Voorpagina Algemeen

Elke revolutie kent een contrarevolutie

Door Aslm El-Gharabawy 

11 februari 2011; de demonstranten bevinden zich massaal op straat, met de Tahrir Square als het epicentrum van de grootse demonstraties die Egypte en haar leiderschap vanaf 25 januari 2011 heftig hebben doen beven. Later op deze befaamde avond, wordt de militaire dictator Hosni Moubarak door het leger afgezet als president van Egypte. Het leger, dat al sinds de fameuze revolutie van 1952 aan de macht was, werd voor een keiharde waarheid gezet: back off! Genoeg corruptie, genoeg van de noodtoestand, genoeg dictatuur, genoeg van van-alles! Het volk wil regeren. Het volk wil nu een democratie!

Op deze afzetting had het volk ruim 30 jaar gewacht en was daarom ontzettend blij. Na 17 moeizame en bloederige dagen stand houden, was het even tijd om op adem te komen. Hoewel iedereen deze stap erkende als een onmiskenbare overwinning, onderdrukten velen, bewust dan wel onbewust, de gevoelens dat dit slechts de eerste stap was van de revolutie en dat het balletje van verandering maar net is begonnen met rollen. Enkel het boegbeeld van een diepgeworteld en tot op het bot corrupt regime (‘deep state/diepe staat’) is opgeofferd door de hoogste generaals van de Supreme Council of Armed Forces (SCAF). Zij waren al 60 jaar aan de macht en hebben zo de reputatie van het leger weten te redden.

Het leger genoot van een goede reputatie en was populair onder het volk. Het had jarenlang standgehouden tijdens de oorlog tegen Israël en uiteindelijk een belangrijke glorieuze overwinning behaald op 6 oktober 1973, waarna het land in vrede heeft kunnen leven.

Deze reputatie werd flink op de proef gesteld tijdens het anderhalve jaar dat het leger op de voorgrond was van de postrevolutionaire politieke scène in Egypte. Aanvankelijk beloofden ze binnen zes maanden de macht over te dragen aan een democratisch gekozen regering. Deze overgangsfase liep echter uit tot maar liefst 16 maanden. Bovendien liet het leger in deze periode steken vallen. Dit leidde tot zeer veel ongenoegen onder het volk en wederom eisten massale demonstraties op 18 november 2011 het vertrek van het leger, dat snel weer naar de achtergrond van de politieke scène ging, zoals het altijd al was geweest. Wel moesten er snel weer nieuwe marionetten komen! Een nieuwe president, een nieuwe regering en een nieuw parlement. Zoals voorheen, zou dit allemaal schone schijn zijn, de facto heerschappij zou nog altijd volledig in de handen van de SCAF blijven.

Er was echter een probleem. De verkiezingen waren dit keer eerlijk en transparant verlopen. Internationale en nationale instanties, mensenrechtenorganisaties en rechtelijke instanties hebben de verkiezingen nauwlettend in de gaten gehouden. Bovendien zijn de stemmen per stemlocatie meteen op locatie geteld en de resultaten direct doorgegeven aan deze instanties. Het knoeien met de resultaten werd hierdoor onmogelijk gemaakt.

De SCAF, die aan populariteit bij het volk verloor en al anderhalf jaar direct was verwikkeld in de politiek, kon niet anders dan het democratische spelletje mee te spelen. Zij stopten generaal en oud-minister van de luchtvaart, Ahmed Shafik, in de race voor de presidentsverkiezingen. Er waren verschillende pogingen ondernomen door politieke partijen om te voorkomen dat corrupte politieke figuren van het oude regime deel zouden mogen nemen aan postrevolutionaire politieke bezigheden. De rechters in Egypte zorgden ervoor dat dergelijke wetgevingen nooit doorkwamen.

