Voorpagina Ervaringen

Taal is niet statisch, identiteit ook niet…

Het was volgens mij de Amerikaanse dichter TS Eliot (woonachtig in Engeland aan het begin van de 20ste eeuw) die het volgende ooit zei over talen: "een taal is niets anders dan een dialect met een leger." Ik moest weer hieraan denken toen ik vorige week schreef over mijn ontmoeting met een Surinaamse broeder en ons gesprek over discriminatie en uitsluiting. Uitsluiting van welke groep dan ook begint vaak erg onschuldig – bijvoorbeeld met taal. Een andere taal en cultuur vormt soms een barriére voor nieuwe mensen. Zoals, was mijn argument, nieuwe moslims in het begin soms moeite hebben om zich welkom te voelen in de moskee of daadwerkelijk aan veel activiteiten deel te nemen.

Onbedoeld schoof ik echter zelf aan bij de uitsluiters. Mijn excuses hiervoor. Een aantal lezers viel namelijk over het feit dat ik soms Arabische woorden in mijn schrijven gebruik (iets wat ik overigens ook in het spreken doe). Eén van hen suggereerde dat dat te maken had met vertrouwen van de groep waartoe ik wilde behoren. Ergens heeft een gedeelde taal natuurlijk wel met vertrouwen te maken, maar dat is eerder een onbewust dan een bewust proces. Persoonlijk zou ik daar niet teveel waarde aan hechten.

Belangrijker is dat ik besef dat in sommige kringen dit taalgebruik als vervreemdend, onwelkom en soms zelfs (politiek) bedreigend wordt gezien. Zelfs als het dan in een vaag sausje van ’taalvervuiling’ wordt gedipt en wordt gelinkt aan een etnische of nationale identiteit. Zonder mijzelf tekort te doen in mijn vrije keuze van taalgebruik, zou ik hier wel beter rekening mee kunnen houden uiteraard.

In de taalwetenschappen is sinds niet al te lange tijd een discipline die ‘sociolinguïstiek’ heet en die zich met name richt op taalfuncties in sociale situaties. Verbale interacties tussen mensen worden geanalyseerd op overeenkomsten en verschillen. Soms blijken die overeenkomsten of verschillen samen te komen in ‘sociolecten’. Je begrijpt het al: een sociolect is ook een taal zonder leger. Waar dialect meestal een regionaal bepaald sociolect duidt, kun je sociolect ook verder uitbreiden naar bijvoorbeeld ras, leeftijdsgroep, sekse of, jawel, religie.

Mensen die een sociolect delen communiceren eenvoudiger met elkaar dan mensen die dit niet delen. Er is als het ware een lexicale en grammaticale vertrouwensbasis. Uiteraard zijn dit soort gemeenplaatsen niet zonder de frequente uitzonderingen. Zo is het geen gegeven dat mannen onderling per definitie beter communiceren dan met vrouwen. Het is ook geen in steen gebeitelde regel dat een ventje van 10 minder goed communiceert met een man van 20. Zeker niet als je mentale leeftijd gewoon 12 is, zoals bij ondergetekende. Maar een ander ventje van 10 zal toch makkelijker met zijn 10-jarigenbargoens omgaan waarschijnlijk: He-Man is namelijk iets anders dan SpongeBob en Patrick (winkwink nudgenudge).

Je zou gemakkelijk de fout in kunnen gaan en een sociolect gelijk kunnen stellen aan een bepaalde identiteit en die beiden als een gegeven beschouwen. Echter, net als mensen geen statische identiteit hebben, gebruiken ze ook geen enkelvoudig sociolect. Een Fillipijnse christelijke vrouw van 32 die in Goeree Overflakkee is opgegroeid zal waarschijnlijk verschillende sociolecten (bewust of onbewust) kunnen benutten: die van een vrouw opgegroeid in Zuid-Holland, die van een Christen (met religieuze terminologie en wereldbeeld) maar ook die van een reiziger, sportvrouw, dochter, kijker van Desperate Housewives, werknemer en ga zo maar door. De meeste mensen schakelen vrij eenvoudig tussen hun verschillende manieren van praten of schrijven en meestal is dit ook geen probleem.

Waar het wel een probleem is, is bij sociolecten die men in de volksmond als cultureel distinct en elkaar uitsluitend acht. Met andere woorden: degene die niet complementair worden verondersteld. Zo is bij sommige moslims het sociolect van de islam (met alle arabische en religieuze terminologie van dien) dominant. Bij sommige niet-islamitische Nederlanders wordt verondersteld dat dominantie van hun eigen identiteit incompatibel is met de islam en ‘dus’ ook met het sociolect waar deze moslims zich van zouden kunnen bedienen. Alsof de manier van praten, de manier van zijn duidt, en de ene manier van zijn permanent is en ondeelbaar en continu en dus niet verenigbaar is. 

Laat je niet in de luren leggen. Het één sluit zeer zeker niet het ander uit. De één sluit misschien wel de ander uit, maar daar is meestal dan weer geen noodzaak toe: over het algemeen delen we veel meer dan dat ons uiteen drijft. We moeten het enkel beseffen en wanneer we bij elkaar zijn een beetje meer zoals de ander praten. Plan?

Dus, fi amanullah (ik vertrouw u toe aan God) en de mazzel (veel geluk) betekenen enkel het goede dat ik jullie toewens.

In het jaar dat Elvis stierf, werd Noureddine geboren. Op zijn negende kreeg hij een skateboard. Op zijn 20ste werd hij in Schotland verliefd op boeken. Op zijn 27ste werd hij moslim en vond hij zijn draai. Hij werkt in de gehandicaptenzorg en denkt soms dat hij bijna Arabisch kan lezen maar vraagt dan toch om een klinker. Hij jat de beste grappen van de missus, steun en toeverlaat sinds 2006. Af en toe vertaalt hij wat poëzie omdat het leven dan gewoon beter is.

Lees andere stukken van