Voorpagina Algemeen

Voor beschuldigingen als antisemiet haal ik mijn schouders op

Het was 2000. Ik was 8 jaar ten tijde van de 2e intifada. Te jong om te begrijpen waarom de Palestijnen en Israëlies vochten. Het besef van een achtjarige gaat niet verder dan onbegrip en de vraag waarom mensen elkaar pijn doen.

Muhammad (L) en zijn vader Jamal al-Durrah (R) werden in 2000 getroffen door Israëlische kogels. De beelden hiervan gingen de wereld over.

Beelden van een twaalfjarige jongetje, Mohammed el Durah, vonden via de televisie een ingang bij ons in de huiskamer. Vermoord. Door een Israëlische soldaat met kogels doorzeefd. Behalve dat we ongeveer dezelfde leeftijd waren, kon ik me op geen enkel ander vlak met Mohammed identificeren. Hij kwam uit het land van bloed, haat en oorlog waarvan ik toentertijd hoogstwaarschijnlijk niet eens de geografische ligging wist.

Met het verstrijken van de jaren groeide ook mijn empathie voor het Palestijnse volk. Ik had geen oogkleppen op, ook ik zag de bloederige zelfmoordaanslagen op onschuldige Israëlische burgers. Wanhoop, machteloosheid en woede uitten zich in gewelddadige acties als laatste schreeuw om hulp in dit uitzichtloze bestaan.

Waar men haat zaait, zal men ook haat oogsten. Mensen worden niet geboren als moordenaar maar omstandigheden maken bloeddorstige beesten van ooit onschuldige kinderen.

Het schijnt dat mensen geneigd zijn de kant van de zwakkere partij, de partij van de slachtoffers te kiezen maar misschien kan ik gewoon slecht tegen onrecht. Ja. Ik kan gewoon slecht tegen onrecht en daarom gaat het lot van de Palestijnen me aan het hart.

Kort dacht ik, naïef als ik was, dat iedereen zo dacht. Het viel me rauw op mijn dak toen ik voor de eerste keer tot antisemiet werd bestempeld. Ik, een antisemiet? Ik heb die vraag meerdere keren gesteld tijdens een open en eerlijk dialoog met mezelf. Het antwoord was nee.

Als je me echter vraagt of ik vind dat de holocaust een rechtvaardiging vormt voor het leed van de Palestijnen, het leed dat tot de dag van vandaag voortduurt, is het antwoord nee. Zonder twijfel. Maar het antwoord op die vraag maakt mij nog geen antisemiet. Het is een walgelijke manier om critici van het Israëlische regime de mond te snoeren.

Ooit voelde ik me beschaamd en schoot ik direct in de verdediging zodra het woord “antisemiet” viel. Inmiddels haal ik mijn schouders op. Ik weet beter. De verwijzing naar antisemitisme in iedere discussie over het Midden-Oosten conflict is slechts een zwaktebod bij gebrek aan gegronde argumenten.

Natasha Huiberts probeert bij te dragen aan een eerlijke en rechtvaardige wereld. Dat doet ze door maatschappelijke organisaties te ondersteunen bij de ontwikkeling en uitvoering van projecten en campagnes. In haar werk zijn oorlog, mensenrechten en de strijd voor rechtvaardigheid terugkerende thema's

Lees andere stukken van Natasha