Voorpagina Opinie, Politiek

“Jihadisme heeft een politieke oorzaak”

Op 7 februari 2015 verscheen de verkorte versie van het opinieartikel van NIDA-voorman Nourdin El Ouali in de NRC. In de raad focust NIDA zich vooral op de lokale aanpak van radicalisme, maar het gebrek aan historisch en politiek inzicht van het Kabinet in het buitenlandbeleid, met name met betrekking tot het Midden-Oosten, kan niet ongenoemd blijven. Daarom publiceren wij het volledige artikel van de hand van El Ouali, opdat gij zult lezen. 

De eerste echte kennismaking van Saudi-Arabië met terrorisme was in de jaren zestig van de vorige eeuw. Een serie bomaanslagen in het religieus-conservatieve koninkrijk deed het establishment trillen. Honderden leden van de seculiere pan-Arabische partij APPU verdwenen achter slot en grendel. Sommigen werden ter dood veroordeeld. Door heel de Arabische wereld waaide een radicale wind. En die kwam van links! Op universiteiten in Tunis, Casablanca en Beiroet streden voornamelijk twee revolutionaire hoofdstromingen tegen elkaar: het communisme en het panarabisme. Anno 2015 ben je een beetje zielig in de Arabische wereld als je zegt dat je één van de twee ideologieën aanhangt. Beide filosofieën hebben gefaald in het ontmantelen van de corrupte postkoloniale machtsstructuren. Daarmee was de frustratie van de steeds jonger wordende bevolking niet weggenomen.

Een succesfactor in het bestrijden van de seculiere radicalen was het gebruik maken van de islamitisch-orthodoxe theologie. De (semi-) officiële conservatieve geestelijkheid leende zich voor een campagne om deze probleemmakers te criminaliseren. Ook werden islamistische activisten gedoogd als tegengewicht in het radicaliseringsproces. En als de Arabische regering zelf van links-revolutionaire signatuur was, dan was er nog altijd het Westen die islamisten steunde. De Moslim Broederschap kreeg bijvoorbeeld hulp in het opzetten van een radiostation op Cyprus om de Egyptische president Nasser te ondermijnen. De latere Afghaanse oorlog trok grote groepen jonge moslims naar het strijdtoneel. Dit was een katalysator met ongekende kracht in onze moderne geschiedenis.

Vanaf het begin hebben de Mujahideen, zoals ze toen nog in de Westerse media werden genoemd, geen geheim gemaakt van hun mondiale ambities. Ook het Alawitische bewind van Assad senior, vader van de huidige Syrische president, stond al in het vizier van de strijders onder de zwarte vlag. Dit was niet het begin van het jihadistisch salafisme, maar het startpunt van een internationale campagne en verdere radicalisering van het jihadistisch salafisme. Er kwam een militarisering op gang, die gepaard ging met steeds verdere polarisatie tegenover het Westen. De politieke islam werd steeds militanter en steeds vaker keerde het zich met geweld tegen de eigen regeringen. Een verklaring is de politieke economische situatie, die alsmaar slechter werd. De aanhoudende Israëlische bezetting, steun aan dictators of juist de roekeloze regime change in Irak met alle kwalijke gevolgen van dien, hebben dat proces alleen maar versterkt. Ideologisch werd het ook steeds uitgesproken tegen alles wat in de weg staat van hun einddoel. Het rekruteren gebeurde niet in de moskeeën die onder staatscontrole stonden, maar op heimelijk verkochte videobanden en illegaal verspreidde pamfletten werd de boodschap verspreid. De echte grote doorbraak kwam met het internet.

