Voorpagina Algemeen, Maatschappelijk

‘Wie bepaalt er in dit land eigenlijk wie er grappen mag maken en wat grappig is’

Een paar weken geleden werd er in het programma van Pauw en Witteman dan eindelijk een open debat gevoerd op nationale televisie over racisme en discriminatie. Eén van de tafelgasten, Thierry Baudet, deed een uitspraak die me zeer verraste. Hij stelde dat het maken van grappen over verschillende bevolkingsgroepen een teken van toenemende gelijkwaardigheid is. Hoewel dit niet in alle gevallen onwaar is vond ik het, vooral in de context van het gesprek, een dooddoener en een verdraaiing van de werkelijkheid. Humor is een hele delicate zaak en verschillende theoretici die zich in de afgelopen jaren hebben beziggehouden met humor onderstrepen dit.

Humor is een integraal deel van onze menselijke samenlevingen. Een betekenis vinden voor humor is zo complex, dat sommige theoretici zelfs weigeren om er een definitie aan te geven. Als het zo ingewikkeld is en we kunnen het ook niet definiëren, kunnen we dan wel de functies benoemen? Ook dit is niet simpel, omdat er talloze functies voor humor bestaan. Sommigen zijn voor de hand liggend, maar anderen zijn subtieler. Ik wil er in ieder geval een aantal toelichten die betrekking hebben op het huidige zwarte Piet debat en de daaruit voortvloeiende discussie over humor, racisme en discriminatie.

Humor kan heel leuk zijn als morele en sociale grenzen worden opgerekt en blootgelegd. Satire is een vorm die gebruik maakt van deze functie van humor. Politieke kwesties kunnen worden aangesneden op een luchtige manier en thema’s met betrekking tot minderheidsgroepen, raciale en etnische verschillen zijn erg populair om lichthartig met verschillen om te gaan.

Maar humor kan ook gebruikt worden als een manier om anderen uit te sluiten. Humor kan namelijk een normatief klimaat creëren waarin discriminatie wordt getolereerd. De theoretici die zich met humor bezighouden zijn het erover eens dat deze vorm van humor negatieve consequenties heeft, het creëert en versterkt stereotyperingen van sociale groepen en het houdt vooroordelen in stand.

Om geaccepteerde grappen te mogen maken over de ander bestaan er belangrijke voorwaarden. Allereerst moeten mensen (impliciet) met elkaar hebben afgesproken dat het ok is. En verder is het belangrijk dat mensen gelijkwaardig aan elkaar zijn. De hoofdregel die humor-theoretici doorgaans aanhouden is dat grappen omlaag -dus grappen over groepen met een lagere status- niet geaccepteerd zijn. Grappen maken over de eigen groep mag daarentegen weer wel. Een ‘blanke’ Nederlander die grappen maakt over het woord ‘negers’, en daarop wordt aangevallen en die dan vervolgens zegt: ’Ja, maar hallo, ze doen het zelf ook,’ heeft het dus duidelijk niet begrepen.

Het principe van gelijkwaardigheid is, zo blijkt, erg belangrijk. Niet vreemd dus dat zoveel mensen verontwaardigd reageren op de grappen van Jack Spijkerman, Gordon en de PVV politicus Martin Bosma. Door deze verontwaardiging wordt juist duidelijk dat er helemaal geen sprake is van gelijkwaardigheid.

Gelijkwaardigheid is er wel als een cabaretier dit officieel, of onofficieel afspreekt met zijn publiek. Het publiek betaalt het kaartje en is bekend met de grappen die de cabaretier maakt. Zij geeft als het ware toestemming en accepteert de grappen. Najib Amhali, Jorgen Rayman en Theo Maassen zijn hier een goed voorbeeld van. Deze cabaretiers maken grappen over alle bevolkingsgroepen en religies, iedereen wordt op de hak genomen. Iedereen in de zaal lacht hard mee, ook als de grappen heel grof en kritisch zijn. En, o boy, wat kan zo’n avondje lachen om je eigen groep en om de andere groepen opluchten. Want in de zaal is iedereen gelijkwaardig, iedereen is de pineut.

