Voorpagina Maatschappelijk

Witte Nederlanders zijn het meest gesegregeerd

Het is een bekend cliché: etnische minderheden zouden zich afzonderen. In reactie op het onderzoek van het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu), waarbij bijna zeven op de tien Turkse Nederlanders aan eenzaamheid zouden lijden, verklaart Özcan Akyol de eenzaamheid van Turkse-Nederlandse vanuit hun zelfopgelegde segregatie. Tijd voor een empirisch gefundeerde kritiek.

Het zal niet verbazen, maar óók politiemedewerkers van etnische minderheidsgroepen worden waargenomen als de verlengstukken van hun ‘gemeenschappen’. Wanneer zij elkaar opzoeken of met elkaar optrekken, ontstaat het beeld dat zij zich moedwillig zouden afzonderen van de groep, de afdeling en sterker nog, het fictieve collectief van de politieorganisatie.

Of laatst, toen sprak ik met de schoonmaakster, dat was een Marokkaanse vrouw. Ik sprak een paar woordjes met haar, niet eens in het Marokkaans, maar toch kreeg ik een heleboel vreemde blikken van collega’s. Als een blanke collega dat zou doen, dan zou er niks aan de hand zijn. (Administratief-technisch personeel, vrouw, Marokkaans-Nederlands)

Deze beoordelingen omvatten onuitgesproken ideaalbeelden, namelijk dat het contact tussen collega’s van etnische minderheidsgroepen wordt gemarginaliseerd. Het woord ‘etnische’ duidt hier op de etnische minderheid en daarin schuilt de ongelijkheid: de ontmoetingen tussen leden van de etnische meerderheid wordt niet geproblematiseerd.

 Ik zat een keer samen met een Marokkaanse collega te eten in de kantine. Toen kwam een Nederlandse inspecteur die ik goed kende voorbijlopen. Die zei: ‘He jongens, hoe gaat het? Oh, ik zie dat jullie bij elkaar zitten.’ Hij maakte toen zo’n verbaasd gezicht. Ik keek hem even aan en zei toen bijdehand: ‘Ja, net zoals daar twee wijkteamchefs zitten, daar twee jonge studenten, daar een aantal oudere collega’s, en daar zitten een paar vrouwen.’ (Brigadier, man, Marokkaans-Nederlands)

De observatie van de Marokkaans-Nederlandse politiemedewerker verheldert de impliciete assumpties binnen de interactie. Hij verwijst naar de onderwaardering en de marginalisering van onderlinge ‘etnische contacten’, behalve de onderlinge ‘etnische contacten’ van de etnische meerderheid. Dit uitsluitingsproces privilegieert zodoende de relaties tussen leden van de etnische meerderheid. Daarbij legt de waarneming van ‘etnische afzondering’ de verantwoordelijkheid van de eindresultaten van sociale gebeurtenissen bij degenen die zichzelf schijnbaar uitsluiten door contacten aan te gaan met mensen van de ‘eigen’ etnische groep.

Ik kreeg laatst van een coach te horen dat ik te veel optrok met Abdel. Dat is om te beginnen niet waar! De coach zei dat ik vaker met andere collega’s moest omgaan en niet alleen met Abdel. Ik kan gewoon goed met hem opschieten, maar omdat we allebei Marokkaans zijn valt het op en krijg ik zoiets te horen. Ik ben nu bang dat het idee dat ik niet goed kan opschieten met anderen in mijn groep een rol krijgt op mijn beoordelingen, terwijl het niet klopt! (Aspirant, man, Marokkaans-Nederlands)

Dergelijke voorbeelden heb ik talloze malen gehoord van politiestudenten van etnische minderheidsgroepen. Deze studenten geven bovendien te kennen dat ze laag scoren op samenwerking als competentie. Tijdens groepsinterviews hekelen ook een aantal studentenbegeleiders dit punt en typeren het als onwenselijk. Deze ‘soortgenoten’ (in de woorden van de begeleiders) zouden voortdurend bij elkaar blijven plakken en trekken op de opleiding al naar elkaar toe tijdens (eet)pauzes.

Foto: FaceMePLS

Politiemedewerkers van etnische minderheidsgroepen voldoen klaarblijkelijk niet aan een droombeeld van goede en amicale onderlinge contacten tussen politiemedewerkers. De tegenstrijdigheid is dat de verantwoordelijkheid voor de etnische afzondering of de resulterende uitsluiting bij etnische minderheden komt te liggen. Daarmee ontstaat een ongelijkheid op het niveau van interacties. De relaties tussen etnische meerderheden zijn gewenst en normaal, en behouden daarmee hun positieve en geprivilegieerde status. De contacten tussen personen van de etnische minderheid zijn ongewenst en krijgen een negatieve betekenis.

In zijn oratie spreekt Maurice Crul over autochtone Nederlanders in grootstedelijke gebieden die minder vaak een etnisch gemengde vriendengroep hebben in tegenstelling tot jongeren van etnische minderheden. Met andere woorden, autochtone Nederlanders zitten het vaakst opgesloten in de ‘eigen’ groep. Jarenlang is de blinde vlek van segregatie ‘onderzoekers’ geweest dat ze de leefpatronen van witte Nederlanders niet onderzochten. Toch is de laatste categorie het meest gesegregeerd in Nederland. Wie leeft er nou in een parallelle samenleving?

Sinan Çankaya wil vaker verhalen uit zijn etnografieën te delen. Voor een theoretische contextualisering van de gebeurtenissen moet je zijn boeken hebben. Volg hem op Twitter. Hier zijn website.

Foto: FaceMePLS via photopin cc

Dr. Sinan Çankaya heeft een bachelor in de culturele antropologie (Universiteit Utrecht), een master in conflict resolution (University of Bradford, cum laude) en is gepromoveerd in een onderzoek naar het in- en uitsluitingsproces van Turks-, Marokkaans- en Surinaams-Nederlandse politieagenten (Universiteit Tilburg). Hij werkte vijf jaar als adviseur, onderzoeker en trainer voor de politie Amsterdam-Amstelland. Sinan krijgt ‘s avonds regelmatig goede ingevingen en ideeën. ‘s Ochtend drinkt hij daardoor verplicht een espresso met een ristretto of roma capsule. Hij knakt verder graag zijn vingerkootjes, observeert nauwlettend anderen, luistert naar Damien Rice, Bonobo en Sıla, is heteroseksueel en ondertussen een middenklasser in de slechtste pracht/krachtwijk van Nederland. Hij is sceptisch over zelfobservatie en -reflectie. ‘Omdat mensen verhalenvertellers zijn’, heeft iemand hem ooit horen zeggen. Daaraan gerelateerd, soms waagt hij zich aan zijn grote droom: het schrijven van fictieverhalen. Ooit wil hij een filmscenario afronden. Zijn baard is zijn masker. Ook vindt hij die wel hip. Zodra mensen hem ‘taliban’ of ‘jezus’ noemen, neemt zijn baard enkele centimeters toe. Uit protest, denkt hij.

Lees andere stukken van Sinan