Vandaag de dag lijken vanuit het Westen bekeken slechts twee smaken te bestaan. Het gedogen van ondemocratische krachten waar we zaken mee kunnen doen of anarchie waar jihadisten zich vrij wanen. Dat is een verkeerde voorstelling van zaken. In 2011 waren het pro-democratische krachten die zich op straat manifesteerden: moslimdemocraten, Alawitische liberale democraten en christelijke mensenrechtenactivisten. Maar vooral veel jonge mensen zonder echte politieke agenda. Ze wilden vrij zijn en een menswaardig toekomst opbouwen. Nu zijn we in een internationaal schaakspel beland, met als gevolg dat we niet echt begrijpen hoe het moet eindigen. De Islamitische Staat lijkt nu het enige probleem te zijn en ook onze F-16’s bombarderen in Irak mee met de internationale coalitie. Dat is niet het probleem oplossen, maar eerder de rest van de wanhopige soennieten in handen van de zó gevreesde extremistische groep drijven. Het zijn vaak extremistische-sjiitische milities die luchtdekking krijgen van onze piloten. Milities die veel dichter tot IS staan dan tot onze waarden.

Die piloten doen hun plicht en voeren een democratisch besluit uit. Het laatste wat ik wil is onze militairen bekritiseren. Wel het gebrek aan historisch besef van ons Kabinet en gebrek aan politieke inzichten.

Toen in 2008 soennitische Arabieren zelf met grote offers de voorloper van IS versloegen, werden ze door de centrale regering in Bagdad bedankt met verdere politieke marginalisering, etnische zuivering, gewelddadige sjiitische milities die op huisbezoek kwamen én mysterieuze verdwijningen van jonge mannen. In Westerse hoofdsteden werd geproost op het succes en keerden we onze blik naar binnen toe. Ondertussen groeide IS uit tot een regionale speler en vond het aansluiting bij gedesillusioneerde soennieten in Syrië. De organisatie van de zelfverklaarde Kalief al-Baghdadi bedient zich van een scherpe militaristische interpretatie van de islam. Het heeft geen zin te vragen of dit Islam is of niet. De kernvraag is waarom moslims nu zo gewelddadig zijn? Is dat veel anders dan de jonge seculiere militanten in Riyad die bomaanslagen pleegden of de RAF in het midden van de vorige eeuw? Ja, het is anders omdat het ideologische kader gevormd is uit een interpretatie van de islam. Eentje die alle onderdrukking wist te overleven en steeds verder muteerde tot een agressievere vorm. En omdat het geweld dat gebezigd wordt niet veel anders is, dan geweld van de tegenstanders. Explicieter op beeld vastgelegd, dat wel. Nee, het is niet anders dan al het politieke geweld, dat de mensheid heeft gekend. Dit is slechts een disproportioneel antwoord in een zeer disproportioneel onrechtvaardige werelddeel.

Dat de Damasceense 13de-eeuwse geleerde Ibn Taymiyyah vaak door salafistische jihadisten aangehaald wordt als legitimering, is het bewijs dat we hier te maken hebben met een getraumatiseerde generatie. Net zoals Ibn Taymiyyah een product van zijn tijd was, waarbij de soennitische moslims vreesden voor hun voortbestaan tussen het geweld van de hordes Mongolen en die van de religieus-fanatieke Kruisvaarders, is al-Baghdadi en zijn strijders dat ook in een politiek landschap waar sjiitische milities met steun van Iran dood en verderf brengen en Assad met vaatbommen, chlorinegas en structurele verkrachtingen de soennieten terroriseert. Als alles waar je voor staat dreigt te verdwijnen, dan biedt het hoop je te balsemen met concepten die het eeuwige leven in het vooruitzicht zetten. Een apocalyptische confrontatie met het martelaarschap is in hun ogen beter dan een vernederend voortbestaan. Dat een kleine minderheid van onze islamitische jeugd zich aangetrokken voelt tot IS moet voorkomen worden. Maar elk debat zonder oog voor de ontstaansgeschiedenis van het jihadisme is vruchteloos. Waarom de één in het Westen zich geroepen voelt zijn geloofsgenoten te roepen en de ander niet, kent een complex palet aan factoren. Een onverantwoord buitenlandbeleid mag daar in ieder geval zeker niet één van zijn.

Nourdin El Ouali is politiek leider van NIDA, een op de Islam geïnspireerde Rotterdamse partij.

Lees andere stukken van Nourdin