Voorpagina Algemeen, Jouw Dagelijkse Dosis, Jouw Dagelijkse Dosis 2014 / 1435

Juz’ 6 – Genoegdoening of vergeving

Dit is deel 6 van Jouw Dagelijkse Dosis. Iedere dag in Ramadan schrijft een team van schrijvers een reflectie over de juz’ die praktisch de hele oemmah die dag leest. Alle lezers worden uitgenodigd hetzelfde te doen, en hun eigen reflectie op de juz’ van de dag in de reacties te plaatsen. Iedere dag kiest een jury de beste reflectie. De winnaar krijgt een exemplaar van De Levende Koran thuisgestuurd.

Ik schreef eerder in mijn reflectie van juz’ 2 iets wat ik ook altijd aan mensen zeg die recent met islam in aanraking zijn gekomen: de Qur’an functioneert niet als een doorlopend narratief. Het is geen rechtlijnig verhaal met een begin en een eind en een gepaste spanningsboog. De Qur’an is echter ook geen pure poëzie –suggestief van nature en slechts verbonden middels de losse draden van een vluchtige metafoor.

De Qur’an is een oude, vertrouwde recitatie waarbij plek is voor zowel proza als poëzie, voor evidente duidelijkheid en de dringende behoefte aan meer duiding, voor duidelijke verzen (moehkamaat), en ‘dubbelzinnige’ verzen (moetashabihaat). Het is een openbaring van Allah in al deze vormen. Soms helder en eenduidig, andere keren taai in haar gelaagde maar zeer geslaagde betekenisrijkdom. In juz’ 6 zien we ook inhoudelijk een mooie mix, met wat ahkaam (wetgeving), akhlaaq (omgangsvormen) en ‘aqiedah (geloofsleer) tevoorschijn komen.

Dit zesde deel van de Qur’an bestaat uit de laatste verzen van hoofdstuk An Nisaa’(4:148-176) en de eerste verzen van hoofdstuk Al Maa’ida (5:1-82). Als we kijken wat er in juz’ 5 centraal stond, dan zien we dat dit voornamelijk te maken had met de vrouw. Nogal wiedes, gezien het geheel van juz’ 5 uit het hoofdstuk An Nisaa’ bestaat. Toch kwamen niet alleen de rechten en de plichten van en ten opzichte van de vrouw hierin voor. Ook de wezen, huwelijksrecht, erfenis en zaken van ethische aard hebben er hun plek. En uiteindelijk eindigt dit hoofdstuk nog met een fikse portie over de spanningen tussen de moslims van Medina en de andere volkeren (met name de Mensen van het Boek: de joden en de christenen).

Een gedeelte daarvan zien we terugkomen in Juz 6 waar An Nisaa’ verder gaat en het eerste deel van Al Maa’ida ook wordt behandeld. Dat deze hoofdstukken voornamelijk met erfrecht, huwelijksrecht en de omgang met andere religies en volkeren samenhangt, mag geen verbazing wekken. De Qur’anische openbaringen zijn dan ook vaak stevig gegrond in hun moment van openbaring. Beide hoofdstukken zijn geopenbaard in de Medinese periode, op een moment dat de moslimgemeenschap in de relatief veilige omgeving van Medina groeiende was in aantal en invloed. Dat wil zeggen dat de openbaringen ook relevantie hadden op het samenleven van die verschillende volkeren. En dat samenleven ging soms goed, soms beter, en soms voor geen meter. Regelgeving was dus broodnodig, maar ook ethiek en omgangsvormen. Dit zesde deel van de Qur’an begint dan ook met een ethische knaller:

“Allah houdt niet van het naar buiten brengen van iets slechts door erover te spreken in het openbaar, behalve door iemand die onrecht wordt aangedaan. En Allah is Alhorend, Alwetend (Sami’ ‘Aliem). Of jullie een goede daad openlijk verrichten of deze verbergen, of een slechte daad vergeven, Allah is de Inschikkelijke, de Almachtige (Al-‘Afoe, Al-Qadier).” (Q4:148-149)

Allah de Allerhoogste legt de lat hier hoog. Onze Schepper zegt hier: hoezeer jou ook onrecht wordt aangedaan, je dient dit onrecht niet verbaal verder te verspreiden behalve met de pertinente reden om rechtvaardigheid te verkrijgen. Vervolgens stelt God ons drie soorten daden in het verschiet: een openlijke goede daad, een heimelijke goede daad en het vergeven van een slechte daad. Het is geen toeval dat deze drie bij elkaar staan. Wij mensen vergeten nog wel eens, dat wanneer ons onrecht is aangedaan, dat we er ook voor kunnen kiezen om het iemand te vergeven. Allah (swt) houdt hiervan, zeker wanneer het broeders en zusters betreft. Hij zegt ons bijvoorbeeld ook in een eerder hoofdstuk dat, wanneer het om vergelding gaat, vergiffenis beter is (zie Q2:178).

Echter, zoals gezegd, komt er in dit hoofdstuk ook veel naar voren over de meningsverschillen tussen de verschillende monotheïstische groepen die in Medina leefden ten tijde van de Profeet ﷺ. Waar Allah (swt) mild en toegeeflijk is op het gebied van allerlei zonden, geldt dit niet voor de zonde van afgoderij. Hierin is Hij onverbiddelijk. Zo stelt de Qur’an:

“Zeg: ‘O mensen van het boek, overschrijd de grenzen van jullie godsdienst niet door in iets anders dan de waarheid te geloven, en volg niet de begeerten van een volk dat reeds voorheen is afgedwaald en dat vele [anderen] heeft doen dwalen en van het rechte pad is afgedwaald.’” (Q5:77)

We zien hier dus een iets andere benadering van onrecht dan hierboven. De Schepper gebiedt de mensen van het boek om binnen de perken van de (religieuze) waarheid te blijven. Met andere woorden: zorg ervoor dat je niet afdwaalt, zorg ervoor dat je niet je eigen begeerten gaat volgen, maar blijf binnen de perken van je godsdienst. De twee verzen die ik hierboven aanhaal, bepalen hiermee de lading van juz’ 6: wanneer het om onrecht tegen jezelf gaat, heb je het recht je genoegdoening te halen of te vergeven, waarbij dit laatste als een goede, aanbevolen daad wordt beschouwd. Wanneer het om Allah, de Allerhoogste gaat, geldt slechts één ding: geloof in niets anders dan de waarheid. No ifs, buts or maybe’s!

Foto: Monday’s Socks

Jouw Dagelijkse Dosis:

Jouw Dagelijkse Dosis 2014 / 1435:

In het jaar dat Elvis stierf, werd Noureddine geboren. Op zijn negende kreeg hij een skateboard. Op zijn 20ste werd hij in Schotland verliefd op boeken. Op zijn 27ste werd hij moslim en vond hij zijn draai. Hij werkt in de gehandicaptenzorg en denkt soms dat hij bijna Arabisch kan lezen maar vraagt dan toch om een klinker. Hij jat de beste grappen van de missus, steun en toeverlaat sinds 2006. Af en toe vertaalt hij wat poëzie omdat het leven dan gewoon beter is.

Lees andere stukken van