Dit is deel 8 van Jouw Dagelijkse Dosis. Iedere dag in Ramadan schrijft een team van schrijvers een reflectie over de juz’ die praktisch de hele oemmah die dag leest. Alle lezers worden uitgenodigd hetzelfde te doen, en hun eigen reflectie op de juz’ van de dag in de reacties te plaatsen. Iedere dag kiest een jury de beste reflectie. De winnaar krijgt een exemplaar van De Levende Koran thuisgestuurd.
Minimaal zeventien keer per dag vragen wij Allah in ons gebed ons op het rechte pad te leiden (ihdinā al-ṣirāṭ al-mustaqīm). Dat we Allah dat vragen, geeft aan dat eigenlijk niemand van ons met zekerheid kan stellen dat hij zich op het rechte pad bevindt. Zeventien keer per dag spreken we zo onze afhankelijkheid uit van de leiding van Allah, in het tonen van wat goed is.
Waar wij middels deze smeekbede in soera al-Fātiḥa die fundamentele onzekerheid over het bewandelen van het rechte pad uitspreken en ons aan Allah overgeven voor Zijn leiding, geeft Allah onmiddellijk daarna in soera al-Baqara ons een stukje houvast en een goede wegwijzer: Dit is het Boek waaraan geen twijfel is, een leidraad voor de Godsbewusten (Q2:2). Hij geeft klip en klaar aan waar de aanwijzingen voor het rechte pad te vinden zijn: in de Qur’an.
En inderdaad, wanneer we het rechte pad zoeken in de Qur’an, stuiten we op een vrij concrete beschrijving van wat Allah van ons verlangt. In een drietal verzen in Juz’ 8 geeft Allah nadere uitleg van wat dat rechte pad is, waaruit de ethiek van een gelovige behoort te bestaan. Deze verzen worden vaak aangeduid als de tien geboden van de islam:
Zeg: “Kom, ik draag jullie voor datgene wat jullie Heer jullie heeft verboden:
– dat jullie niets met Hem mogen vereenzelvigen,
– en dat jullie je ouders goed moeten behandelen,
– en dood jullie kinderen niet uit [vrees voor] armoede. Wij zorgen voor jullie en voor hen.
– En blijf uit de buurt van onbetamelijke daden, hetzij openlijk of in het geheim,
– en beneem niemand het leven die Allah onschendbaar heeft verklaard, behalve wanneer dat terecht is. Dit is hetgeen Hij jullie heeft bevolen, opdat jullie wellicht verstandig zijn.
– Beheer het eigendom van de wees, totdat hij volwassen is, niet anders dan op de beste wijze.
– En geef de volle maat en het volle gewicht met rechtvaardigheid. Wij belasten niemand boven zijn vermogen.
– En wanneer jullie spreken, wees rechtvaardig, zelfs wanneer het een bloedverwant betreft,
– en vervul het verbond van Allah. Dit is hetgeen Hij jullie vermaant, opdat jullie je dat wellicht ter harte nemen.
– Dit is Mijn pad, dat recht is. Volg het dan. En volg geen andere wegen die van het pad van Allah afleiden. Dit is waartoe Hij jullie vermaant, opdat jullie wellicht godvrezend worden. (Q6:151-53)
Het zijn deze stelregels die de moraal vormen die God verwacht van de gelovigen. Wanneer je deze punten naleeft, laat Allah merken in het laatste vers, bevind je je op het rechte pad (al-ṣirāṭ al-mustaqīm) van Allah, het enige pad dat navolgenswaardig is. Een pad dat tot overtreding van één van deze regels leidt, kan niet anders dan een pad van dwaling zijn.
Wat mij enorm aanspreekt in deze passage, is de betrekkelijke eenvoud van wat Allah van ons vraagt. Ik bedoel niet dat het eenvoudig is hiernaar te leven, integendeel. Wat ik bedoel is dat deze verzen eigenlijk nauwelijks interpretatie of exegese behoeven. Je hoeft geen geleerde te zijn om te begrijpen wat Allah hier van je verwacht. Je hoeft je niet in te laten met ingewikkelde theologische discussies, geen Aristotelische logica te begrijpen, niet het verzamelde werk van Gadamer en Derrida door te spitten om te begrijpen wat Allah je hier probeert te leren. Ook een ongeschoold iemand kan deze verzen direct begrijpen en pogen ernaar te handelen.