Wanneer we kijken naar de verkiezingen in Egypte hebben we de volgende uitslagen:
• Parlementsverkiezingen: People’s Assembly (Lower House) en The Consultative Council (Upper House). Beide met respectievelijk 38% en 45% gewonnen door de Freedom & Justice Party, de politieke partij van de Moslim Broederschap.
• Eerste ronde presidentsverkiezingen (presidentsverkiezingen in Egypte bestaan namelijk uit twee rondes) won Morsi: Mohamed Morsi (25%) > FJP, Ahmed Shafik (24%) > legergeneraal, Hamdeen Sabahi (21%) > socialist, Abdel Moneim Aboul Fotouh (18%) > neo-Islamist/liberaal, and Amr Moussa (11%) > liberaal, de overige 2% werd gedeeld tussen verscheidene kleinere kandidaten (o.a. liberalen en seculieren).
• Tweede ronde presidentsverkiezingen had Morsi wederom gewonnen: Morsi 52% versus 48% voor Shafik.
• Referendum grondwet: 64% van de mensen hebben ‘ja’ gezegd tegen de nieuwe grondwet, welke is opgesteld door grondwetdeskundigen die zijn gekozen door het parlement. Het parlement representeert de wil van het volk aangezien deze direct is gekozen door het volk. Overigens is deze 64% wereldwijd het hoogste percentage ooit dat ‘ja’ heeft gestemd voor een nieuwe grondwet.

Om terug te komen de wetgevingen die bijna nooit doorkwamen, wil ik een zeer belangrijk heikel punt van de Egyptische revolutie aankaarten: de rechterlijke macht met aan de top het Grondwettelijk Hof. Rechters hebben gerechtelijke immuniteit en zijn dus juridisch onschendbaar. De SCAF had het democratisch gekozen parlement ontbonden. Dit deden ze een dag na de rechterlijke uitspraak van het Grondwettelijke Hof dat in juni 2011 oordeelde dat de wetten die de parlementsverkiezingen regelden, grondwettelijk ongeldig waren. Hierdoor ontbrak het aan de uitvoerende macht en was er geen controle meer over de rechterlijke macht. Zij waren vrijwel onafhankelijk volgens het principe van de trias politica.

De rechterlijke macht bestaat nog steeds uit corrupte rechters die allen zorgvuldig door Moubarak gekozen zijn. Hierdoor was het vrijwel onmogelijk om veranderingen door te voeren. Alle nieuwe wetten die gericht waren op radicale veranderingen aan of het opschonen van de overheidsinstanties werden structureel ongrondwettelijk verklaard.

Als antwoord op dit heikel punt heeft Mohammed Morsi op 22 november 2012 een Grondwettelijke Verklaring afgegeven. Hoewel het een extreme stap was en veel kritiek heeft doen oplaaien, was het een noodzakelijke stap ter bescherming van het land tegen diepgewortelde corruptie van de rijke en invloedrijke oligarchie van het Mubarak-tijdperk, die bijna 25% van het nationale inkomen hebben en feitelijk gewoon rovers zijn van de Egyptische schatkist.

Deze verklaring was hoofdzakelijk ter afscherming van het werk van de Grondwetgevende Vergadering van rechterlijke bemoeienis, die onder valse schijnredenen de Vergadering wilde ontbinden. Deze Vergadering, bestaande uit grondwetdeskundigen, was samengesteld door het democratisch gekozen parlement en was belast met het opstellen van de nieuwe grondwet. De verklaring omvatte daarnaast de volgende punten:
• De president heeft wetgevende macht zonder gerechtelijk toezicht of herziening van zijn daden.
• Het reviseren van de rechtszaken van de door de corrupte rechters vrijgesproken personen die beschuldigd zijn van het doden van demonstranten tijdens het Moubarak-tijdperk.
• De verklaring machtigt Morsi om alle nodige maatregelen te treffen ter bescherming van de revolutie.
• De verklaring stelt dat deze slechts geldt totdat een nieuwe grondwet wordt bekrachtigd.

Deze grondwettelijke verklaring werd uitgelegd als zijnde een toe-eigening van alle staatsmachten en benoeming van Egyptes nieuwe farao. Het feit dat de verklaring slechts zou gelden tot de bekrachtiging van een nieuwe grondwet, werd totaal vermeden. Dat is niet raar, want de Egyptische staats- en privémedia zijn voor een overgroot deel in de handen van de corrupte oligarchie. Tot op de dag van vandaag worden ze fors gefinancierd voor maar één doel: het op gang zetten van contrarevolutie door o.a. het demoniseren van gekozen volksvertegenwoordigers.

Het analfabetisme in Egypte is relatief hoog; 38% van de bevolking kan niet lezen en schrijven. Zij zijn afhankelijk van deze gecensureerde TV- en radiokanalen voor het ontvangen van hun politieke informatie. Zodoende creëerde de oligarchie langzaamaan een maatschappelijk draagvlak om terug te keren tot het politiek toneel. Dit gebeurde met de toepassing van het simpele principe van ‘verdeel en heers’ dat werd met volle toeren in gang gezet: een propaganda-design vol haatzaaiende geruchten waar Joseph Goebbels u tegen zou zeggen.

