer vrolijk of trots te poseren en aan de andere kant stond een restant schokkende geschiedenis. Het was vooral zuur om te beseffen dat, in tegenstelling tot de geportretteerden, Alan Gignoux als niet-Palestijn wél toegang tot hun geboorteplaatsen had. Tegelijkertijd waren de verhalen van de individuele personen ontroerend en hadden sommige geportretteerden een sterk vertrouwen en hoop in de toekomst (check hier bijvoorbeeld Saz, een jonge Palestijnse gozer die ook in het museum aan de muur hangt).
Minder hoopvol waren de interviews van het Al-Nakbar archief. Logischerwijs ook. Want hoe wil je hoop halen uit al die persoonlijke tragedies waarbij baby´s onder het puin liggen, of die continue dreiging van een massa-executie zoals in Deir Yassin die mensen boven het hoofd hing. En toch, en toch: ook hier vind je weerbare mensen. Zoals de oude vrouw die met een fantastisch uitdagende blik naar de interviewer kijkt en zegt: wat wil je me vragen! Om vervolgens elk oud bruiloftsliedje, elk Palestijnse hymne uit haar ouwe mouw te schudden. Telkens weer eindigend met de wedervraag: wat wil je nog meer horen?
Of het interview met de 83-jarige kapper/visser die foto´s van zijn ouwe dorp voor het raam van zijn kapperszaak in Libanon hing om de mensen er aan te herinneren waar ze vandaan kwamen. Dit waren echter geen beelden van het dorp, maar beelden van de ouwe kapper als een dandy, op zijn strakst in het pak, liggend op zijn zij en met zwoele blik recht in de camera kijkend. Erboven had hij geschreven: de gouden eeuw, waarbij het niet duidelijk was of dat om hem, zijn dorp of zijn volk ging.
In ieder geval: na 1,5 uur intens alles in me opgenomen te hebben, eindigde ik met (wat ik nu begreep dat het begin van de tentoonstelling behoorde te zijn), een foto van een familie in klassieke Palestijnse dracht, met volle glimlach op hun gezicht, genomen vlak vóór al Nakba (de catastrofe). Die mixte alle gevoelens nog eens goed door de blender en kwam goed hard aan. Ik ben toen maar verder gelopen, even tot rust komen. En bovendien hoorde ik tot mijn verbazing de adhaan (gebedsoproep) in het tropenmuseum.
Ik liep verder de hoek in en kwam een (permanente?) tentoonstelling per werelddeel tegen, beginnende met Afrika. Ik liep eerst Marokko binnen en zag een souq (markt) en een moskeemaquette (aha!), vervolgens Egypte en zag een ‘retrocafé’ met overal vinyl en posters van Umm Kulthum. Vervolgens kwam ik in Yemen waar ze vrouwonvriendelijke praatjes hielden en quat kauwden. Voor ik het wist stond ik in Zuid-Amerika waar de Dood als skeletje motor reed en een dansje op het plein deed. Bizar. Grappig. Ik eindigde met een korte video in een Mexicaans café waar je video zag van een priester die ook professioneel worstelaar was: Fray Tormenta. Je zag hem WWF-styloo nepvechten in de ring en vervolgens, mét glimmasker, een dienst leiden in de kerk, want een profworstelaar mag nooit zijn identiteit tonen.
Parbleu, doe mij nog zo’n vrij dagje in het Tropenmuseum. Als de deuren niet dicht gingen om 17.00 liep ik er nog, via Azië, Australië en Noord-Amerika weer naar boven!
7 Reacties op "Tropenmuseum 2008, Palestina 1948"
Interessant… waar is dat, het Tropenmuseum ? En tot wanneer is de tentoonstelling? Tnx voor het verslag
Goed stukje. Echte recensie-stijl. Ik vond het altijd al een van de beste musea van Amsterdam. Ze zijn erg goed in het creeren van de sfeer die je inderdaad in derde wereldlanden terugvindt.
Leuk geschreven en sommige van die geschiedenissen zijn helaas te weinig bekend.
Yazzy: In Amsterdam Oost bij het Oosterpark vanaf Centraal Station te bereiken met tram 9
ok tnx Eva
mooi geschreven!
goed verhaal.
Bedankt voor je verslag, veel mensen weinig helaas weinig of niks van.