Wanneer we over onze religie discussiëren, zo is mijn indruk, zijn we geneigd deze eenvoudige verzen simpelweg te negeren. Zelden zullen we onszelf of elkaar bevragen over in hoeverre we deze regels nu eigenlijk naleven. Ben ik op de goede weg? Liever vermijden we moeilijke vragen over makkelijke verzen, en voeren we in plaats daarvan makkelijke discussies over moeilijke verzen. Daarmee kunnen we onszelf immers verheffen boven anderen, onze intellectuele superioriteit tonen, identiteitspolitieke spelletjes voeren, elkaar uitsluiten etc. Iedereen die weleens op internet over de islam leest, begrijpt wel wat ik bedoel.
Ook in Juz’ 8 zit zo’n aya: Q7:54, waarin Allah Zich op Zijn Troon ‘vestigt’ (istiwāʾ). Het is voor geleerden in de hele islamitische geschiedenis een geschilpunt geweest wat hier precies mee bedoeld wordt, en of het al dan niet metaforisch uitgelegd dient te worden. Vaak verliezen wij leken (dat geleerden er in onze geschiedenis met elkaar over gedebatteerd hebben is even logisch als noodzakelijk) onszelf gretig in zulke discussies, en doen we alsof onze hele religie ermee staat of valt. Wat ik me soms afvraag, is of we ons eigenlijk niet druk maken over die kwesties, alleen om een excuus te hebben om de verzen te negeren waarin Allah werkelijk iets van ons verwacht? Zoals sommige christenen vluchten in discussies over predestinatie en de drie-eenheid, om het maar niet over de Bergrede te hoeven hebben, waar Jezus écht iets van je vraagt? Welke verzen verdienen nou eigenlijk meer overpeinzing, discussie en radicale actie: bovenstaande eenvoudige, maar confronterende verzen over al-ṣirāṭ al-mustaqīm, of het moeilijke vers van istiwāʾ? Waar ligt de werkelijke uitdaging?
Het doet me denken aan een anekdote van een leraar van me. Met ‘Eid (de islamitische feestdag) had hij een aantal bevriende geleerden op bezoek. Twee van hen raakten in verhit debat verwikkeld over een overlevering waarin de Profeet stelt dat Allah het laatste derde van de nacht neerdaalt om het gebed van Zijn dienaar te verhoren. Hoe moet dat nou geïnterpreteerd worden? Kunnen we dat letterlijk stellen over Allah? Beweer je dan niet dat hij aan tijd en plaats gebonden is? De emoties liepen hoog op, en de goede sfeer van de feestdag stond op het spel. Toen kwam het broertje van mijn leraar, een hadith-geleerde, tussen beide met een eenvoudige vraag: “Wie van jullie twee staat eigenlijk het derde deel van de nacht op om zich nederig tot Allah te richten?”
Willen we moreel handelen omwille van Allah, of willen we vooral slimme argumenten voeren om onszelf boven de ander te kunnen plaatsen? Kiezen we voor een radicaal transformerende ethiek, of voor identiteitspolitiek? Ik ben benieuwd welke weg we in de reacties zullen kiezen.
Foto: Dorena
5 Reacties op "Juz’ 8 – Tien Geboden"
“Wat ik me soms afvraag, is of we ons eigenlijk niet druk maken over die kwesties, alleen om een excuus te hebben om de verzen te negeren waarin Allah werkelijk iets van ons verwacht?”
Een terechte vraag. Er is een hadith qudsi die ik heel erg mooi vindt. Helaas ken ik het alleen in het Turks, dus het wordt een grove vertaling, mijn excuses. In deze hadith overlevert Profeet s.a.w. : “Allah zegt: Als jullie praktiseren wat jullie al weten, dan zal ik jullie nieuwe kennis geven/leren.”