Nog een belangrijke reden van de huidige politieke impasse is dat de liberalen en seculiere partijen die (alle!) verkiezingen hadden verloren, een steeds grotere afkeer, haat en vijandigheid ontwikkelden jegens de winnaars van alle vijf de verkiezingen; de islamitische partijen. Ze weigerden samen te werken aan de opbouw van een gezond democratisch systeem en het voeren van eervolle oppositie. Ze weigerden verder te kijken en te denken over wat er moet gebeuren na deze verkiezingen en sloten zichzelf – en later de gehele natie – op in een kooi van haat en vijandigheid.

In plaats daarvan gingen ze een bondgenootschap aan met de corrupte oligarchie en de diepe staat van Moubarak. Dit bondgenootschap werd ‘Het Reddingsfront’ genoemd. Oproepen tot “million man marches” werden het gehele jaar onverminderd voortgezet. In totaal waren er 24 oproepen over 12 maanden, wat neerkomt op ongeveer een oproep om de twee weken. Daarnaast waren er 7.709 protesten in het hele land. In december 2011, slechts vijf maanden nadat Mohammed Morsi president was geworden, riep de oppositie al om vervroegde presidentsverkiezingen.

De basis van hun haatcampagne waren de volgende argumenten:
• President Morsi wilde alle macht naar zichzelf en zijn partij trekken en was niet in staat om het land politiek te verenigen.
• De president wilde het land Islamiseren.
• Door de slechte prestaties van de huidige regering ging het zeer slecht met de economie.
• Er was geen veiligheid meer op straat.

De eerste twee punten zijn zeer gemakkelijk met cijfers te ontkrachten, namelijk:
• De FJP vermeed met opzet een coalitie met de Islamitische salafistische partijen zoals “Al-Nour” en de “Building and Development”, om in plaats daarvan een coalitie op te zetten met seculiere partijen zoals “Al-Wafd”, de liberale “Ghad Al-Thawra”, de Nasseristische “Karama” en anderen. Al-Wafd trok zich terug uit deze zogeheten “Democratische Alliantie” omdat het geloofde meer zetels te kunnen winnen dan binnen de Alliantie, maar streefde wel naar een aanhoudende afstemming met de coalitie.
• Sslechts 28% van het kabinet bestond uit leden van de FJP: 10 van de 36 ministers. Het percentage van FJP-gouverneurs was 37%: 10 van de 27 gouverneurs.
• De president had de bevoegdheid om één-derde van de leden van de Upper House (90/270) te benoemen. In december 2012 waren 75% van deze benoemingen niet gelieerd aan Islamitische partijen, waaronder 12 Koptische Egyptenaren. Vóór de revolutie, in de Upper House van 2010, waren er slechts drie Koptische Egyptenaren benoemd, en het grootste aantal benoemingen vóór de revolutie waren 10 in de Upper House van 1979.
De geruchten met betrekking tot de toe-eigening van alle macht en de Islamisering van het land waren dus absoluut niet waar.

Hoewel het derde punt niet helemaal klopt, aangezien er wel degelijk economische groei is gerealiseerd op bepaalde vlakken, is de economische achterstand op de andere vlakken voornamelijk te verwijten aan het feit dat een overgroot deel van de Egyptische economie in handen is van de oligarchie. De 30-40 elite-families die zeer hecht bevriend waren met de familie Moubarak en nu samen met de oppositie een alliantie tegen de huidige regering vormden. Hierdoor konden ze de economie manipuleren, wat uiteindelijk leidde tot het duurder worden van vele producten. Primaire levensbehoeftes zoals schoon drinkwater en elektriciteit werden met opzet om de haverklap afgesloten. Benzine werd schaars, etc. De leefomstandigheden verslechterden door deze beraamde problemen en onder propaganda-invloed van de staats- en privémedia begon er maatschappelijke onrust te ontstaan.