Wie bepaalt er in dit land eigenlijk wie er grappen mag maken, en wie bepaalt wat grappig is? In Nederland konden we de afgelopen jaren flink fel te keer gaan. De mensen over wie de grappen gingen, moesten er maar tegen kunnen, tegen kritiek en tegen de vernederende humor, en dit alles onder het banier van de vrijheid van meningsuiting.

In een land waar de grootste schreeuwers alles moeten kunnen zeggen, blijkt juist het bestaan van racisme en discriminatie taboe. Minderheidsgroepen hebben veel van de grappen en pesterijen in de afgelopen jaren over zich heen laten komen en gelaten geaccepteerd. Moslims, mensen met een andere culturele achtergrond of een getinte huidskleur. Tot een paar jaar geleden. Er is een groep opgestaan die vindt dat het zo niet langer kan.

Deze groep bestaat uit de kinderen van minderheidsgroepen, die inmiddels afgestudeerd zijn, goede banen hebben en mondig zijn geworden. Deze groep bestaat uit artsen, advocaten, kunstenaars, ontwerpers, schrijvers, dichters en ondernemers. Deze generatie reist, heeft een gemengde vriendengroep van over de hele wereld, blank, zwart, geel, rood, oranje. Moslim, christen, atheist, hindoe, boedhist, it’s all good. Het zijn de nieuwe kosmopolieten, the ones who don’t give a fuck about borders. De wereld is van iedereen en ze voelen zich overal thuis, behalve in Nederland. Ze spekken de Nederlandse staatskas net zo goed met hun centen als ieder ander, ze consumeren en dragen bij aan de economie, en dat vraagt om respect en waardering. Punt. Het verzet tegen de figuur van zwarte Piet is daar het symbool voor. Weg met het karikatuur dat een manifestatie van discriminatie, ongelijkheid en racisme is! Hoe goedbedoeld of grappig ook.

In de afgelopen jaren wisten de nieuwe kosmopolieten deze boodschap via verschillende kanalen aan de man te brengen. Nederlandse kranten en tijdschriften, die geleid worden door een vastgeroeste, gevestigde orde, waren helemaal niet geïnteresseerd in deze boodschap. Maar de jonge, hippe, snelle, slimme activisten, die zich de principes van social media allang hadden eigengemaakt, trokken hiervoor hun schouders op. Zij kenden hun kanalen, boorden hun netwerk aan en wisten op een razendsnelle manier de boodschap te verspreiden. De discussie ging binnen no time overzee, en er verschenen stukken in de New York Times, en The Guardian, het onderwerp werd op CNN besproken, en dit jaar ging zelfs de VN zich ermee bemoeien. De hele wereld kijkt mee en ja, when shit hits the van…

Ik geloof dat het tijd is voor reflectie. Hierdoor zijn we eindelijk waar we moeten zijn. We beginnen langzamerhand een open debat te voeren over racisme en discriminatie in ons land. Terwijl politici in hun ivoren torentjes het onderwerp minachtend wegwuiven en roepen dat er wel belangrijkere onderwerpen zijn om je druk over te maken, wordt er flink gediscussieerd op internet en roepen mensen om verandering en gelijkwaardigheid.

Nee, Thierry Baudet, we zijn er nog lang niet, die utopische samenleving waarin we als gelijkwaardige groepen over elkaar grappen. In mijn ogen is het begin van gelijkwaardigheid niet het gelaten accepteren van vernederingen, ook als het een grap is, maar het in opstand komen daartegen. Misschien zijn we op de goede weg door deze discussie. Maar voorlopig nemen we de uitspraak, “in iedere grap zit een kern van waarheid” nog even heel erg serieus.

 

Naima Bouchtaoui is socioloog en werkt bij de gemeente Amsterdam aan de creatieve stad

Lees andere stukken van Naima