Voorpagina Ingezonden

Imam Ali over de staat

Dit stuk is ingezonden 

Volgens zowel “islamofoben” als “moslim extremisten” bestaan geïntegreerde moslims louter bij gratie van hun lakse houding t.o.v. de regels van de Islam. De Islamitische visie op maatschappij inrichting zou lijnrecht tegenover die van de moderne rechtsstaat staan. Maar hoe kan het zijn dat de Islamitische traditie van vrijgevigheid, zelfbeheersing en spirituele bezinning, verwikkeld is in een eeuwig conflict met complemente zegeningen uit de moderne wereld: economische voorspoed, vrijheid en intellectuele ontwikkeling? We hebben geen grondige kennis van de Islamitische theologie nodig om aan te voelen dat er iets niet klopt met de simplistische aannamen van demagogen.

In mijn zoektocht naar antwoorden, heb ik veel gehad aan een historisch document dat licht werpt op een visie van een Islamitische samenleving, zoals die werd voorgestaan door een zeer prominent lid van de vroege Islamitsche gemeenschap, met opmerkelijk moderne beginselen. Dit document, een brief, doet veel om het vertrouwen te versterken, dat de principes van de rechtsstaat echt niet op gespannen voet staan met die van de Islam. Het is daarom jammer dat deze historische en authentieke brief bij zeer weinig mensen bekend is en dat het gedachtegoed van Imam Ali, de opsteller van deze brief, de aandacht niet krijgt die het, juist tegenwoordig, verdiend.

Voor soenieten is Imam Ali de vierde en laatste “rechtgeleide kalief” en voor shiïten, de eerste “onfeilbare Imam”. Hoe het ook zij, als neef en schoonzoon van Profeet Mohammed (vzmh) staat zijn positie als zeer invloedrijk sahaba (compaan van de Profeet) buiten kijf. De eerder genoemde brief schreef hij naar Malik al Ashtar, die Imam Ali in 658 als gouverneur naar Egypte had gestuurd. Daarin staan instructies die de verhouding tussen de staat en het volk vrij gedetailleerd vastlegt. De brief is als epistel 53 te vinden in het boek, de “Nahjul Balaaga”, een verzamelwerk van brieven en toespraken van Imam Ali (verzameld door de shiïtische geleerde Sharif al-Radi). Het is ook online te vinden, bijvoorbeeld hier (in het Engels).

Imam Ali schrijft erin dat de gouverneur belastingen moet innen, de vijanden van het land en de Islam moet bestrijden, het volk welvarend moet maken en het land voorspoed moet bezorgen. Bescherming van het land en de godsdienst worden door Imam Ali in een adem genoemd. God wordt namelijk gediend door mensen te dienen, want als Godsdienaar wordt de gouverneur opgedragen om zijn beste tijd te reserveren voor het gebed naar God. Maar al het werk dat Malik verricht is volgens Imam Ali in dienst van God als zijn onderdanen tevreden zijn met hem en behoed worden van onderdrukking. De gouverneur wordt, met andere woorden, gestuurd om het volk te dienen, een thema die in de lange brief steeds terug komt.

Maar waarmee is het volk dan het beste gediend? De Imam schrijft: “Wees rechtvaardig met God en met uw onderdanen en geef de mensen waar ze recht op hebben. Wees onpartijdig, ook al betreft het mensen die u dierbaar zijn”.

Rechtvaardigheid is dus het kernwoord. Maar dit heeft verschillende facetten. Zo zet Imam Ali uiteen dat Egypte in het verleden vele regeringen gekend heeft en dat sommige goedaardig waren maar andere kwaadaardig. “Het volk”, waarschuwt hij, “zal uw regime net zo kritisch beoordelen als dat u regeringen voor u heeft beoordeeld… En weet dat rechtvaardige heersers zich alleen als zodanig bewijzen door hetgeen anderen over hen zeggen”.

Een aspect van rechtvaardigheid is dus dat de regering beleid moet voeren dat algemeen gewaardeerd zal worden, iets wat op andere plekken in de brief nog explicieter wordt gezegd. “Onthoud!”, zegt Imam Ali, “dat het ongenoegen van de gewone man en de armen zwaarder wegen dan de goedkeuring van de zogenaamd belangrijke mensen, terwijl het ongenoegen van die belangrijke mensen minder belangrijk is als men in het algemeen tevreden is met U”.

Maar niet alleen heeft het volk het passieve recht dat de heerser opkomt voor diens belang, het volk heeft ook het actieve recht om de heerser aan te spreken. Want niet alleen geeft Imam Ali zijn gouverneur opdracht om adviseurs aan te nemen, “die u altijd de bittere waarheid zullen vertellen, zonder dat zij bang zijn voor uw status”, Malik wordt ook geadviseerd om “tijd te reserveren om klachten te behandelen en diegenen aan te horen die met bezwaren naar u toe komen”. Bovendien mag hij tijdens zulke openbare zittingen zijn beveiliging of leger niet in de ruimte toelaten, zodat “zij die met bezwaren komen, u in alle vrijheid openhartig en zonder angst kunnen aanspreken”.

Een goede regering, zo wist Imam Ali 1400 jaar terug, kan niet zonder kritische geesten die haar controleren. We lezen iets soortgelijks ook in het testament van Imam Ali, waarin hij moslims in het algemeen aanspreekt: “Behoud goede communicatie en uitwisseling van meningen onderling. Behoed uzelf voor verdeeldheid en vijandigheid. Mocht dat gebeuren dan zullen de slechtsten onder jullie uw leiders zijn en zultu bij God geen gehoor vinden”.

