Voorpagina Algemeen

Kom dichterbij

Om half elf werd ze wakker. Ze keek uit het raam en zag een grijsgrauwe dag die haar groette. Ze negeerde de groet. Ze had het ochtendgebed gemist, en het moment dat ze de wekker had uitgezet kon ze zich niet eens herinneren. Deze grijsgrauwe dag was eigenlijk gisterenavond al begonnen.

Omdat ze nog even wilde twitteren en tv-kijken, kroop ze onnodig laat en heel vermoeid haar bed in. Het laatste gebed verrichtte zij op automatische piloot. Zielloos. Geen wonder dat ze niet wakker werd voor haar ochtendgebed. Wie wil er nou in gesprek gaan met een robot?

Om kwart over elf uiterlijk moest ze haar ouderlijk huis verlaten waar ze die nacht had gelogeerd. Ze haastte zich, en om tien over elf stond ze voor de deur. De grijsgauwe glimlach van de Amsterdamse hemel die ze negeerde was verdwenen. Het weende al, en in de regen liep ze naar het Amstelstation. Deze weg was haar heel vertrouwd, en plotseling begint ze een vers uit de koran te reciteren: Ayet-el Kursi. Deze vers reciteerde zij altijd als ze richting het Amstelstation liep om naar haar werk of naar school te gaan. ‘Macht der gewoonte’, dacht ze.

Vandaag had ze totaal geen zin de Nederlandse les die ze gaf aan de uitgeprocedeerde vluchtelingen in Den Haag. Waarom was ze dan op tijd vertrokken uit het ouderlijk huis? Het was maar vrijwilligerswerk, en vandaag vond ze dat werk zelfs vrijblijvend. “Wees op tijd, opdat je dag gezegend zal zijn”, zei haar innerlijke stem. Was dat werkelijk haar stem? Of speelde ze weer zo’n automatische cassetteband af, zoals gisterenavond?

Toen ze de trein in stapte, voelde het als een beetje thuiskomen. Ze hield van reizen met de trein, en des te meer op momenten dat ze een goed boek bij haar had. En anders was het al een genot op zich om uit het treinraam te staren naar het vlakke Nederlandse landschap.

Ze pakt haar boek en begint te lezen, maar het lijkt of de tijd in de trein doelloos voorbij gaat. Moet alles dan een doel hebben in het leven? Voor haar wel. Maar betekent het hebben van een doel in het leven per definitie ook dat het leven zin krijgt? Ze weet het niet, zoals ze veel niet weet. Ze staart uit het treinraam en ziet een zonnestraal doorbreken. Ze ziet de geboorte van nog een nieuwe zonnestraal. “Prachtig”, denkt ze. Ze herinnert zich de smeekbede van profeet (vzmh): “O mijn Heer, doe mijn verwondering toenemen.” Dit spreekt ze zachtjes uit, terwijl ze ook nog een heel klein stukje blauwe hemel mag aanschouwen. Godzijdank.

Ze komt vroeger op Den Haag Centraal aan dan ze had verwacht. Haar oog valt op de AH winkel, waar ze naar binnenwandelt om twee Focaccia broodjes en een cappuccino te kopen. Op een bankje vlakbij de treinen, nuttigt ze haar broodjes en cappuccino alsof ze alle tijd van de wereld heeft.  Nadat ze snel een bericht stuurt naar Hamed, een van de vluchtelingen, dat ze iets later zal zijn, pakt ze de tram richting de verblijfplaats van de vluchtelingen. De halte waar ze uitstapt staat in een woonwijk, maar de straat waar de vluchtelingen verblijven lijkt een mini-industrietrein waar geen hond komt. Op de hoek, tevens het begin van de straat, staat er een postkantoor. Verder is er een mortuarium en een opvang voor daklozen. Het is duidelijk dat de gemeente een keuze gemaakt heeft om de dood, de daklozen en de vluchtelingen uit het oog en uit het hart van de bewoners te houden.

Ze is een half uur later dan normaal. Er is niemand, de vluchtelingen zijn met een bus opgehaald voor een excursie. De vrouw aan de receptie vraagt haar:  “Hebben ze je voor niets laten komen?”. “Geeft niet hoor, tot volgende week” antwoordt ze. Snel verlaat ze het gebouw, terwijl ze weer in gesprek is in haar hoofd. “Dit krijg je ervan als je je niet aan je woord houdt” denkt ze. Haar innerlijke stem antwoordt: “Het woordje Karma staat niet in het woordenboek van God hoor.” De tram komt gelukkig snel.

Ze stapt uit in het centrum van Den Haag, rustig loopt ze naar de Turkse moskee in het centrum. In de moskee ziet ze dat ze nog twintig minuten tijd heeft om het middaggebed te verrichten. Ze bidt het middaggebed en haalt zelfs het ochtendgebed in. De smeekbede aan het einde van haar gebed is dit keer niet vanuit een cassetteband. In haar smeekbede voelt ze de hopeloosheid tot op haar bot. Net als een bloemvaas die elk moment uit trillende handen kan vallen, zo fragiel is zij op het moment dat ze God spreekt. Ze roept Hem aan en vertelt hoe ze zich voelt, ondanks dat ze weet dat Hij dit allemaal al weet.

Voor het namiddaggebed loopt ze naar de andere kant van het vrouwengedeelte in de moskee. Daar treft ze een jonge dame en een dame van rond de veertig jaar aan. Ze loopt naar de oudere dame toe, die gehuld is in haar gebedskleding, en neemt naast haar plaats voor het eerste deel van het gebed. De ruimte tussen haar en de oudere dame is nog net groot genoeg voor de jonge dame, maar zij komt niet tussen hen staan.

Bij het tweede, verplichte deel van het gebed zet ze een stap opzij om dichterbij de oudere dame te staan, maar blijkbaar vindt de dame dat niet dichtbij genoeg. Met  haar armen omringt ze haar van achteren, ze trekt haar zachtjes naar haarzelf toe en zegt: “Kom dichterbij”. Op datzelfde moment echoot de oproep tot het gebed in de moskee, en dan breekt de bloemenvaas.

De tranen vloeien, maar gelukkig ziet de oudere dame dat niet omdat ze beiden recht vooruit kijken terwijl de oproep tot het gebed herhaald wordt. Na het gebed pakt deze dame keer haar handen vast en spreekt de salawat uit: “O Allah, stuur de groeten naar profeet Mohammed (vzmh) en zijn familie.” De oude dame neemt met een glimlach afscheid van haar, maar zij blijft nog even wachten.

Ze kijkt hoe deze dame haar gebedskleding met de grootste zorg en tederheid vouwt. Alsof ze een grote zonde zou begaan, wanneer de zorg en de tederheid zouden ontbreken in haar vouwhandelingen. Met dit beeld van de oudere dame op haar netvlies gebrand verlaat ze de moskee. Haar dag is nog niet voorbij.

Ze loopt richting de Centrale Bibliotheek, en voor haar loopt een oudere man die ook net uit de moskee kwam. Hij loopt langzaam. Zij blijft achter hem lopen, want ze wil hem niet passeren. Terwijl ze loopt, denkt ze aan Ali ibn Talib, de schoonzoon van profeet (vzmh) die op een dag te laat kwam voor het gebed, omdat hij achter een oude man liep en hem uit respect niet voorbij wilde lopen. Denkend aan hem, bij elke stap die zij zet, zegt ze fluisterend: “Ik kom, ik kom dichterbij”.