Voorpagina Geschiedenis, Recensies

Zohan en de Ethiopische joden

Soms blijven nieuwsberichten in je hoofd rondzingen, jaren na dato. Zo las ik ooit een nieuwsbericht dat Israëlische ziekenhuizen geen bloed van Ethiopische joden meer accepteerden, omdat die te vaak besmet zou zijn met allerlei virussen. Dit gold niet alleen voor de Ethiopiërs die recentelijk waren aangekomen, maar ook voor degenen die reeds langer in Israël woonden.

Destijds wist ik nog niet zo goed wat ik van dit bericht moest denken.

Was het een racistische maar noodzakelijke daad? Was het een onvoorzien gevolg van de jarenlange opportunistische politiek na ‘Operatie  Mozes’? (Dit was een onderneming waarbij joodse Ethiopiërs tijdens de hongersnoden en oorlogen van de jaren ’80 spectaculair en miraculeus door de Israëlische overheid werden gered en overgebracht.) Hier werd nog een extra dimensie aan toegevoegd nadat ik zaterdag schaterlachend mijn lafhartige biosbuurman het hemd van zijn lijf had geërgerd bij het kijken naar ‘You don’t mess with the Zohan’. In deze film zet een Israëlische contraspion zijn eigen dood in scéne en emigreert hij naar Amerika om kapper te worden, ‘zjust to cut and style gghair en live in peace.’

In de krant las ik bij thuiskomst dat Israël een immigratiestop voor Ethiopiërs had afgekondigd. Dit had verschillende redenen. Allereerst leek de regering zich schromelijk te hebben vergist in de integratieproblematiek rondom deze groep mensen (wat betreft opleidingsniveau, kansen op de arbeidsmarkt, drugsproblematiek en meer van zulks). Daarnaast waren er mensen die vraagtekens plaatsten bij het daadwerkelijke joodse gehalte van deze bevolkingsgroep. Het bleek namelijk voornamelijk om christelijke Ethiopiërs te gaan die zo’n honderd jaar geleden gedwongen bekeringen hadden meegemaakt, de Falash Mura. Voordat de immigratie volledig werd gestopt, was er dan ook een tussenstop waarbij enkel diegenen die konden aantonen dat hun moeder joods was, toegang tot het land kregen.

Toen ik dit tot mij nam, moest ik dus weer terugdenken aan die weigering van de bloedbanken om nog langer Ethiopisch bloed te accepteren. En aan de beelden op de Israëlische tv die destijds de ronde deden waarbij Ethiopiërs werd uitgelegd hoe lichtschakelaars en doorspoeltoiletten werkten. Ik krijg zo’n vies ‘zie-je-wel’-gevoel dan, waarbij ik alle kwaad van de wereld in de regering van Israël terugvind. En dat vind ik niet enkel naar, maar ervaar ik ook als persoonlijk teleurstelling.

Ik ben namelijk opgevoed met het idee dat de vernietigingskampen in de Tweede Wereldoorlog het ergste kwaad in de wereld vertegenwoordigden. Dat mocht nooit meer gebeuren. Daarnaast leerden mijn ouders en docenten mij dat de stichting van de staat Israël onlosmakelijk verbonden is met het leed uit die oorlog. In mijn hoofd verdienen de joden (net als elk volk op de hele wereld dan ook, maar vooral zij die zo geleden hebben) een veilige plek om te wonen en te leven.

Waar ik echter geen rekening mee hield in mijn ideële hoofd, is dat soms slachtoffers ook daders worden, of gewoon mensen kunnen zijn: aardige en lieve en gepassioneerde mensen, maar ook onaardige, gemene, opportunistische – kortom: nare mensen. En dus lees ik sommige berichtgeving over Ethiopiërs in Israël en denk ik: nee, nee, nee laat dat niet zijn wat ik denk dat het is!

Vervolgens kijk ik nog een keer naar het heerlijk simplistische wereldbeeld van Zohan, die alleen maar in vrede wil leven en haar wil knippen en denk ik: doemadiema. Soms is het fijn om naïef te zijn.

In het jaar dat Elvis stierf, werd Noureddine geboren. Op zijn negende kreeg hij een skateboard. Op zijn 20ste werd hij in Schotland verliefd op boeken. Op zijn 27ste werd hij moslim en vond hij zijn draai. Hij werkt in de gehandicaptenzorg en denkt soms dat hij bijna Arabisch kan lezen maar vraagt dan toch om een klinker. Hij jat de beste grappen van de missus, steun en toeverlaat sinds 2006. Af en toe vertaalt hij wat poëzie omdat het leven dan gewoon beter is.

Lees andere stukken van