Impliciet zegt Imam Ali hier dat goed leiderschap tot stand komt door vrije uitwisselingen (en competitie) van meningen. Hij realiseert zich dat dit ook een competitie tussen mensen inhoudt, zodat de meest bekwame mensen op openbare functies worden aangesteld. Zo hebben we al gelezen dat regeringsadviseurs volgens Imam Ali kritische mensen moeten zijn. Maar hij eist ook dat rechters niet gefrustreerd mogen raken door complexe zaken en geen genoegen mogen nemen met louter een oppervlakkig begrip. Integendeel, het moeten mensen zijn die onderzoeken tot de waarheid hen duidelijk is en vervolgens resoluut handelen. Voor aanstellingen op andere overheidsfuncties, zoals een klerk en op posities in het leger, worden door hem soortgelijke eisen gesteld.

Selectie op basis van bekwaamheid is alleen mogelijk indien alle mensen in beginsel gelijk worden behandeld; geprivilegieerde posities zijn niet bepaald bevorderlijk als je vrije concurrentie nastreeft. Imam Ali hamert er dan ook voortdurend op dat de regering onpartijdig moet zijn. Zelfs Malik moet bij beschuldigen aan zijn adres, in het openbaar zijn doen en laten verantwoorden. Het is daarom niet verwonderlijk dat hij opdracht krijgt om rechters te beschermen en hen royaal te belonen, zodat zij eerlijk en onpartijdig recht kunnen spreken.

Deze gelijkheid strekt zich volgens Imam Ali ook tot mensen die een andere godsdienst aanhangen. We lezen; “Weet Malik, een onderdaan is of uw broeder in godsdienst, danwel een mens zoals u. Mensen uit beide groepen hebben dezelfde zwakheden en beperkingen die mensen van nature hebben. Zij begaan zonden, met opzet of per ongeluk, zonder dat ze zich bewust zijn van de enorme gevolgen van hun daden. Maar laat uw genade en compassie op dezelfde manier tot hun redding komen, als u dat van God hoopt te ontvangen”.

Met andere woorden, volgens Imam Ali moet de staat haar onderdanen in beginsel, ongeacht godsdienst, hetzelfde behandelen. Laten we in dit verband ons aandacht ook vestigen op wat we niet in de brief aantreffen. Nergens in de lange waslijst aan eisen voor verschillende overheidsfuncties, staat dat de betreffende sollicitant perse moslim moet zijn. Wat dat betreft lezen we ook nergens dat Malik moet toezien dat religieuze regels worden nageleefd; dat mensen naar moskeeën gaan en dat vrouwen binnen zitten en zich alleen in burka buiten begeven. Dat dit ontbreekt in de anders zo gedetailleerde brief met overheidsverplichtingen, doet ons concluderen dat het volgens Imam Ali niet de taak van de overheid is om hierop toe te zien.

Het gedachtegoed van Imam Ali is dus alsvolgt samen te vatten: de machthebber is als volksdienaar verantwoording verschuldigd aan het volk. Derhalve moet het volk bij beleidvorming gehoord worden. Degenen onder hen met de beste ideeën zijn dan ook het beste geschikt voor openbare functies. Deze competitie eist onpartijdigheid. Ongeacht godsdienst worden mensen niet ten onrechte bevoordeeld, ook de machthebber niet. Daarom is onpartijdige rechtspraak van groot belang.

Het is ironisch dat deze pijlers van de moderne rechtsstaat vooral in Islamitische landen ontbreken. Daar vinden we vooral selectie op basis van vriendjespolitiek en despoten die boven elke wet staan en hun macht legitimeren met oppervlakkige islamisering. Het is ook jammer dat de visie van Imam Ali nooit tot uitvoer is gekomen; Malik Al Ashtar werd in opdracht van Imam Ali’s aartsrivaal Muawiya ibn Abi Sufyan vermoord, nog voor het aantreden van Malik als gouverneur.

Maar voor mij als moslim is het duidelijk dat de huidige status quo in de Islamitische wereld niet de waarden van de Islam reflecteren. Het is juist in landen zoals de onze, waar ik het misschien niet eens ben met alle sociale normen, maar waar de idealen van de Islam veel beter tot hun recht komen dan in landen waar moslims de meerderheid vormen. En ik verzeker U, ik ben niet onwetend over de Islam, nog ben ik als taqiya strateeg stiekem een bin Laden aanhanger.

P.S.: mijn korte commentaar dekt zeker de hele brief van Imam Ali niet. Hierover zijn meerdere werken verschenen, die ik U van harte aanbeveel;

– “Justice and Remembrance: Introducing the Spirituality of Imam Ali” door Reza Shah-Kazemi (ISBN:184511065X)
– “The Voice of Human Justice” door George Jordac (ISBN: 0941724247)

Wij Blijven Hier werd in 2005 opgericht, omdat ze vonden dat ze er nog niet waren. Inmiddels zijn ze 3000 bijdragen rijker, die vrijwillig door beginnende én gearriveerde verhalenvertellers worden geschreven. Verschillend van columns, persoonlijke ervaringen tot verborgen nieuwsfeitjes. Ze kijken op hun eigen manier tegen de wereld aan, en vertellen zélf het verhaal. Wie zijn ze? Kijk om u heen. Want ze zijn hier. Zij Blijven Hier!

Lees andere stukken van Wij Blijven Hier!