De vierde reden is te wijten aan corruptie binnen de veiligheidsdiensten en de politiemacht. Dit contrast in afwezigheid van de veiligheidsdiensten tijdens Morsi en haar verpletterende aanwezigheid nu, is overduidelijk merkbaar en ook hier heeft de deep state haar rol gespeeld in het op gang zetten van de contrarevolutie. Deze twee instellingen zijn zonder twijfel de twee meest corrupte instellingen van Egypte. Ten tijde van Moubarak waren deze beruchte instellingen zeer bevreesd en geschuwd door het volk. Moubarak had beide instellingen zo ingericht om met een ijzeren vuist te kunnen regeren. Ten tijde van Morsi trokken deze machten zich geheel terug en creëerden een veiligheidsvacuüm in het land. Hierdoor konden criminelen hun vrije gang gaan. Dit ging zelfs zo ver, dat tijdens “demonstraties” voor het presidentiele paleis de “demonstranten” (lees: aangespoorde criminelen) molotovcocktails op het paleis konden gooien onder het toezicht van de presidentiele garde zonder enige vorm van belemmering of preventie. Zelfs toen de demonstranten met een bulldozer de poort van het paleis probeerden open te breken, werd er niet ingegrepen. Deze gewelddadige demonstraties waren het gehele jaar door gehouden, zonder enige vorm interferentie en aangemoedigd door Het Bevrijdingsfront.
Ironisch genoeg waren na de staatsgreep de veiligheidsdiensten, Special Forces en de politiemacht overweldigend aanwezig, scherpschietend op vreedzame demonstranten zonder molotovcocktails, wapens of bulldozers.

Dag en nacht richtte de Egyptische media zich alleen op één ding: het demoniseren en zwartmaken van de president en de Moslim Broederschap, met als top-verwijt dat het een terroristische en fascistische groepering was die van Egypte een tweede Iran wil maken. Volgens de media waren veel Hamas- en Al-Qaidastrijders het land binnengelaten en maakten de president en de Moslim Broederschap zich schuldig aan aansporing tot geweld.

Ongeveer een maand voor 30 juni riep Het Bevrijdingsfront de bevolking op tot massale protesten tegen Morsi en de Moslim Broederschap. De protesten werden groots gepromoot via de staatmedia die non-stop predikte dat deze protesten noodzakelijk waren “om de revolutie van 25 januari voort te zetten”. Er werd met klem beweerd dat het land helemaal zou worden geruïneerd als het volk Morsi toe zou staan om zijn presidentiele termijn af te maken. In antwoord op de staatsmedia zei de welbekende Midden-Oosten specialist Thomas Friedman (Amerikaanse journalist, New York Times columnist en publicist): “Egypte heeft minstens 10 jaar nodig eer de eerste vruchten de revolutie te zien zullen zijn en een jaar is absoluut niet voldoende om presidentiële activiteiten te evalueren. Waarom anders zouden we een president een ambtstermijn van 4 jaar geven?”

Naast de oproepen tot massale demonstraties was er eerder een handtekeningencampagne gestart door een nieuwe beweging, genaamd “Tamarrod”, oftewel “Opstand/Rebellie”. Tamarrods doel was om door middel van deze campagne genoeg handtekeningen te verzamelen voor de aanvraag van vervroegde presidentsverkiezingen. Rondom Tamarrod zijn er ontzettend veel vraagtekens, waarvan de voornaamste te maken hebben met de vraag wie deze, opeens zo sterk in de spotlight gezette groep, is? Maar belangrijker: welke partijen staan erachter en wie financiert hun groots opgezette campagne?

Eind juni beweerde Tamarrod dat de beweging 22 miljoen handtekeningen had weten te verzamelen en ondanks alle pogingen om de beweging ertoe te zetten dit resultaat officieel te laten verifiëren door onafhankelijke (justitiële) instanties, weigerde het om hieraan mee te werken. Deze weigering bevestigd dat deze beweging slechts een onderdeel is van de staatspropaganda. Tevens prezen alle oppositiepartijen en Het Bevrijdingsfront Tamarrod als zijnde een eervolle “revolutionaire beweging” die het wil van het volk representeert. Daarmee, en door middel van de ongeverifieerde 22 miljoen handtekeningen, werd door Het Bevrijdingsfront voor het eerst de uitspraak “de wil van het volk” geconcretiseerd.