Deze inzichten kun je ook doortrekken naar de islam-discussie in Nederland. Moslims zijn zo bezig met reageren op wat er gezegd wordt over islam en moslims. Op straatniveau gebeurt dat. Op intellectuele niveau gebeurt het ook. Sommige moslims werken zo aan de “beeldvorming” . Men zoekt media op, schrijft stukken in de kranten en op internet enz. Dat is mooi allemaal, maar wie onderhoudt nog goede contacten met zijn/haar buren? Toen ik nog in Amsterdam woonde hadden we overburen.Doorsnee Turkse moslimgezin. Ze hadden een oude,zieke joodse buurvrouw voor wie zij deels zorgden. Het lijk van hun overleden Nederlandse buurvrouw ernaast is door hen ontdekt,omdat ze dus met enige regelmaat bij elkaar op bezoek gingen. Vroeger en nu nog steeds zie ik mijn moeder wat lekkers brengen en even een “praatje” maken met de buren, al doet ze dat met handen en voeten. Mijn Marokkaanse schoonvader zoekt meteen zijn buren op om kennis te maken in een flat waar hij pas is gaan wonen en in zijn vorige buurt had hij ook al goede contacten met zijn buren.En onze generatie kan heel goed Nederlands spreken, presentaties houden en opiniestukken schrijven, maar omgaan met onze medemens zijn we vergeten. Moge daar inshaAllah verandering in komen, want
één op één contact tussen mensen is naar mijn mening veel waardevoller en effectiever dan welke opiniestuk in de krant of de woorden van een woordvoerder op tv.
Pasha, bedankt voor je reflectie. Ik hoop dat je ook na de maand ramadan zal blijven schrijven, ik vind dat je waardevolle inzichten hebt.
Groetjes,
Hilal
….en beneem niemand het leven die Allah onschendbaar heeft verklaard, behalve wanneer dat terecht is. Dit is hetgeen Hij jullie heeft bevolen, opdat jullie wellicht verstandig zijn.
Een mooie regel, maar komt alle ellende van heden ten dage niet voort uit het stukje “behalve waneer dat terecht is”? Want wie bepaalt dit eigenlijk?
Jammer dat deze woorden er tussen staan, want die worden zo vaak onterecht gebruikt.
Ik ben zelf geen moslim, maar lees met veel plezier de dagelijkse interpretaties die in heldere en duidelijke taal geschreven wordt. Een goede manier om wijzer te worden!
Dus neem mijn kritische kanttekening voor wat het waard is.
@Hilal
Mooie toevoeging! Thanks! Dat is precies wat ik probeerde te zeggen, maar jij hebt het beter gezegd!
@ Hella H.
Dank voor uw reactie. En fijn om te lezen dat u de reflecties waardeert.
Ik kan me uw vraag goed voorstellen. Het is een spanning in het gebod waar ik zelf ook mee worstel, en waar ik voor mezelf geen eenvoudig antwoord op heb. Uit mijn eerste stuk (juz’ 1) heeft u misschien kunnen opmaken dat ik persoonlijk een vrij radicaal pacifisme -gegrond in islamitische tekstuele bronnen- voorsta, en geloof dat geweld iets is dat de mens kan en moet uitbannen.
Echter, naïef pacifisme heeft denk ik niemand iets aan. Zelfs de grootste theoretici van het pacifisme hebben erkend dat geweld in bepaalde omstandigheden genoodzaakt is -bijvoorbeeld wanneer een nog groter kwaad (genocide?) voorkomen kan worden. In die zin kan ik God’s toevoeging (ik geloof dat God tot ons spreekt via de Koran, en kan het in die zin ook niet ‘jammer’ vinden dat die woorden ertussen staan) dat het nemen van een leven in bepaalde gevallen terecht is wel ’n plaats geven.
Op het vraagstuk wie bepaalt wanneer geweld rechtmatig is of niet, en wie het recht heeft geweld toe te passen, is eigenlijk de gehele discipline van de politieke filosofie gebaseerd. Makkelijke antwoorden zijn daar niet op te geven. Ik denk dat je wel kunt stellen dat iedere vorm van sociale en politieke orde -paradoxaal genoeg zelfs een anarcho-pacifistische, voor welke het woord ‘orde’ eigenlijk al paradoxaal is- uiteindelijk een vorm van geweld (en het liefst in monopolievorm) nodig heeft om levensvatbaar te zijn en zijn eigen voortbestaan te kunnen garanderen. De kunst is dan de toepassing van dit geweld te minimaliseren, en voldoende checks and balances in te bouwen tegen misbruik van het geweldsmonopolie. Het mooie aan de formulering in het Arabisch (illa bi’l-haqq) is dat het het Arabische woord voor ‘recht’ -haqq- gebruikt: “behalve met recht”. Dat geeft volgens mij aan dat deze godsdienst een onderwerping van eenieder aan de wet voorstaat. Het is precies het karakter van een rechtsstaat die voor iedereen geldt, óók voor de heerser, die kan voorkomen dat er willekeur ontstaat in de toepassing van geweld en het nemen van levens. Zoals Goethe zei, “Nur das Gesetz kann uns Freiheit geben.”
