Voorpagina Ervaringen, Maatschappelijk

‘Zulke mensen hebben namelijk een ander kleurtje’

Ik hou van de winter. Altijd al gedaan en nooit heb ik er een geheim van gemaakt. Dan ga ik ’s avonds laat nog naar buiten. Met vrienden of helemaal alleen. Dat maakt me verder niet uit. Dit was weer zo’n avond. Als ik van tevoren eens wist in welke staat ik thuis zou komen.

Foto: Khalid Amakran

Al een half uur loop ik rond in Rotterdam. Zonder ook maar enig benul te hebben  van waar ik heen ga. Het is me om ’t even, ervaring leert mij dat de reis leuker is dan de bestemming. Bijna volautomatisch ontwijk ik het centrum op deze vrijdagavond. Op vrijdag lijd ik standaard aan acute-lijnbaan-allergie.

Met mijn oordopjes in en de muziek op het hoogste volume waan ik me in mijn eigen wereld. En dat zal ik merken ook. Want ik heb op dit bewuste moment nog niet in de gaten dat ik al een tijdje gevolgd wordt. Dan gebeurt het. In een flits. Busje. Knie. Stilstaan, verdomme.

Wat er gebeurde? Het blijkt dat ik vijf minuten lang gevolgd werd door de politie. Zelf heb ik er totaal geen erg in gehad. Voor ik het wist dook het busje voor mijn neus de stoep op. Alsof ik na die actie nog enige kant op kon, werd ik van achteren door een agent tegen de bus aan gedrukt. Met een knie in mijn rug. Waarom? Omdat zoiets kennelijk gewoon kan.

Toen ik eindelijk los werd gelaten werd mij om identificatie gevraagd. Nee, sorry. Vragen is met een vraagteken aan het eind van je zin. Meneer de agent sprak zijn woorden uit in kapitalen. Want: “ALS JE NIET HEEL SNEL JE ID LAAT ZIEN KUN JE METEEN MEE!” Zo geschiedde, “Alstublieft, mijn ID”, luidde mijn antwoord in alle mogelijke kalmte. De agent die mijn voeten bijna van hun tenen ontdaan had, nam mijn ID in ontvangst.

Omdat ik wist hoe die dingen gaan deed ik, terwijl hij ergens naar zocht in zijn agentmobiel, mijn capuchon en pet af. Nog meer dan de laffe knie in mijn rug. Nog meer dan het door de ‘hulpagent’ doof geschreeuwde linkeroor, maakte zijn reactie indruk op mij. Zijn serieuze gezicht veranderde in dat van een blij kind dat op het punt stond naar de Efteling te gaan; “Haha, ja. Die zal vast een ander kleurtje gehad hebben!”

Ik wist niet wat ik moest denken of voelen. Aan de ene kant was mijn albinisme in één keer de ultieme vrijbrief geworden om misdaden te plegen. Aan de andere kant werd een complete groep mensen afgedaan als potentiële crimineel. Normaal had ik getierd en gescholden. Maar nu was ik in de war. Ik kon de woorden gewoonweg niet vinden. De agent gaf me mijn identiteitskaart terug en reed de weg weer op.

Wat er aan de hand was? Er is melding gedaan van een woninginbraak. Een jongen van ongeveer mijn lengte, zwarte capuchon, zwarte pet. Net als ik die avond. Of ik het gedaan heb? Tuurlijk niet. Of het wat uit had gemaakt? Net zo min. Zulke mensen hebben namelijk een ander kleurtje.

Khalid Amakran is opgegroeid in het Rotterdam-West van de jaren ’90. Waar je struikelde over slapende junks en je bij het buitenspelen uit moest kijken voor de drugsnaalden die in het knikkerpotje lagen. Dat kleine beetje tijd dat hij op school doorbracht besteedde hij aan het frustreren van zijn docenten op de HAVO en het HBO. Nu hij afgestudeerd is schiet hij foto’s, video’s en schrijft hij. De wereld overnemen is, zeg maar, echt zijn ultieme doel. Rennie’s zijn volgens hem gewoon vierkante pepermuntjes.

Lees andere stukken van Khalid