Ondertussen – na veel moeite, gesteggel en opzettelijke tijdsrekking – was het gelukt om een justitiële goedkeuring te krijgen met betrekking tot de bijgewerkte wetgeving die komende, nieuwe parlementsverkiezingen zouden regelen. Vele critici vonden dat Het Grondwettelijk hof met opzet deze goedkeuring, die al langer dan een jaar op zich liet wachten, had uitgesteld om zo al deze tijd voor een ‘kreupele’ staat te zorgen en het werk van de president en diens regering onmogelijk te maken tot er genoeg voedingsbodem werd gecreëerd om tot massale protesten op te roepen tegen deze “lakse en incapabele” regering en president.

Tevens vonden deze critici ook – terecht – dat de oppositie, die dus beweerde 22 miljoen handtekeningen te hebben verzameld, op dat moment diende te wachten tot de nieuwe parlementsverkiezingen, die in august 2013 zouden worden gehouden. Oftewel; de oproepen tot de massale demonstraties op 30 juni 2013 waren totaal overbodig geweest, aangezien het met 22 miljoen stemmen een ruime meerderheid van de parlementaire zetels kon winnen en middels een motie van wantrouwen zowel de president als de regering laten opstappen. Bovendien zou het grondwettelijke wijzingen kunnen doorvoeren indien gewenst. Dit en veel meer was allemaal mogelijk aangezien de nieuwe grondwet enorm veel presidentiele bevoegdheden had overgedragen aan het parlement, wat tevens één van de zeer beklemtoonde eisen was van de revolutie. Het parlement had feitelijk veel meer macht dan de president en dit is ook de reden waarom het (corrupte) Grondwettelijke Hof in Egypte opzettelijk haar goedkeuring van de bijgestelde verkiezingswetten had vertraagd.

De oppositie wilde uiteraard niet ingaan op de vele verzoeken om de oproep tot de demonstraties op 30 juni in te trekken en beweerde dat deze niets te maken had met de parlementsverkiezingen, aangezien het simpelweg het recht had om te demonstreren. Maar het was duidelijk dat het, na de vele nederlagen, de stembussen schuwde. Het wist dondersgoed dat het spelletje van de stembussen niet aan haar was besteed en dat ook de komende parlementsverkiezingen geheid een nederlaag zou zijn. Verblind door haat en vijandigheid sloot de oppositie met het leger een deal: wij zorgen ervoor dat er protesten komen en geven jullie een dekmantel om in te grijpen onder het mom van “de wil van het volk”. Deze deal werd na de staatsgreep op 12 juni 2013 duidelijk verkondigd door Mona Makram-Ebeid, één van de oppositieleden die op 12 juli 2013 in de Verenigde Staten tijdens een persconferentie van het ‘Middle East Institute’ aangaf dat het leger vóór 30 juni de oppositie (Het Bevrijdingsfront) tijdens een gesloten vergadering had gevraagd om zoveel mogelijk de mensen de straten op te roepen, opdat het voldoende ‘gemachtigd’ zou zijn om in te grijpen.

30 juni brak aan en inderdaad; de demonstraties waren onmiskenbaar massaal. Echter, er waren massale demonstraties van beide kampen: de pro-democratische legitimiteitskamp (in het nieuws vaak onterecht ‘pro-Morsi kamp’ genoemd) bij Raba’a Al Adaweya Square en Al-Nahda Square en de anti-Morsi kamp bij de Tahrir Square en voor het presentiele paleis El-Ettehadeya. Er werd door de staatsmedia in het nieuws verspreid dat er maar liefst 30 miljoen (!) mensen op straat waren die tegen Morsi demonstreerden. Dat magische getal werd al gauw overgenomen door andere media, waaronder ook de internationale en zo ontstond het fabeltje van ‘de 30 miljoen demonstranten’ op 30 juni 2013. Later liepen de getallen flink uiteen; van 14 miljoen tot 30 miljoen. Opmerkelijk genoeg gaf noch het leger, noch het ministerie van Binnenlandse Zaken ooit een officiële verklaring af met betrekking tot deze getallen. De bronnen die in de media werden geciteerd werden niet genoemd.

De demonstraties werden met legerhelikopters gefilmd door niemand minder dan Khaled Youssef, de meest bekende Egyptische regisseur. Vervolgens werden deze beelden bewerkt tot een cinematografische dramavoorstelling en uitgezonden op bijna alle Egyptische zenders. Vanzelfsprekend werden de demonstraties van de “pro-Morsi’s” niet in beeld gebracht, want dat waren de ‘demonen’, de bad guys, de slechte kamp met terroristen. Het was een marketingcampagne ter voorbereiding van de staatsgreep. Een campagne die maar één betekenis heeft gehad: ‘Kijk eens wereld, dit is de wil van het Egyptische volk en stembussen zijn onzin. Massale demonstraties zijn dé democratische manier om de wil van het volk vast te stellen.’

