Dit is deel 14 van Jouw Dagelijkse Dosis. Iedere dag in de Ramadan schrijft een team van schrijvers een reflectie over de juz’ die praktisch de hele oemmah die dag leest. Alle lezers worden uitgenodigd hetzelfde te doen, en hun eigen reflectie op de juz’ van de dag in de reacties te plaatsen. Iedere dag kiest een jury de beste reflectie. De winnaar krijgt een presentje thuisgestuurd.
Juz’ 14 bevat de volledige soewaar 15 al Hijri en 16 Al Nahl en bestaat uit Mekkaanse verzen, met de nadruk op het bestaan en de eenheid van Allah. Het behandelt ook de weerstand vanuit de Quraysh-gemeenschap ten opzichte van de boodschap om enkel Allah te aanbidden. Deze twee hoofdstukken bieden troost en een handleiding hoe je met weerstand tegen je geloof kunt omgaan. Ik hoef dan ook niet ver te zoeken voor een reflectief moment:
“Inderdaad weten Wij dat jouw borst zich vernauwt vanwege hetgeen zij zeggen.“ (15:97)
Toen ik dit twee maanden geleden weer herlas, vlogen mijn gedachten terug naar de keren dat ik stilzwijgend ter verantwoording werd geroepen omwille van mijn geloof door een oude vriend. De eerste keer dook ik er nog vol in. 25 jaar kennen we elkaar al en, hoewel ik in het begin alle ruimte leek te krijgen om te zijn wie ik wilde, droogde het contact na korte moslimtijd op. Ik belde hem en smeekte hem dat ik langs wilde komen, het uit wilde praten, maar vooral boven tafel wilde krijgen waarom die vriendschap een stille dood leek te moeten sterven. Ik vroeg hem om naar mij te kijken en niet naar de media (Elsevier, Telegraaf, GeenStijl). Het leek bij hem aan te komen. Voor mezelf dacht ik: ook maar even de hoeveelheid moslimpraatjes terugschakelen, want waar het hart vol van is, loopt de mond van over. En mijn mond liep over – die feedback kreeg ik althans van mijn lieve moeder, dus enige aanpassing was geen slecht idee. Minder praatjes, meer daadjes. Het ging even goed.
Helaas was het na enkele jaren weer raak. Telefoontjes werden steeds minder vaak beantwoord, berichtjes bleven zonder respons en alleen langs virtuele weg was er nog wat contact. Dit had mij al moeten waarschuwen. Ik miste hem en zijn familie en ging langs. Niemand thuis, berichtje gedropt. Ik kreeg het benauwd. Het zal toch niet weer islam-gerelateerd zijn? Op het hoogtepunt van de Pegidabeweging brak hij mijn hart en kort daarna sloot hij ook ons laatste virtuele contactpunt af. Ik wist het even niet meer. Ik weet het eigenlijk nog steeds niet. Ik mis die gast als een malle. Wat te doen?
De Qur’an biedt soelaas in de verzen die volgen op het vers hierboven:
Verheerlijk dus jouw Heer met lofprijzing en behoor tot degenen die neerknielen. En dien jouw Heer tot het zekere [de dood] tot jou komt.” (15:98-99)
Het advies dat we hier in navolging van de Profeet Mohammed (vrede zij met hem) krijgen, is om ons te richten op Allah. Aanbidding geeft een benauwd hart weer wat lucht om te ademen.
Dat bracht verlichting en de vraag: hoe nu verder? Ik ben hier niet alleen voor mezelf. We zijn hier echter ook op de aarde om ieders leven te verbeteren, om ervoor te zorgen dat de maslaahah (laten we zeggen: de aan Zichzelf opgelegde goedheid voor de creatie) van Allah ook voor anderen tot uiting kan komen. In een vers omtrent de creatie van Adam (vrede zij met hem) en de hoogmoedige weigering van Iblies om voor hem te buigen, beschrijft Allah het volgende:
“Dit is een pad dat recht naar Mij leidt. Jij[Iblies] hebt geen gezag over Mijn dienaren, behalve over degenen van de dwalenden die jou volgen. Het vuur is voor hen de beloofde plaats…Maar degenen die aan hun verantwoordelijkheden voldoen [jegens Allah], zij bevinden zich te midden van tuinen en waterbronnen.” (Al Hijr 15: 41-45)
Wie wil er nu niet samen met zijn vrienden, familieleden en collega’s naar die mooie tuinen en waterbronnen gaan? Dat het vuur ons allen bespaard blijft? Ik wil dat voor iedereen, voor mezelf maar ook voor mijn ouwe vriend.