Ik geloof dat deze koranische passage naar zo’n soort rechtsstatelijk principe oproept: er is recht nodig om te bepalen wie het recht heeft geweld toe te passen. Volgens mij is het principe van rechtsstatelijkheid dan ook prima te verankeren in islamitische bronteksten en bredere islamitische principes. Sterker nog, ik denk dat dit principe van de soevereiniteit van het recht boven alles (door God gegeven, dus niet het belang van 1 specifieke groep dienend) één van de grootste cadeau’s is van het joodse en islamitische geloof aan de mensheid. Het probleem wie dan de soevereine macht is die over de toepassing van dat recht mag beschikken, blijft een probleem. Er ontbreekt in het islamitische denken naar mijn mening een sterke politiek-filosofische traditie om met zulke vraagstukken om te gaan (maar daar ga ik in juz’ 22 verder op in, eventjes geduld nog ;)). En de ironie is dat veel hedendaagse gewapende groepen die zich op de islam zeggen te baseren, juist claimen te strijden voor de implementatie van God’s wet. Ze treden dus buiten het recht voor het implementeren van het recht. Het recht van de sterkste claimt voor het recht te zijn. Ingewikkeld hoor.
Ik geloof kort gezegd dat God voorstaat dat de mens een ontwikkelingsstap maakt van een sociale en politieke orde waarin geweld en kracht bepalend zijn voor de verhoudingen, naar een orde waarin recht (deels openbaring, deels positief/rationeel) de verhoudingen bepalen. Conflicten worden dan niet langer geslecht door middel van geweld en het ‘recht’ van de sterkste. Op samenlevingsniveau lukt ons dat inmiddels vrij aardig in dit deel van de wereld, en we hebben een alleraardigste rechtscultuur weten op te bouwen. De uitdaging voor ons is nu om in internationale betrekkingen volgens dezelfde principes –recht i.p.v. kracht- te werken. Daar ligt nog ’n behoorlijke uitdaging.
Nogmaals bedankt voor uw opmerking. Ik hoop dat we hier nog eens over door kunnen sparren.
Een mooie post van Sidi abi Pasha! Vooral de citaat van de shaykh over het veel grotere belang van de praktijk, boven de diepere theologische discussies omtrent de bewoording van de bronteksten.
Om ook nog even te reageren de bovenstaande reactie over de uitzonderingen als het op geweld aankomt: laten we wel wezen, dat de uitzondering die wordt vermeld niet bedoeld is als individuele overweging en keuze van elke burger, maar strikt onder controle moet worden gehouden door een bestuursorgaan. De bedoeling is niet anarchie…
Nou deel ik Sidi abi Pasha’s afgunst naar geweld, en heeft hij al veel mooier verwoord wat ik graag zou willen zeggen. Ik zou graag heel intellectueel klinken hier, maar ik vrees dat ik er hier maar een eind aan brei!
@Pasha Cayman,
Jazak ALLAH khayran voor het artikel. Goed overnagedacht. Vooral deze zinnen sprongen eruit:
“Willen we moreel handelen omwille van Allah, of willen we vooral slimme argumenten voeren om onszelf boven de ander te kunnen plaatsen? Kiezen we voor een radicaal transformerende ethiek, of voor identiteitspolitiek? Ik ben benieuwd welke weg we in de reacties zullen kiezen”
Ik denk hierbij vaak overna en soms pak ik mijzelf aan. Als ik een belangrijke islamitische kwestie mededeel aan de broeders, doe ik het omwille van ALLAH of doe ik het om te laten zien dat ik zogenaamd kennis heb.