Recente studies hebben uitgewezen dat er never-nooit 30 miljoen mensen zich op straat hebben kunnen bevinden ten tijde van de demonstraties op 30 juni. Dit is simpelweg geconstateerd door te kijken naar het oppervlakte van de straten en pleinen waar op die dag demonstraties waren. Professor Clark McPhail van de University of Illinois, een specialist die al sinds de jaren ’60 massademonstraties onderzoekt, heeft geconstateerd dat er nooit meer dan 500.000 mensen kunnen passen op de oppervlakte van Tahrir Square en aanliggende (zij)straten. Ook Google’s Regional Director, Wael Fakharani, gaf officieel aan: “Alle statistieken toegeschreven aan Google, hetzij ten aanzien van de demonstraties op 30 juni of de demonstraties die (later) president Mohamed Morsi steunden, zijn niet waar.” Volgens ‘Crowd Size Analyst’ Amjad Almonzer zouden er landelijk op 30 juni nooit meer dan 1,5 miljoen mensen aanwezig kunnen zijn geweest bij de demonstraties van die dag. Zijn studies wijzen ernaar uit dat er praktisch gewoon niet meer mensen in de straten waar er demonstraties waren zouden kunnen passen.

Ervan uitgaande dat Egypte 86 miljoen inwoners heeft, is dit maar 1.7% van de Egyptische bevolking. De vraag is dus: is het gerechtvaardigd dat 1.7% van de bevolking de politieke gang van zaken bepaalt voor rest, de overige 98.3%? Of heeft het leger dit fabeltje als dekmantel gebruikt om de staatsgreep uit te voeren en wederom aan de macht te zijn zoals het al de afgelopen 60 jaar ononderbroken was? Het kan niet anders, of het is het laatste! Het leger wil weer regeren, het is niet anders gewend dan te regeren en het zal ook nooit toestaan dat iemand anders regeert.

Mensen die voor de staatsgreep zijn onderbouwen hun standpunt door aan te geven dat op 11 februari 2011 het leger ook had ingegrepen na aanleiding van massale demonstratie die ‘de wil van het volk’ aantoonden. Dit is een zeer kortzichtige en naïeve bewering. Inderdaad, het leger had destijds ook ingegrepen. Maar er zijn grote verschillen:
• Op 11 februari 2011 was er volkseenheid en iedereen had dezelfde doelen. Op 30 juni waren er twee grote kampen met totaal verschillende doelen. De ene kamp wilde dat alle oplossingen voort zouden vloeien vanuit de democratische legitimiteit van het huidige verkozen politiek systeem en dat de democratie gerespecteerd diende te worden, terwijl de andere een oplossing zocht buiten deze legitimiteit.
• Op 11 februari 2011 was er een dictator aan de macht en er was nog geen democratie gevestigd. Er was dus geen andere manier om de wil van het volk te laten blijken dan massaal de straten op te gaan en te demonstreren.
• Na de revolutie was er een democratisch systeem gevestigd en zijn er verkiezingen gehouden. Het democratische pad was reeds maar liefst vijf maal succesvol bewandeld. Er was duidelijk een veel beter en meetbaar alternatief opgezet om ‘de wil van het volk’ ondubbelzinnig en rechtvaardig vast te stellen.

Dit brengt ons tot de conclusie dat het ingrijpen van het leger op 11 februari 2011 een heel ander soort ingrijpen was dan die van 3 juli 2013. Het laatste is overduidelijk een staatsgreep: een illegale afzetting van een democratisch gekozen regering om deze te vervangen door een interim-regering met marionetten die naar de believen van de SCAF dansen. Bovendien was het leger op 11 februari onpartijdig. Na de staatsgreep heeft het echter duidelijk voor een partij gekozen: de oppositie die alle verkiezingen had verloren. Deze partijdigheid is ook ontzettend gewelddadig. Met degenen die de verkiezingen hadden gewonnen worden korte metten gemaakt, sterker nog uitgeroeid, massaal opgepakt en zonder pardon met honderden tegelijk met scherp geschut als ongedierte verdelgd. Dit is absoluut niet hetzelfde soort ingrijpen als op 11 februari 2011. Het is nu een strijd geworden van bestaansrecht. Voor zowel het leger als de demonstranten die hun verkiezingsstem en de democratie terug willen is het nu erop of eronder. Het leger heeft namelijk te veel bloed aan haar handen en zal de demonstranten nooit meer een kans geven om nogmaals een dergelijke revolutie te (her)starten. The deep state is terug in het zadel en neemt met man en macht wraak op de revolutionairen en wil ervoor zorgen dat ze nooit meer kunnen herrijzen.