Allah de Verhevene zegt daarom tegen het einde van de juz’:
“Nodig uit tot het pad van jouw Heer met wijsheid, goede raad en verschil van mening met hen op een betere manier. Jouw Heer weet het beste wie van Zijn pad is afgedwaald en Hij weet het beste wie de rechtgeleiden zijn.” (Al Nahl 16:125)
Dit is het klassieke da’wah-vers dat we vaker geciteerd zien als het gaat om het uitnodigen van mensen naar islam. Het staat boordevol goedheid: ‘wijsheid, goede raad, betere manieren’ – dit doe je niet even tussen je dagelijkse activiteiten door, maar dien je onderdeel te maken van je hele wezen.
Die oude vriend van mij gaf me in onze laatste interactie aan niet te begrijpen wat ik nou moest met ‘dat ouwe boek.’ Wat Wilders, Geller of Leefbaar zeggen of schrijven, zal me een worst wezen, maar die enkele opmerking raakte me hard in mijn hart, alsof twee reusachtige handen mijn borstkas in elkaar duwde en ik geen lucht kon krijgen. Ik kon wel janken. Hoe zou ik hem ooit duidelijk kunnen maken wat dat prachtige Oude Boek voor mij betekent?
“Wij hebben het Boek alleen naar jou neer gezonden opdat jij hun datgene verduidelijkt waaromtrent zij van mening verschilden en als een leidraad en een barmhartigheid voor een volk dat gelooft.” (Al Nahl 16:64)
Voor een volk dat gelooft, maar elders in de Qur’an lezen we hoe breed die uitnodiging is, voor alle werelden namelijk:
“Wij hebben jou [Mohammed] slechts gezonden als genade voor de werelden.” (Al Anbiyaa 21:107)
Om het pad naar Allah te kunnen vinden, om weg te blijven van de invloed van de vervloekte duivel, zullen we, als erfgenamen van de Profeet, zijn boodschap door moeten geven; dat is de barmhartigheid die wij te bieden hebben. Kunnen we er mensen mee leiden? Nee, die kracht en macht liggen enkel bij Allah. Toen de Profeet zich bedroefd voelde over het ongeloof van de mensen, openbaarde Allah het volgende:
“Dus indien zij zich afwenden, jij hebt niet meer dan de plicht van de duidelijke verkondiging.” (Al Nahl 16:82)
“En wees geduldig! Jouw geduld is alleen met de hulp van Allah. Wees niet bedroefd over hen..” (Al Nahl 16:127)
Op ons ligt de plicht om te verkondigen: soms met praatjes, maar nog veel meer met daden. En als je dan toch tegen die muur van ongeloof en afkeer oploopt: keer terug naar Allah en gedenk Hem. Wees dankbaar, wees geduldig en vraag Hem om leiding voor jou zelf en voor al die anderen, vriend en vijand. En wees vervolgens in al je woorden en daden uitnodigend.
O Allah, neem de benauwdheid van ons hart weg. O Allah maak ons sterk, schenk ons Uw genade en barmhartigheid en leid ons en onze vrienden, familieleden, collega’s maar ook degenen die slecht over U, de Profeet en ons denken. Amien. Ya Ghafur, Ya Rahmaan, Ya Rahiem, amien!
(Ouwe mattie, als je dit per ongeluk leest: ik mis je, gap. Mochten we de kans krijgen, dan zou ik graag onze vriendschap weer in ere herstellen. De deur is open. Liefs, Noureddinus.)
Eén reactie op "Lucht voor een benauwd hart – Juz’ 14"
Allah is met de geduldigen.