De Moslim Broederschap, bij verre de meest georganiseerde revolutionaire macht, wordt door het Egyptische leger keihard aangepakt en wil feitelijk de beweging met wortel en tak uitroeien. Autoriteiten overwegen zelfs om de beweging in haar geheel te verbieden. Ook is de gehate noodtoestand terug, waardoor arrestaties zonder proces mogelijk zijn gemaakt. Islamisten worden massaal opgepakt, kritische media is op zwart gezet en gevangenen sterven onder onduidelijke omstandigheden.

Zelfs toen een prominent lid van Het Bevrijdingsfront, Mohamed ElBaradei (voormalig hoofd van het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA)) zich uitsprak tegen het dodelijk geweld van het leger en uit protest als vicepresident van de nieuwe interim-regering opstapte, werd hij vrijwel meteen de dag daarop in alle media bestempeld als landverrader. Het duurde ook niet lang eer er ook voor hem een arrestatiebevel werd afgegeven door de – nieuw aangewezen – openbare aanklager. Mahmoud Badr, één van de oprichters van Tamarrod, is nog voorbeeld van een geval waarbij iemand van het ‘eigen’ team wordt gedemoniseerd wegens onenigheden met het nieuwe regime. Dit wijst erop dat na de staatsgreep de politieke situatie in Egypte ‘zwart of wit’ of is geworden: er is geen ruimte voor meningsverschillen. Zelfs niet binnen een groep of hetzelfde team. You’re either with us or against us.

Wanneer er gekeken wordt naar de internationale gemeenschap, zijn veruit de meeste landen het er over eens dat het Egyptische leger een overduidelijke staatsgreep heeft gepleegd. Senators John McCain en Lindsey Graham (Verenigde Staten) gaven dat overigens ondubbelzinnig aan tijdens een persconferentie in Cairo op 6 augustus 2013. John McCain: “If it quacks like a duck and looks like a duck, then it’s a duck.” Lindsey Graham: “The people in power weren’t elected and the people who were elected are now in jail.”

Burgerpolitici zijn nauwelijks meer in beeld, behalve om hun steun voor het leger uit te spreken. De staats- en vrijwel alle particuliere media ramt constant de boodschap erin dat Egypte in oorlog is met het terrorisme van de Moslim Broederschap. Dat is niet onjuist: het overgrote merendeel van de pro-legitimiteit demonstranten is nog altijd geweldloos, maar het leger speelt met vuur. De Moslim Broederschap heeft aangegeven te allen tijde vreedzaam te demonstreren, maar zij hebben niet de controle over alle islamisten in het land.

Er wordt met een gum langs alle regels van de revolutie van 25 januari 2011 gegaan. Velen gaven voorheen aan dat het volk na de revolutie de angstbarrière die het vorige regime oplegde had doorbroken. Nu antwoord het leger daarop met het zodanig opdrijven van die barrière dat het volk het nooit meer zal kunnen (durven) doorbreken. Maar men heeft geen andere keus nu; de revolutie móet worden voortgezet! Het volk moet vervolgen met wat eigenlijk op 12 februari 2011, de dag na Moubarak ten val te hebben gebracht, had moeten gebeuren: de complete ontworteling van het corrupte regime, zodat de democratie werkelijk kan bloeien en vruchten af zal werpen.

Foto: Kodak Agfa via photopin cc

Wij Blijven Hier werd in 2005 opgericht, omdat ze vonden dat ze er nog niet waren. Inmiddels zijn ze 3000 bijdragen rijker, die vrijwillig door beginnende én gearriveerde verhalenvertellers worden geschreven. Verschillend van columns, persoonlijke ervaringen tot verborgen nieuwsfeitjes. Ze kijken op hun eigen manier tegen de wereld aan, en vertellen zélf het verhaal. Wie zijn ze? Kijk om u heen. Want ze zijn hier. Zij Blijven Hier!

Lees andere stukken van de WBH Redactie